Rubriek Japanse poëzie

Jolinda Daishin van Hoogdalem schrijft over haiku’s en andere Japanse poëzie. Zij schrijft zelf regelmatig gedichten, waaronder ook haiku’s. De natuur en zen zijn daarbij een grote inspiratiebron. In het dagelijks leven is Daishin acupuncturist en massagetherapeut. Sinds een aantal jaar geeft ze de Body&Mind weekenden op de Noorderpoort en begeleidt ze mensen in het Zenleven Thuis traject.

Humor

Laat alle bloesems in lachen uitbarsten

Het Japanse woord haiku bestaat uit twee karakters, Hai (俳), dat licht of grappig betekent. En Ku (句), dat vers of gedicht betekent. Haiku is dus een grappig of in ieder geval licht gedicht. Dat zouden we in alle ernst van zen bijna vergeten. Maar lachen of glimlachen relativeert de ernst van het leven. En tegelijk wordt het wel serieus genomen. Ik moet altijd een beetje glimlachen om de volgende haiku van Bassho, de beroemde haikudichter uit de 17e eeuw:

(Uit: Laat alle bloesems in lachen uitbarsten, de mooiste haiku’s van Bassho vertaalt door Jos Vos, Atheneum 2023)

Het is een gedicht dat hij schreef op een van zijn reizen naar het Noorden waar hij strandde in het plaatsje Shitomae vanwege een storm. Hij sliep in de stal van een van de grensovergangbewakers. Het was er niet comfortabel, maar altijd beter dan buiten slapen. En achteraf bezien best geestig. Zeker omdat Shitomae letterlijk ‘voor het pissen betekent’.  Japanners zullen de kwinkslag die Bassho hier maakt zeker begrepen hebben. De straal van het paard zal de eigen aandrang tot, verhoogd hebben. 

Het doet me denken aan een gedicht van Tan Taigi (1709-1771). Een meer onbekende haiku dichter over wie onlangs een bundel haiku in het Engels verscheen: Haiku Master Taigi. Dit is een vertaling van Klaus-Diether Wirth.

In de zomer zit je in de zendo en dan komt het eraan, een mug. Je zit stil. Is het een mannetje of een vrouwtje? Gaat zij naar mijn buur of pikt ze mij eruit? Laat je je prikken of beweeg je je duim? Tot de volgende komt. Blijf dan nog maar eens in de ongedeelde geest!

Een meer wrange humor treffen we aan bij Issa, een andere beroemde Haiku dichter.

Eenden werden in Japan en China met name in de winter opgegeten. In de lente werden ze met rust gelaten vanwege het nageslacht en de eieren. Dus ze kunnen nu wel opgelucht kwaken dat ze de dans ontsprongen zijn, maar volgend jaar…..Niettemin kwaken ze er onwetend vrolijk op los!

Vaak is Issa wat luchtiger:

Maar ook hier voel je de ondertoon van het tijdelijke, dat wat je echt niet kunt vasthouden. Maar toch vereeuwigd in deze haiku.

Niets is routine

Niets is routine

Daishin van Hoogdalem over een bijzonder zen-weekend

Als je op een sesshin de zendo rondkijkt, denk je misschien: zen is echt iets voor vijftigplussers. Maar dat is echt niet zo! Inez Eltink zocht via Instagram deelnemers voor een zenweekend voor jongvolwassenen op de Noorder Poort. Ze had in een mum van tijd 55 aanmeldingen. Waarom werd er zo gretig gereageerd? Terwijl een van de voorwaarden voor het meedoen was dat alles gefilmd en gebruikt mocht worden voor een documentaire over stilte. En er helaas maar plek was voor tien deelnemers. 

Inez studeert film aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Ze kreeg het idee voor haar afstudeerproject omdat ze ooit een bijzondere ervaring had met een middag in stilte en zelf ook wel eens mediteert.

