Dichter bij Zen

Foto Ryan Minion

Dichter bij Zen

door Auke Leistra

In september is bij uitgeverij Elixer van onze redacteur Auke Leistra de dichtbundel Een ander woord voor moeder verschenen. We citeren de tekst op de webpagina voor de bundel:

Auke Leistra was de veertig al gepasseerd toen hij erachter kwam dat hij in zijn eerste anderhalve levensjaar lange tijd niet bij zijn moeder had gewoond, omdat ze toen ‘psychisch labiel’ was. Hij werd ondergebracht bij een verre tante, van wie hem nooit meer was verteld dan dat ze ‘hem had leren lopen’.

Het was een late openbaring die zijn verstoorde verhouding met het leven in het algemeen en zijn moeder in het bijzonder in een verhelderend licht zette. Bij dat vaak wat schrille licht schreef hij deze bundel.

De bundel bestaat uit drie secties: Verwijdering, Variaties op een thema, en Toenadering. Uit elke sectie tonen we een gedicht.

Bij nader inzien

Als kind kon ik ’s avonds in de schemering

geen raam voorbijlopen zonder een blik

in de verlichte huiskamer te werpen

en achter elk gezicht dat ik daar zag

een peilloos verdriet te vermoeden.

Veel later pas zou ik begrijpen

dat elk raam waar ik als kind

een blik in had geworpen

een spiegel was geweest.

Eeuwige sneeuw

De scherven liggen rond zijn voeten

als de glitter rond de poten

van het hert in zo’n glazen bol

die je in souvenirwinkels kunt kopen.

Schudden voor gebruik.

Op mocassins van hertenleder

gaat hij geruisloos door het leven,

altijd beducht voor de sneeuwstorm

die bij het geringste op kan steken.

Herkenning

Mijn moeder weet nog hoe ik heet,

maar het zal niet lang meer duren

of wij zijn vreemden voor elkaar.

Dan is de kring gesloten

en zal alles weer vertrouwd zijn

in zijn hartverscheurendheid.

Dichter bij zen

Dichter bij zen

In de rubriek Dichter bij Zen plaatsen we gedichten van mensen uit de Sangha. Dit keer een bijdrage van Monique Leferink op Reinink, ook geplaatst in Buiten Onze Gedachten Is Geen Tijd, een bloemlezing met gedichten over de tijd, verschenen bij uitgeverij Gopher. Het gedicht werd ingestuurd voor een prijsvraag en kreeg een eervolle vermeldingEn een bijdrage van Tenjo osho.

Ensō

Door Monique Leferink op Reinink

Alle boeken uitgeruimd, vallicht
in de kamer,  de roep van een voorbijganger
slaat wakken in de tijd
er is geen komen, er is geen gaan

zij draagt de tijd in zich als water
licht verft haar bedding
ik schuif haar kussen dichter naar de maan
tot ergens een mond ons achterlaat

hoe we knikkers begroeven in de achtertuin
voor later, een fles de zee ingooiden
wie wacht aan de andere kant
van het heden

struikelt, opent een raam, durft
zonder blinddoek, ziet
hoe zij de dood vertrouwt, overgaat
hoe even het water trilt
onder laag overvliegende ganzen.

Kalligrafie van Anneke Roozendaal

Individuele kinhin

Door Tenjo Schröder

Ik stap naar buiten
Een vogel met kwikkende staart
hapt venijnig om zich heen
nog eens en nog eens

Vogels vliegen op uit het hoge gras
de bomen in en verder
Vrede welt op

Velden van aubergine, geel en een vale zandkleur
Een uitgedroogde regenworm
heeft de andere oever niet bereikt

Drenkelingen in de Middellandse zee
Konden we de bodem maar zien
En hun namen eren

Bzzzzz zzz zzzzz
Hommels en bijen hebben de klaver gevonden
Als kind zogen we de bloemetjes uit
voor een vleugje honing
Te weinig om nu nog voor door mijn knieën te gaan

