Hans Reddingius (geboren in 1930) raakte in de jaren zeventig van de vorige eeuw geboeid door de Japanse versvorm haiku. Hij is al veel jaren actief lid van de Haiku Kring Nederland, en was zeven jaar lang hoofdredacteur Nederland van het Nederlands-Vlaamse haikutijdschrift Vuursteen. Sinds 1998 beoefent hij Zen, onder meer in retraites op de Noorder Poort. Hij verzorgt voor ZenLeven een haikurubriek.

 

Seizoenen

vakantie aan zee 

haar voetafdrukken

weer wat groter

Frieda Gheysens

 

Volgens de Japanse traditie moet een haiku een seizoenaanduiding bevatten. Daaraan is in de bovenstaande haiku voldaan. Vakantie aan zee: dat moet in de zomer zijn. En dan komt er iets waar je als lezer van alles bij moet invullen, want er wordt niets expliciet vermeld. Van wie zijn de voetafdrukken wat groter, groter dan wat, en sinds wanneer? Mijn invulling is: hier is een ouder aan het woord die, evenals vorig jaar, met haar of zijn kleine meid naar het strand gaat en kijkt naar de voetafdrukken van het kind in het zand. Hij of zij herinnert zich hoe die voetafdrukken er vorig jaar uitzagen, en ze hebben dezelfde vorm, maar ze zijn groter geworden – en dat is al eens eerder gebeurd. Dat is een heel verhaal en als je het zo in proza opschrijft is er niet veel aan. De haiku, doordat die alleen beknopt weergeeft wat er te zien is, roept direct een gevoel op.

 

Esdoorn; Sakai Hoitsu (1761-1828)

Esdoorn; Sakai Hoitsu (1761-1828)

In traditionele Japanse haiku’s diende men één, en niet meer dan één, seizoenwoord aan te treffen. Een seizoenwoord (kigo) is een woord waaraan het seizoen direct is te herkennen. Men had hele boekwerken met geijkte seizoenwoorden. Sommige liggen voor de hand, zoals sneeuw voor winter of kersenbloesem voor het voorjaar. Maar andere waren minder vanzelfsprekend: mist voor lente, maan voor herfst, wilde eend voor winter. Bliksem is een seizoenwoord voor Augustus, in Japan vroege herfst, bij ons late zomer.

 

De bliksem flitste –

door een opening in ’t bos

wordt water zichtbaar.

Masaoka Shiki (1867-1902)/J. van Tooren

Dit is een van de haiku’s waar ik van houd en ik hoop dat jij, lezer, hem ook waardeert zonder verdere toelichting. Maar als je dit leest is het al herfst. Natuurlijk een seizoen van spinnenwebben, vallende blaadjes, nevel en mist, storm en regen.

 

Op eigen tijden

breken eikels de stilte

van een leien dak.          

Anton Gerits

 

De stilte van een leien dak – nou ja, een leien dak maakt doorgaans inderdaad geen lawaai, het ligt daar maar onverwoestbaar te wezen, een beetje ouderwets ook. Maar we hebben de uitdrukking ‘het gaat van een leien dakje’, wat betekent dat iets erg gemakkelijk en vanzelfsprekend gaat. Even vanzelfsprekend vallen die eikels, en al vallend maken ze geluid, op dat dak. Niet allemaal tegelijk, en ook niet volgens een duidelijk patroon. Iedere eikel valt zo op zijn eigen tijd. Je kunt gaan zitten en luisteren naar dat getik. De seizoenen gaan en komen, stilte wisselt af met geluid en het is goed zo.

 

Haiku’s uit: Vuursteen Tijdschrift voor haiku, senryu en tanka, jaargang 35 nr 1, Lente 2015;  Haiku Een jonge maan. Japanse haiku van de vijftiende eeuw tot heden, Keuze, inleiding en vertaling door J. van Tooren. Meulenhoff, Amterdam 1973; Haiku, een vroege pluk. Samengesteld door Simon Buschman. Kairos, Soest 1981