Veel jonge mensen hebben belangstelling voor mediteren en gebruiken bijvoorbeeld een app. Of ze mediteren aan het eind van de yogales. Zou de stap naar een stilteweekend te groot zijn? Wat gebeurt er eigenlijk als je je even losmaakt van de hectiek van werk, opleiding, sociaal netwerk en sociale media? Bijna alle deelnemers leverden vrijdagavond 26 januari vrijwillig hun mobiel in. En na de maaltijd begonnen we aan het stille avontuur.

Je kon zaterdagochtend een speld horen vallen in de zendo. In die zin verschilt dit weekend niet van andere zenweekenden. Maar de sfeer is toch een beetje anders. Alles is nieuw voor de deelnemers. Buigen, soetra zingen, theedrinken, kinhin. Niets is routine. Misschien is het daarom zo intens. Dat het een en ander loskomt is wel duidelijk tijdens de dokusan. Hoewel onze problemen allemaal dezelfde oorsprong hebben, zijn er toch verschillen in de levensvraagstukken waar we voor gesteld worden. Dat de druk op jongen mensen vaak groot is wordt mij wel duidelijk. Er wordt zoveel verwacht wat betreft werk, opleiding en persoonlijke ontwikkeling, dat het haast wel moet vastlopen. Sommigen betalen een hoge prijs in de vorm van overspannenheid. Anderen voelen zich alleen staan omdat ze zich proberen te onttrekken aan de sociale druk.  Wie ben ik en wat wil ik zijn grote vragen.

Met kleine gebaren weten de rokers elkaar te vinden. In stilte staan ze samen te genieten van hun sigaretje. De een trekt zich terug en staart in de pauze naar de blauwe lucht. Terwijl een ander de gelegenheid te baat neemt om een sprintje te trekken over de kinhinpaden. En ligt daar iemand languit op de weg? Als ik in de pauze een wandelingetje maak op het terrein komt een deelnemer me achterop: Daishin, Daishin, mag ik wat vragen. Natuurlijk mag dat. Dan blijkt dat iets wat ik die ochtend verteld heb hem raakte, en nu is hij nieuwsgierig hoe dat voor mij is. Dus wandelen we al pratend een eindje samen op. Het zijn dit soort kleine dingen die het weekend net even anders maken. Ik voel onbevangenheid. En dat is ook licht. 

De behoefte om zich te uiten is groot, blijkt in het rondje ervaringen delen op zondag. Er is flink getekend en geschreven. Ik ben verrast door de inzichten die een weekend stil zijn oplevert.  Ontdekken dat je niet vreemd bent als je geen mensenmens bent. Dat dat oké is. Merken dat je verlangt naar stilte in je drukke leven en dat je in de stilte verlangt naar de drukte. Maar dat het een het ander niet uitsluit. Dat je daaraan voorbij kunt gaan. Ontspanning ervaren omdat je niet bezig hoeft te zijn met wat anderen van je denken of wat jij van anderen denkt. Opmerken dat je creativiteit groeit in stilte. Je realiseren dat verbinding heel belangrijk is en dat dat kan met woorden, maar ook in stilte. Die verbinding is zelfs zo groot, dat sommige deelnemers nog steeds  contact met elkaar hebben. 

Het was een bijzonder weekend. Er is onder jonge mensen duidelijk behoefte aan met elkaar mediteren. Zen wordt niet als vreemd ervaren. Nog even wachten en dan kunnen we het met eigen ogen zien. De documentaire van Inez zal waarschijnlijk in de zomer klaar zijn.

Rubriek Japanse poëzie

Jolinda Daishin van Hoogdalem schrijft over haiku’s en andere Japanse poëzie. Zij schrijft zelf regelmatig gedichten, waaronder ook haiku’s. De natuur en zen zijn daarbij een grote inspiratiebron. In het dagelijks leven is Daishin acupuncturist en massagetherapeut. Sinds een aantal jaar geeft ze de Body&Mind weekenden en zen weekenden op de Noorderpoort en begeleidt ze mensen in het Zenleven Thuis traject. Ardan Timmer, kunstenaar en cartoonist, ontwerpt de afbeeldingen voor de gedichten.