De kikkers zijn stil
De vogels des te minder
Ongegeneerd, niet bang voor wat de buren ervan vinden

Klik klik klik…

Tijd om naar binnen te gaan

Dichter bij Zen

Dichter bij Zen

door Sjoerd-Paul Beenders

Voor haar afstuderen aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht maakt regisseuse Inez Eltink een documentaire met als werktitel Je bent al hier, waarin ze acht jongvolwassenen volgt terwijl ze een weekend in stilte zijn. De opnamen waren van 26 tot 28 januari op de Noorder Poort, tijdens een speciaal hiervoor georganiseerd zen-weekend (zie ook Niets is routine). Eén van de deelnemers, Sjoerd-Paul Beenders, schreef tijdens dit weekend een aantal gedichten, waarvan we er een paar uitkozen.

Je bent al hier

De dauw op het beslagen dakraam

Adem uit – je bent al hier

Alles is er, niets verkeerd, je hoeft niets

te verschuiven, of te rangschikken, te ordenen

Het is goed zo

En dat is mooi, je struikelt haast over de zingeving – maar het is ook spijtig

want ik hou zo van zoeken

en van dwalen

en van doen alsof het beter kan.

Wie

Wie schrijft?

De pen, de hand, het denkgemaal?

Wie leest?

De ogen, de lippen, het raderwerk?

Wie vraagt?

De schaduw van de grote wijzer op de klok

Nét geen vijf voor half twee

Dichter bij Zen

Dichter bij Zen

door Gudrun Kowallik en Allard Gosens

Alan Watts (1915-1973) zei: “De beste manier om modderig water helder te krijgen, is het met rust te laten“. Anshin Tenjo roshi koos dat citaat als motto voor het zen weekend dat ze in februari op de Noorder Poort begeleidde: onze geest wordt helder door in meditatie de ronddraaiende gedachten met rust te laten. Ze illustreerde dat met een vaas vol modderig water uit één van de poelen. Gudrun Kowallik fotografeerde deze onderwaterwereld. In hetzelfde weekend beschreef Allard Gosens zijn ervaringen in een gedicht.

In de branding

stond ik fier en statig

Het ochtendlicht liet

de schuimkoppen glinsteren

Golven als wervelende gedachten

kolkten uur na uur

rond mijn voeten

Langzaam zoog het strand

mijn voeten dieper en dieper

het schuimende zand in

Vermoeidheid trok als de

klamme zeekou 

langzaam mijn botten in

Hoog torenden de golven

ver boven mijn hoofd

happend naar adem

Totdat ik de fierheid vergat

en ook de statigheid

Er waren louter golven

zeewind en zand

Zo werd ik als de golven

en rolde en tuimelde

in de branding van de zee

Dichter bij zen

Jolinda Daishin van Hoogdalem, schrijft regelmatig gedichten waaronder haiku’s. De natuur en zen zijn daarbij een grote inspiratiebron. In het dagelijks leven is ze acupuncturist en massagetherapeut. Sinds een aantal jaar geeft ze de Body&Mind weekenden op de Noorderpoort en begeleidt ze mensen in het Zenleven Thuis traject. Vanaf dit nummer verzorgt ze ook de rubriek over Japanse poëzie.

Slapende kat, Jan van Essen (1864-1936), Rijksmuseum Amsterdam

Dichter bij zen

Haiku’s van Jolinda Daishin van Hoogdalem

gingko Biloba

je goudgele waaiers

zomaar op de grond

in het gras liggen

kijken naar de wolken

tot het theetijd is

een leeg terras

de lapjeskat op een stoel

wacht op bediening

een zonnestraaltje

streelt krokussen in de sneeuw

jouw hand in de mijne

avondwandeling:

sneeuwstampen bij de voordeur

alles is lichter

Zen-inzicht in vier regels

Zen-inzicht in vier regels

Hui Neng (Liang Kai, 13e eeuw)

