De grondregels van zen

De grondregels van zen

Teisho door Jiun roshi

Dit artikel is gebaseerd op een voordracht van Jiun roshi uit december 2021, gehouden tijdens de Rohatsu, de zeer intensieve sesshin die overal ter wereld plaatsvindt rond 8 december, volgens de overlevering de datum van de verlichting van de Boeddha. In deze voordracht verwijst ze naar een aantal klassieke zenteksten, die vaak met hun Japanse namen worden aangeduid. De Dentoroku (Overdracht van de Lamp), De Hegikanroku (Verhalen van de Blauwe Rots) en de Mumonkan (de Poortloze Poort), zijn geschreven tussen de elfde en de dertiende eeuw en bevatten verhalen die als koan gebruikt worden: de meditatie-oefening in de vorm van een vraag waarop het antwoord niet ontstaat uit kennis of redeneren. De Kegon-soetra is een tekst oorspronkelijk geschreven in het Sanskriet en toegeschreven aan de Boeddha, maar pas ver na zijn dood ontstaan. Voor de filosofische onderbouwing van zen geldt deze soetra als heel belangrijk.

Goedemorgen!

Het is duidelijk dat de verlichting van Boeddha voor zen van het allergrootste belang is geweest. Zonder Boeddha’s verlichting zou er geen boeddhisme zijn geweest. Dit uitgangspunt heeft uiteraard invloed op de oefening, op wat we de zenweg noemen. Vanaf het ontstaan van zen tot de dag van vandaag is er steeds discussie geweest over wat belangrijker is: de ervaring van wat we de ware natuur noemen, of de bestudering van de soetra’s. Zoals met veel van dit soort vragen, denk ik dan: vraag niet of-of, maar zie de mogelijkheid van en-en: inzicht en studie zijn beide belangrijk.

Heel behulpzaam op de zenweg zijn de vier zogenaamde grondregels van zen, die al in de zevende eeuw zijn geformuleerd:

  1. Overdracht buiten de geschriften om
  2. Niet steunen op letters of woorden
  3. Direct wijzen naar de eigen geest
  4. Boeddhaschap verwezenlijken door de eigen ware natuur te zien

Overdracht buiten de geschriften om

Niet alleen zijn er vele, vele boeken over boeddhisme, er komen ook vrijwel dagelijks boeken bij over zen. Veel van de zenboeken die nu verschijnen, geven een sterk vereenvoudigd beeld van zen, deels onder invloed van de mindfulness-beweging, deels vanuit de behoefte de lezer te helpen met een voor het verstand begrijpelijke uitleg.

Gelukkig zijn er ook boeken waarvan je kunt voelen dat ze geschreven zijn door iemand die de ware natuur ook echt heeft gerealiseerd. In die boeken wordt de leer niet alleen uitgelegd, maar worden we ook aangemoedigd om zelf datgene te ontdekken en te ervaren wat niet in woorden uitgedrukt kan worden.

In de Dentoroku (Overdracht van de Lamp) staat de volgende dialoog:

Een geleerde monnik, die bekendstond als een goede uitlegger van de soetra’s, kwam op een dag bij meester Enkan. Enkan vroeg aan de bezoeker: ‘Welke soetra’s zou je voor mij willen uitleggen?’ ‘Ik wil een lezing geven over de Kegon-soetra’, antwoordde de monnik. Enkan vroeg hem: ‘Hoeveel dharmawerelden worden er in de soetra genoemd?’ De monnik antwoordde trots: ‘De Kegon-soetra noemt vier soorten dharmawerelden!’ En hij begon een heel betoog over de Kegon-filosofie. Enkan luisterde zonder iets te zeggen. Toen de monnik klaar was met zijn betoog, hield Enkan een waaier omhoog en vroeg: ‘Tot welke dharmawereld behoort deze waaier?’ De geleerde monnik kon die vraag niet beantwoorden. Enkan zei: ‘Je geleerdheid is van geen enkel nut, vind je ook niet? Het is als een kleine lamp, waarvan het licht totaal onzichtbaar is onder de stralende zon.’

Nog een ander verhaal, dit keer uit de Hegikanroku:

Ooit leefde in China een keizer met de naam Bu-Tei, die een toegewijde volgeling was van Boeddha. Hij had een beroemde zenmeester, Fudaishi, uitgenodigd om in het paleis een Dharmavoordracht te komen houden over de Diamant-soetra. De keizer en andere belangrijke hovelingen zaten in de zaal op de lezing van Fudaishi te wachten. Fudaishi ging rustig op de teisho-stoel zitten (de hoge stoel van waaraf een zenmeester de leer verkondigt). Met een stok die hij in zijn hand had, gaf hij vervolgens een klap op de tafel die voor hem stond, waarna hij wegliep zonder een woord te zeggen. De keizer en de rest van het gehoor waren zeer verontwaardigd. De lezing was voorbij.

Geen uitleg, geen woorden, geen begrippen, en toch had meester Fudaishi de hoogste werkelijkheid weergegeven. In de zenoefening wordt dat ons steeds weer getoond: tegenover écht begrip vallen alle concepten weg, hoe goed ze ook zijn, als sneeuwvlokken die in een vuur terechtkomen. 