Keuken haiku

De keuken is het kloppend hart van ieder zenklooster. De kok heeft een belangrijke positie. Immers, alle monniken en nonnen moeten worden gevoed. Het bereiden van voedsel vraagt de juiste instelling en aandacht. Zenmeester Dogen uit de 13e eeuw heeft dan ook uitgebreide instructies voor de kok beschreven. Hij zegt onder andere dat je tijdens je werk als kok drie geesteshoudingen moet bewaken: een vreugdevolle hartgeest die het eten offert aan boeddha, dharma en sangha, een vriendelijke hartgeest als van ouders die welwillend en vriendelijk zijn voor hun kinderen, en een grote hartgeest als een oceaan waar alles in past. Die houdingen kunnen ook nog eens mooie haiku opleveren. 

Wellicht gluurde Kyoroku (1656-1715), een student van Basho, de bekende haikudichter uit de 17e eeuw, over de schouder van zijn vrouw of van het dienstmeisje in de pan op het vuur en werd hij getroffen door wat hij zag. De maan symboliseert de verlichte geest. En die is alom aanwezig, ook in een pan met aardappels! En lijken die grote ronde aardappels niet zelf een beetje op een maan? 

De fluweelzachte binnenkant van de boontjes verzachtten het hart van Hosai Ozaki (1885-1926), een Japanse dichter die een meer vrije versvorm van haiku voorstond. Wie wordt er nu niet geraakt door tere boontjes in de dop?

De gedichten van vrouwen werden in Japan wel keukenhaiku genoemd. Je zou dat denigrerend kunnen opvatten, maar het ook kunnen adopteren als geuzennaam. Want in de keuken werden niet alleen voedende en bijzondere maaltijden bereid door vrouwen. Ook hun geest werd op natuurlijke wijze klaargestoomd voor heldere inzichten. Zo worden ons prachtige haiku’s voorgeschoteld, niet alleen door boeddhistische nonnen overigens. 

Zuster Benedicta wikt en weegt de ingrediënten voor de maaltijd die ze voor haar medezusters gaat bereiden:

Chigetsu-Ni (1634-1706), ook een student van Basho, waste met volle aandacht de groente. Wie weet had ze die wel zelf verbouwd en net geoogst. Dan hoort ze de zang van de Japanse struikzanger die de lente aankondigt. En even pauzeert ze om te luisteren. 

Welke lente wacht Chigetsu-Ni?

En als laatste een haiku van Prabhasadharma zenji, de meester die onze school oprichtte. Zij heeft tijdens haar training veel tijd in de keuken doorgebracht. Op een avond kwam ze terug van een reis met haar meester:

Waarbij ze opmerkte dat de lengte van de spruiten precies de tijd van haar afwezigheid weergaven. Een plots inzicht in vergankelijkheid en hoe het leven doorgaat tijdens je afwezigheid.

Rubriek japanse poëzie

Jolinda Daishin van Hoogdalem schrijft over haiku’s en andere Japanse poëzie. Zij schrijft zelf regelmatig gedichten, waaronder ook haiku’s. De natuur en zen zijn daarbij een grote inspiratiebron. In het dagelijks leven is Daishin acupuncturist en massagetherapeut. Sinds een aantal jaar geeft ze de Body&Mind weekenden op de Noorderpoort en begeleidt ze mensen in het Zenleven Thuis traject.

Zomer

Misschien heb je de kikkerconcerten in mei op de Noorder Poort wel eens gehoord? Ze vallen stil als je voorbij de poel loopt. Maar als je weg bent beginnen ze weer. De mannetjes kwaken erop los om een vrouwtje te veroveren. Ook in Japan kondigt kikkergezang het begin van de zomer aan. Kikaku, een leerling van de grote haikudichter Bassho, beschrijft het tevoorschijn komen van een kleine boomkikker, amagaeru. Deze felgroene kikkertjes zijn niet groter dan het topje van je duim! Stel je dan dat kleintje voor op een nat bananenblad. En de zachte bewegingen van het blad. Wat een opmerkzaamheid van Kikaku! Hij moet veel van de natuur gehouden hebben. 