In de zevendaagse dai-sesshin van 18 tot 25 juni sprak Jiun roshi over de Platform-soetra van Hui Neng (638-713). Volgens die soetra werkte Hui Neng als keukenhulp in het klooster van de vijfde zen-patriarch. Toen die een opvolger wilde aanwijzen, schreef hij een wedstrijd uit: alle monniken konden een gatha, een vierregelig vers, inleveren waarin ze hun inzicht toonden. Op grond van die gatha’s zou hij zijn opvolger kiezen. De monniken durfden niet. Zelfs de hoofdmonnik, de gedoodverfde opvolger, twijfelde aan zijn inzicht en besloot daarom zijn vers anoniem op een muur te zetten. Dat luidde:

Het lichaam is de boom van verlichting,
de geest is als de standaard van een heldere spiegel;
blijf die altijd ijverig poetsen,
zodat er zich geen stof op kan verzamelen.

Toen Hui Neng dit vers te horen kreeg (hij kon zelf niet lezen), liet hij een eigen vers er naast zetten:

Verlichting is geen boom.
De heldere spiegel heeft geen standaard;
oorspronkelijk is er niet één ding:
welke plaats kan er zijn voor stof?

Op grond van dat vers werd Hui Neng de zesde patriarch.

Naar aanleiding van dit bekende zen-verhaal vroeg Jiun roshi aan het eind van de sesshin aan alle deelnemers om ook een gatha te maken.  Dat hebben ze allemaal gedaan.

Het was geen wedstrijd. Deze gatha’s kun je zien als het gezamenlijke resultaat van vijftien mensen die een week lang samen intensief mediteren. De schrijvers zijn (in alfabetische volgorde) Agetsu, Daido, Gudrun Kowallik, Jacky Limvers, Jiun roshi, Jörg Strebe, Kido, Kyogen, Lilian van der Vaart, Lisette Durenkamp, Pieter Kempers, Shinjin, Suigen osho, Tenjo osho, Yuko.

De gatha’s staan niet in dezelfde volgorde als de namen.

Dichter bij Zen

In de rubriek Dichter bij Zen plaatsen we gedichten van mensen uit de sangha. Tijdens de go-sesshin in augustus liet deelneemster Mirte Slenders zich door de meditatie én de prachtige omgeving inspireren tot deze foto-haiku’s.

Dichter bij Zen

door Mirte Slenders

rubriek-dichter-bij-zen

Dichter bij Zen

In dit nummer starten we met een nieuwe rubriek onder de naam Dichter bij Zen, met gedichten van mensen uit de sangha.

Hierbij in dit kader twee gedichten van Auke Leistra. De zenoefening gaat om bevrijding – en voor velen van ons is één aspect daarvan ons vrijmaken van de spoken in onze geest, wat begint met herkenning van precies dat: dat het spoken zijn.

Gooien met modder

 

Wat doen we met moeder met de kerst

is elk jaar weer een wezenlijke vraag,

maar van veel wezenlijker aard is de vraag:

wat doen we met vader, in zijn graf?

Blijven we hem haten,

zodat de haat hem ruimschoots overleeft

en als onverteerbare bal in onze maag

voor zure oprispingen blijft zorgen?

Of zeggen we na jaren: zand erover?

 

(Overvloeier naar handenvol zand

die met tranen vermengd

als modder op een kist vallen.)

In mijn graf

 

Elke dode wordt duizendmaal begraven:

ieder delft voor hem zijn eigen graf.

Bij de een ligt hij kalm in slaap verzonken,

bij de ander giert hij als een storm

door holen en spelonken.

In mijn graf heeft mijn vader

tien jaar lang geen rust gekend.

Telkens als hij dreigde in te dutten,

joeg ik hem op en dreef ik hem voort

over de woeste golven van mijn geest.

Daar spookte hij oeverloos rond,

tot ik eindelijk de woorden vond,

en ze uit mijn strot kon krijgen ook nog:

rust zacht, vader.

Rust zacht.

Auke Leistra is literair vertaler uit het Engels en ook de eindredacteur van ZenLeven. Hij zit in de zengroep in Zwolle.

 

Bijdragen voor deze rubriek kun je mailen naar redactie@zenleven.nl

Herinnering aan Alvaro

Alvaro Tozan Cardona Hine was een zenleraar  in onze sangha. Hij woonde in New-Mexico, waar hij, op 28 augustus 2016, op 89 jarige leeftijd overleed.
Velen kennen hem nog vanwege de inspirerende poëzie-workshops die hij een tijd lang jaarlijks op de Noorder Poort gaf. Naast zenleraar was hij beeldend kunstenaar en dichter. Voor hem was zowel kunst als boeddhisme een manier van leven. In zijn lessen gingen die naadloos in elkaar over.
Monique Leferink op Reinink schreef een in memoriam voor hem in de vorm van een gedicht.

In memoriam Alvaro Cardona Hine

Monique Leferink op Reinink

 

Winter. De dood maakt schoon zei je,

eerst raakt het vel alsmaar losser,

dan laat je los.

De ketting met de amberen hanger op je beige trui,

je handen gevouwen, stil

als de keien in het water waarover je stapte,

terwijl het licht uit je hand at.

 

Je geest ademt nog, geduldig als glas

dat zich vormt naar de mond van de maker.

Je zei wat zijn wij anders

dan de geest die een schaduw op een tegel ziet

en je schilderde Droomstad IV.

 

Er is een ster naar je vernoemd, je zou erom lachen

ving het universum in een glas tequila,

rookte verder, ceci n’est pas une pipe,

tekende een meisje met een dode duif in haar handen

op de trappen van Toledo, Boeddha voor beginners,

de klank van je stok op de stenen,

je botten, je benen, de pijn.

 

Je trok de zon uit het waaiende gras, de dood werd theater,

er vielen rozen naar beneden en je las de Diamant Soetra

toen je je vriend begroef.

‘Subhuti, hoeveel mensen denken dat het individu echt bestaat?’

 

Er ligt een dik pak sneeuw op de veranda, Droomstad V.

Alvaro bij één van zijn schilderijen

Gedicht de nachtegalen

Nachtegaal

Over de Nachtegalen van J.C. Bloem

Myoko Sint

 

Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht, 
’t geluk is nu eenmaal niet te achterhalen. 
Wat geeft het? – In de koude voorjaarsnacht 
Zingen de onsterfelijke nachtegalen 

 

Dit is een gedicht uit 1950 van J.C. Bloem, die leefde van 1887 tot 1966. Hij was geen zenbeoefenaar en uit zijn levensbeschrijving blijkt geen belangstelling voor mystiek. Toch lees ik dit gedicht als een zengedicht.

 

Het eerste beeld dat het gedicht bij mij oproept: iemand loopt op een koude avond in april door de duinen (ik denk aan de duinen omdat ik daar zelf vaak nachtegalen heb gehoord). In zichzelf gekeerd, vol van sombere gedachten. En dan opeens: oooh… de nachtegaal. Wég somberheid, wég gedachten, wég wandelaar.

 

Op dat moment is er niet langer een wandelaar hier en een nachtegaal daar in de struiken, er is alleen nog dat zingen. Het verschil tussen ik en ander is voor één moment weggevallen. De nachtegaal heeft de wandelaar op dat moment volledig bevrijd. In zen noemen we dat een inzicht in je ware aard, in je ware zelf, het zelf waarin er geen onderscheid is tussen ik en ander.