Het eerste wat je doet als je wakker wordt, is naar de badkamer lopen en je gezicht wassen. In het oude Japan moest je naar de waterput lopen om water te halen. Tot haar grote verassing vindt Chiyo, een bekende haiku-dichteres, de wateremmer omarmd door klimmende winde. Ze is met stomheid geslagen. De schoonheid van het tafereel overvalt haar. Het komt niet in haar op om bloem en emmer te scheiden. Zij is immers op dat moment ook niet gescheiden van emmer en bloem. Ze vraagt haar buren of ze hun waterput mag gebruiken. Wie weet wanneer ze dit voorval in een haiku vormgaf? Bij het ontbijt, of pas ‘s avonds als ze uitrust na een dag werken? Het is maar een kleine gebeurtenis aan het begin van de dag. Maar toch.

In mijn vorige huis groeide de wingerd tegen de muur en ving de ochtendzon. In de zomer was het iedere ochtend een waterval van bloemen. Wat een geluk bij het ontbijt. 

Nog een laatste zomertafereel. ‘De ware aard van de dingen is poetisch,’ zou Buson verklaard hebben. Hij was een bekend dichter maar ook een beroemd schilder. Zijn haiku zijn net tekeningen. Met weinig woorden schetst hij iets waar we ons allemaal weleens over verwonderd hebben: een vlieg die zijn pootjes wrijft. Als je zo intens kijkt, zul je nooit meer een vlieg kwaad doen!

Haiku rubriek

Vanaf dit nummer schrijft Jolinda Daishin van Hoogdalem over haiku’s en andere Japanse poëzie. Zij schrijft zelf regelmatig gedichten, waaronder ook haiku’s. De natuur en zen zijn daarbij een grote inspiratiebron; zie ook in dit nummer in de rubriek Dichter bij Zen. In het dagelijks leven is Daishin acupuncturist en massagetherapeut. Sinds een aantal jaar geeft ze de Body&Mind weekenden op de Noorderpoort en begeleidt ze mensen in het Zenleven Thuis traject.

Herfst

Kersenbloesems vallen, bladeren vallen

en de wind jaagt ze beide over de grond.

We kunnen wat in de dingen ligt niet 

met de ogen of oren vasthouden.

Zouden we er greep op krijgen,

dan zou het leven van ieder ding spoorloos verdwenen zijn. 

Matsuo Bassho (1644-1694)1Uit: Zaden van een berk, Clark Strand, Elmar 1998

Als we onze zintuigelijke ervaring proberen vast te grijpen, dan verdwijnt het leven eruit. En toch een gedicht schrijven. Het onmogelijke onder woorden brengen. Dat kon de Japanse dichter Bassho heel erg goed. Hij werd beroemd vanwege zijn haiku’s. Haiku’s zijn korte verzen van drie regels van ieder 5-7-5 lettergrepen. Ze gaan meestal over een directe ervaring. Daarom worden ze vaak met zen in verband gebracht. Daarin gaat het immers ook om onze directe ervaring. Maar je hoeft geen zenbeoefenaar te zijn om haiku’s te schrijven. Iedereen kent directe ervaringen. De kunst is ze zo te verwoorden, dat een ander zich met jou kan verwonderen over die ervaring. 

Rietpluimen wuiven

zachtsuizend in de herfstwind,

geen ander geluid

Addie Abelman 2Uit: Zaden van een berk, Clark Strand, Elmar 1998

De herfst is met zijn terugtrekkende beweging voor veel dichters een inspiratiebron. 

Laag over de spoorlijn

vliegen de wilde ganzen

door de maan beschenen

Shiki (1867-1902) 3Uit: Haiku, een jonge maan, J. van Tooren, Meulenhoff 1983

Traditioneel komt in haiku één of meer woorden voor waardoor we direct weten in welk seizoen we zitten. Wilde ganzen zijn in de herfst op trektocht. Als we ze horen, kijken we gauw naar boven en dan zien we ze in formatie vliegen. Telkens een andere gans op kop. Maar hier neemt de dichter ze waar bij het licht van de maan. In Japan is het traditie om het begin van de herfst te vieren door naar de volle maan kijken: tsukimi. Het is een moment om stil te staan bij het verglijden van de tijd en om dankbaarheid te voelen voor alles wat het leven ons tot dan toegebracht heeft. Het gedicht vertelt niet letterlijk of de dichter, al dan niet in gezelschap van anderen, naar deze volle maan heeft gekeken. Maar het is wel aannemelijk.

De maan komt regelmatig voor in haiku, niet alleen in herfstgedichten. Een van mijn favorieten, misschien ken je het wel, een heel bekend gedicht van de dichter Ryokan:

Het enige dat de dief

achterliet: de maan

in mijn raam

Ryokan  (1758-1831), een zenmeester zonder tempel, leidde een heel simpel leven. Hij had niet veel bezittingen: een kom, eetstokjes, een dunne deken, bewaard in een eenvoudige hut. Een dief nam ze mee, maar Ryokan was dankbaar voor de maan die hem door het raam bijlichtte. 

De dagen worden kouder en ik haal mijn winterjas tevoorschijn, een erfenis van mijn moeder. Ik was er altijd een beetje jaloers op. 

Mijn lievelingskleur

jouw purperen winterjas

droeg jij hem nog maar

Dichter bij zen

Jolinda Daishin van Hoogdalem, schrijft regelmatig gedichten waaronder haiku’s. De natuur en zen zijn daarbij een grote inspiratiebron. In het dagelijks leven is ze acupuncturist en massagetherapeut. Sinds een aantal jaar geeft ze de Body&Mind weekenden op de Noorderpoort en begeleidt ze mensen in het Zenleven Thuis traject. Vanaf dit nummer verzorgt ze ook de rubriek over Japanse poëzie.

Slapende kat, Jan van Essen (1864-1936), Rijksmuseum Amsterdam

Dichter bij zen

Haiku’s van Jolinda Daishin van Hoogdalem

gingko Biloba

je goudgele waaiers

zomaar op de grond

in het gras liggen

kijken naar de wolken

tot het theetijd is

een leeg terras

de lapjeskat op een stoel

wacht op bediening

een zonnestraaltje

streelt krokussen in de sneeuw

jouw hand in de mijne

avondwandeling:

sneeuwstampen bij de voordeur

alles is lichter

Zen in het wild

Zen in het wild

door Daishin van Hoogdalem

Kamperen in het wild? In Nederland? Gecombineerd met zen? Ik wist niet wat ik las in april in de nieuwsbrief van het Dharmahuis Leeuwarden. Bestaat dat echt? Zonder aarzelen heb ik me direct aangemeld en ik heb er geen spijt van gehad.

 

De stille week in de natuur vond plaats in een berkenbos op een schiereiland aan de rand van de Oude Venen, net onder Leeuwarden. Om er te komen, voeren we vanaf het pittoreske dorpje Warrega met een bootje tussen de weilanden en rietkragen naar het natuurpark. We lieten de ‘gewone’ wereld steeds verder achter ons. Toen we aan wal stapten, wachtte ons een verrassing: de bodem van het eiland is veengrond. Bij elke stap veert de bodem een beetje mee.

 

Een klein paadje leidde ons naar een open plek in het berkenbos. Daar konden we ons kamp opslaan. Bij wildkamperen hoort natuurlijk ook een buitentoilet. En ik moet zeggen, dit was een wc met het mooiste uitzicht ooit op bomen, struiken en planten. En ja, ook de douche was echt buiten. Beide wel afgeschermd met een bescheiden zeil, maar met een open zijde.