 

Waarom noemt Bloem de nachtegaal onsterfelijk? Toen ik lang geleden aan het scheiden was en daar verdriet van had en er veel over piekerde, ging ik graag een eind langs de zee lopen. Bij die grote zee werd mijn verdriet klein, minder belangrijk. Ik voelde: die zee is hier al duizenden jaren en zal hier nog duizenden jaren zijn. Vergeleken bij mij is die zee onsterfelijk. Net als dat gezang van de nachtegalen: ook dat zal er altijd weer zijn, en dat besef op zich kan troosten, kan je uit jezelf halen. Maar het woord onsterfelijk past ook goed bij de kwaliteit van zo’n moment van bevrijding: niet alleen is er dan geen ik en ander, er is ook geen tijd. Er is alleen maar nu, en in dat nu is alles. In dat nu is het gezang van de nachtegaal onsterfelijk.

 

Hierboven heb ik de eerste twee regels gelezen als aanduiding van somberheid, van negativiteit. Maar vanuit zen zou je die regels ook nog anders kunnen lezen. Het lange gedicht Vertrouwen in de Geest is één van de oudste zenteksten, toegeschreven aan de derde patriarch Sengcan (circa 600). Dit gedicht begint als volgt:

 

De grote weg is niet moeilijk voor wie geen voorkeuren heeft. Wanneer voorkeur en afkeer beide afwezig zijn, wordt alles helder en onversluierd.

 

Dit is een herformulering van de tweede edele waarheid: de oorzaak van lijden (of ontevredenheid) is begeerte. We lijden niet aan wat ons overkomt, maar aan het feit dat we dat niet accepteren, dat we willen dat het anders was. Je zou ook kunnen zeggen: we lijden omdat we verwachtingen hebben. Ofwel, gebruikmakend van de woorden uit het gedicht:

 

De grote weg is niet moeilijk voor wie niets verwacht. Wanneer je het geluk niet wilt achterhalen, wordt alles helder en onversluierd.

 

Dan worden die twee eerste regels opeens juist positief: juist omdat de dichter (vrijwel) niets verwacht, kan hij openstaan voor het gezang van de nachtegalen.

Beeld van J.C. Bloem door Titus Leeser

Beeld van J.C. Bloem door Titus Leeser

In zo’n kort gedicht heeft elk woord betekenis. De dichter zegt: ik heb vrijwel niets verwacht. Dus toch wel íets. Wat dan? Vanuit de zenbeoefening zou ik zeggen: je mag verwachten dat er altijd weer die momenten zullen zijn waarop opeens een nachtegaal zingt, in welke vorm dan ook. Het kan de bel zijn aan het eind van de meditatie. Of het blaten van een schaap. Of een plotseling opklinkende lach die je hoort door een openstaand raam. Of het geluid van de wind door het gras als je buiten loopt, het krassen van vogelpoten op het dak … elk geluid kan het gezang zijn van de nachtegaal. En niet alleen elk geluid, ook alles wat je ziet, voelt, ruikt of proeft kán je bevrijden. Als je jezelf ervoor kunt openen, waartoe je helaas niet kunt besluiten. Het kan zich spontaan voordoen zoals in mijn lezing van dit gedicht, maar je kunt dat toeval ook een handje proberen te helpen. Dat doen we in onze sesshins, vooral als we met een koan mediteren.

 

Waarschijnlijk dacht Bloem overigens minder letterlijk. Waarschijnlijk dacht hij allereerst aan de inspiratie die soms, in een leven dat verder niet makkelijk was, uiteindelijk een mooi gedicht voortbracht. In deze lezing is hij zelf de nachtegaal, die soms (maar niet op bevel) opeens kan zingen in een gedicht. Dat is een andere lezing, maar dat maakt de zenlezing niet verkeerd. Misschien lees je het zelf op nóg weer een andere manier. Een gedicht dat maar op één manier te lezen is, kan geen goed gedicht zijn.

 

Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht, 
’t geluk is nu eenmaal niet te achterhalen. 
Wat geeft het? – In de koude voorjaarsnacht 
Zingen de onsterfelijke nachtegalen