De kampeerplaats

Het buitentoilet

’s Ochtends en ’s avonds mediteerden we in de boszendo met uitzicht op het bos. De geluiden van de vogeltjes en het ruisen van de bomen waaiden zo naar binnen. Het was geen uitzonderlijk mooi weer, die week in augustus (terwijl het daarvoor zo heet was geweest). Maar eerlijk gezegd, dat gaf helemaal niets. Want het gekletter en geborrel van de regen terwijl we in de boszendo zaten was gewoon een prachtig concert, begeleid door een parfum van natte aarde. Want van de hele dag buiten zijn, gaan echt al je zintuigen open.

 

De tijd buiten de meditatie en de huishoudelijke klusjes, konden we vrij indelen. Ik vond het heerlijk om over het eiland te struinen, tussen de struiken en de bomen, al liep ik daardoor ook een paar teken op. Ook fijn was een plekje zoeken langs het water om naar de onstuimige luchten te kijken. Een verrekijker hield ik onder handbereik om naar kiekendieven, buizerds en ander gevogelte te loeren. Soms liep ik door de weilanden en rietkragen om een eindje verderop het gedrag van de lepelaars te bestuderen. Wist je bijvoorbeeld dat ze proberen de vis uit elkaars bek te stelen?

 

De boszendo

Zwaar weer op komst

We waren met een klein groepje (vijf mensen) en die intimiteit was heel passend bij dit kleine natuurreservaat. Tenjo, die de week begeleidde, hield elke dag bij de koffie een kleine toespraak waarbij ze ons aanmoedigde om de omgeving met onze zintuigen direct te ervaren. Als we wilden konden we uitdrukking geven aan die ervaringen door te tekenen of te schrijven. Dat leverde mooie impressionistische tekeningen en soms ook heel nauwkeurige observaties op. Ook schreven we haiku’s op die we aan elkaar voordroegen.

Tekening van Daishin

Zonlicht in het bos
twee dartelende vlinders
geen spoor van regen

Haiku van Tenjo osho

En als laatste, maar niet het minste: de kok schotelde ons drie keer per dag een heerlijke maaltijd voor. Dat hij zich redde in de buitenkeuken, die het door hevige regenval soms zwaar te verduren kreeg, is een wonder. Gelukkig was het ook vaak genoeg droog en konden we buiten eten. De laatste avond stookten we een vuurtje dat nog lang na gloeide. Net als mijn herinneringen aan deze heerlijke week.

 

Wil je ook ervaren hoe het is om een hele week buiten te zijn? Tenjo organiseert in augustus 2020 maar liefs twee natuurretraites: van 3 tot en met 7 augustus en van 10 tot en met 14 augustus.

 

Opgeven en meer informatie vind je bij het dharmahuis

De kooktent en de eettafel

De laatste avond

Buigen voor Hakuin

Ingang van de tempel van Hakuin

Buigen voor Hakuin

door Jolinda Daishin van Hoogdalem

Wijs met je muis naar onderstreepte zen-termen voor een verklaring

 

Al vrij snel op mijn zenpad stuitte ik op meester Hakuin, een Japanse zenmeester die leefde van 1685 tot 1768. In 1990 kocht ik A First Zen Reader van Trevor Legget en daarin werd ik gegrepen door Hakuin’s Gedicht over meditatie. Het begint zo:

 

Alle wezens zijn van begin af aan boeddha’s.

Het is zoals water en ijs:

Zonder water geen ijs;

Zonder levende wezens geen boeddha’s.

 

Ik was meteen nieuwsgierig naar de zenmeester die dat verkondigde. Meester Hakuin leefde in de tijd dat zen vooral een aristocratische aangelegenheid was. Hijzelf was echter wars van uiterlijk vertoon en maakte geen onderscheid tussen rijk of arm. Een groot deel van zijn leven woonde hij in een eenvoudig stadje aan de voet van de berg Fuji, ver van het hofleven in Kyoto. Daar gaf hij zen zijn Japanse gezicht. Dus daar wilden we zeker naartoe, nu we naar Japan gingen.

 

Om te wennen aan het Japanse leven bleven we een paar dagen in Kamakura, de vroegere keizerlijke hoofdstad. Ik was over alles even opgetogen en opgewonden: dampende noedelsoep eten in een piepklein restaurantje, karpers voeren in de tempelvijver, lunchen met zeven verschillende gerechten, dertig soorten tofu in de supermarkt. In een van de grote zentempels in Kamakura luisterden we naar de regen die naar beneden gutste, waarna we door een dampend bos liepen vol kwinkelerende vogeltjes en zoet stinkende vruchten van de ginkgoboom. En nu zijn we op weg naar Mishima om van daaruit Hara te bezoeken, de geboorteplaats van Hakuin.

 

Hara ligt aan de kust, net onder de rook van Mishima, een stad met meer dan een miljoen inwoners. Het vissersdorp ligt aan de Tokaido, de grote handelsroute die Tokyo met Kyoto verbindt. Ik stel me voor hoe het in de tijd van Hakuin moet zijn geweest. Er was altijd wat te beleven, vertelt Hakuin in zijn biografie Wilde klimop. Zijn vader runde een herberg, dus hij zag allerlei soorten gasten komen en gaan: muzikanten, kooplui, kermisklanten, voorname lieden en natuurlijk ook monniken. Later trok de monnik Hakuin zelf te voet door Japan, slapend waar hij onderdak kreeg – soms  was dat onder de blote hemel.

 

Met een Japans blaadje over meester Hakuin, vertaald door Google translate, hopen we zijn tempel te kunnen vinden. Shōin-ji ligt nog steeds wat achteraf, aan het eind van een smal straatje, net voorbij Hakuins ouderlijk huis. Er is rust en ruimte. Links van de poort staat een grote tempelklok – precies zoals het klokje dat wij altijd slaan in de Noorder Poort voor we naar sanzen rennen, maar dan in reuzenformaat. Elk tempelcomplex telt meerdere gebouwen. Recht voor ons ligt de hoofdtempel. Boven de ingang hangt een kalligrafie in stevige karakters. Helaas kan ik ze niet lezen, maar de kracht en dynamiek van de penseelstreken verraden een geoefende hand. Van Hakuin? We turen naar binnen. De kaarsen van het hoofdaltaar belichten net voldoende de versleten tatami en de verkleurde geborduurde randen rond de rolschilderingen. Een gigantische, dikbuikige mokugyo en een klankschaal zo groot dat er een kind van zes in zou passen, staan naast een zabuton. Een dunne balk belet ons subtiel de toegang, iets wat we natuurlijk respecteren, al zou ik heel graag op die dikke houten vis slaan om hem zijn klanken te horen uitspuwen.

Zendo van Shoinji, de tempel van Hakuin

Zendo van Shoinji

Links naast de hoofdtempel ligt de zendo, een forse hal die aan vijftig monniken plaats zou kunnen bieden. De kaihan is ruw met een holte van versplinterd hout. Ook hier zijn de tatami versleten. Er hangt een intense stilte, die nog eens versterkt wordt door tjirpende krekels buiten. Het is er koel, aangenaam. Vooraan bij een kussen en mat liggen kleppers en een inkin naast een soetraboekje. Een stilleven.

 

Ik durf niet zo goed verder naar binnen te gaan en loop weer terug naar het erf. Verblind door het zonlicht lopen we naar de nieuwe zendo, die duidelijk van recente datum is. Het ruikt nog naar vers hout. Binnen zitten werklui en een vrouw wat te eten. Ze begroeten ons vriendelijk en wij groeten en buigen terug. We krijgen een foldertje – aan de plaatjes te zien over de tempel en over Hakuin, maar helaas helemaal in het Japans. De vrouw gebaart ons haar te volgen. We lopen mee terug naar de oude zendo. Op kousenvoeten volgen we haar dit keer tot achterin. Ze gebaart naar een donkere nis met een trappetje die we eerst over het hoofd hadden gezien. Ze dringt aan er naar binnen te gaan. Plots sta ik oog in oog met een levensgroot beeld van Hakuin: een stuurs gezicht met uitpuilende ogen, een blik die dwars door je heen kijkt. Ik val prompt op mijn knieën en maak een diepe buiging. Ik blijf een tijdje in seiza naar hem staren. Tranen wellen op uit mijn binnenste. Ik ben sprakeloos. Het beeld blaast me volledig van de sokken. Die norse, doordringende blik maakt duidelijk dat Hakuin een strenge leraar was voor zijn studenten. ‘Wee je gebeente als je niet oefent’, lijkt hij te zeggen. Uiteindelijk maak ik me los en loop langzaam weer naar buiten.

Beeld van Hakuin

Beeld van Hakuin

Achter de tempel ligt de tuin met een begraafplaats voor de monniken. Nergens een naam. De stenen van de monniken en abt hebben allemaal dezelfde vorm. De grafstenen van de leken hebben wel een naam. Naast het kerkhof liggen de privévertrekken van de abt, en ik neem aan vroeger van Hakuin. Twee reusachtige stenen liggen tussen struiken, een paadje en enkele kleine tempeltjes, als eilandjes in een oceaan. Dit is geen traditionele droge zentuin, maar je voelt dat dit schijnbaar nonchalante patroon het hele universum omvat. De twee grote stenen heeft Hakuin ooit cadeau gekregen van een bevriende koopman en hij was er bijzonder mee in zijn nopjes, weet ik uit zijn biografie.

 

Hakuin heeft deze tempel onder zijn hoede genomen op verzoek van zijn vader. Het was toen een bouwval met twee bewoners: de kok en de kat Nansen. Hij is er niet meer weggegaan, ook niet toen de berg Fuji naar alle kanten vuur spuwde. Om hem heen vluchtte iedereen naar Mishima, Hakuin bleef. Hij bleef ook toen bijna al zijn monniken stierven van de honger in de jaren van hongersnood die erop volgden. Later groeide zijn faam en stroomden de monniken en bezoekers toe. Maar Hakuin hield de tempel simpel. Hij bedacht er zijn beroemde koan, die alle zenstudenten wel een keer in de schoot geworpen krijgen: wat is het geluid van één hand? Hij moedigde leken aan om zen te beoefenen en verleende hun inka, transmissie, iets wat zeer ongewoon was in die tijd. Hij onderwees jong en oud, man en vrouw. Hij zag niet in waarom vrouwen niet in staat zouden zijn tot verlichting. Zodoende telde zijn lekenschare ook een flink aantal dames. Ook dat was hoogst ongebruikelijk in die tijd. Uiteindelijk benoemde Hakuin twee monniken tot zijn opvolgers, of liever gezegd: hij moest hen meerdere malen smeken zijn zenlijn voort te zetten. De een bleef in Hara. De ander ging akkoord op voorwaarde dat hij een eigen klooster kreeg in Mishima.

Kaihan bij de tempel van Hakuin

De kaihan, de houten plank waarop bij zonsopgang en zonsondergang geslagen wordt

Als we teruglopen naar het voorerf zien we nieuw bezoek: twee oude Japanse dametjes die we buigend begroeten met ‘ohayo gozaimas’ (goedemorgen). Met handen en voeten komen we erachter dat we alle drie zenstudenten zijn. Rinzai? Hai, ja, Rinzai. Koan? Hai, ja, koan. We klappen ‘geluidloos’ in onze handen en lachen uitbundig. Zij zijn net als ik op pelgrimage en nog helemaal onder de indruk van hun bezoek aan de houten meester Hakuin. We verzinnen gauw wat cadeautjes om uit te wisselen, iets waar Japanners dol op zijn. Ik neem met een buiging een kartonnetje frisdrank in ontvangst en geef hun mijn Japanse folder. Ik glip nog een keer naar binnen om een laatste blik te werpen op meester Hakuin. Ik vind hem al minder streng. Er gaat ook een groot mededogen van hem uit. Ik voel me zo innig dankbaar en zo licht en blij. Alle wezens zijn van begin af aan Boeddha. Zo simpel, zo gewoon.