Dat is ook zo als we met een koan oefenen. Je antwoord moet geen begrip tonen, geen uitleg zijn, geen ding dat je aan me geeft. Je antwoord moet een overdracht zijn buiten de woorden om, ofwel:

Niet steunen op letters en woorden.

Shibayama roshi (1894-1974) schreef een boek met de titel A flower does not talk. Een bloem zegt niet: ik ben een bloem en ik bloei, een vogel zegt niet: ik zing heel mooi! Maar wij mensen verwarren steeds weer wat we hebben ervaren met de uitleg ervan in woorden. We hebben de neiging te denken dat de ervaring zelf in die woorden vervat is.

Nog een mooi voorbeeld uit de Dentoroku:

In de achtste eeuw was er een zenmeester Sekito, waar veel monniken naar toe kwamen. Maar Sekito gaf helemaal geen teisho of andere voordrachten. Op een dag verloren de monniken hun geduld en dwongen de meester zo ongeveer om toch een toespraak te houden. Sekito ging er uiteindelijk mee akkoord, en alle monniken kwamen hoopvol naar de zaal. De meester besteeg kalm de teisho-stoel en zei: ‘Er zijn geleerden om de soetra’s uit te leggen, er zijn filosofen om filosofische verhandelingen te houden. Maar ik ben een zenmeester, en dat moeten jullie niet vergeten.’ Na die woorden kwam hij van de teisho-stoel af en ging terug naar zijn kamer.

Jullie kunnen je waarschijnlijk wel voorstellen dat ik het langzamerhand behoorlijk warm krijg hier. Wat doe ik op deze stoel?!

Meester Sekito wist precies wat zijn leerlingen van hem wilden. En als hij dat had gewild, zou hij ongetwijfeld een prachtige voordracht hebben kunnen houden over de boeddhistische leer, over de werkelijkheid en de boeddhanatuur. Maar hij was ervan overtuigd dat zo’n voordracht geen nut had.

Ook naar meester Tokusan kwam een monnik met een vraag. Hij boog diep voor de meester voor hij zijn vraag stelde. Maar nog voor hij klaar was met buigen, gaf Tokusan hem een stokslag. De monnik begreep er niets van en zei: ‘Ik boog alleen maar voor u en heb nog helemaal niets gevraagd. Waarom sloeg u mij?’ Tokusan antwoordde: ‘Het heeft geen zin om te wachten tot je begint te praten.’

Direct wijzen naar de eigen Geest

Deze grondregel betekent dat als we de waarheid willen ervaren, we een weg moeten vinden uit het dualistische, menselijke denken. Het pad van dat denken is als een doodlopende weg: het gaat nergens heen.

Met de eigen Geest wordt de boeddhageest of de absolute geest bedoeld. De volkomen onbegrensde geest die niet voortdurend beperkt wordt door gedachten en emoties. Direct wijzen naar de boeddhageest betekent: één zijn met dat wat ís, zodat er niets tussen zit: heel rechtstreeks, zonder er iets voor te zetten.

Boeddhaschap verwezenlijken door de eigen ware natuur te zien

Als er al een doel is in zen, dan zou het dit kunnen zijn: Boeddhaschap verwezenlijken door de eigen ware natuur te zien. We hadden het net over onze eigen geest, en nu over onze eigen natuur. Als we het woord “eigen” vervangen door “boeddha”, dan wordt het meteen duidelijk: de boeddhageest en de boeddhanatuur, onverbrekelijk met elkaar verbonden.

Boeddhanatuur is de wortel van ons wezen. Het is niet iets dat we door de jaren heen ontwikkelen, het is niet iets dat we kunnen bereiken. Het is de absolute natuur. De zenoefening gaat om direct kijken in die eigen natuur. Dus we zeggen niet dat je je ware natuur moet begrijpen. In plaats van kijken in zeg ik meestal: realiseren van.

De eigen ware natuur zien wordt in het Japans kensho genoemd, en een kensho wordt beschouwd als een spirituele ervaring. Dus deze vierde grondregel zegt ons dat we boeddhaschap kunnen verwezenlijken door bepaalde spirituele ervaringen. Het woord boeddha heeft hier de oorspronkelijke betekenis van het Sanskriet: verlicht, of ontwaakt. Het verwijst dus niet naar een almachtig, absoluut wezen buiten onszelf. Het verwijst juist volledig naar ons mens-zijn.

Als we nu de laatste twee grondregels samen nemen, zien we wat zen ons leert:

  1. het dualistische onderscheid van ons bewustzijn te overstijgen,
  2. werkelijk en direct in de boeddhageest één te zijn met dat wat is en
  3. zo onze ware natuur te verwezenlijken.

We openen onze spirituele ogen voor een nieuw zicht en ontwaken als een nieuw zelf. Toen Prabhasa Dharma roshi zei: sterf nu, leef later, verwees ze daarnaar. Het zelf dat gebonden is aan het idee van ik-en-ander sterft, en een nieuw, alomvattend zelf wordt geboren, steeds weer, van moment tot moment.

Dat betekent natuurlijk niet, dat we in zen dualistisch denken en begrip volledig afwijzen. Maar in zen is het belangrijkste niet om ons intellect te ontwikkelen of nog meer te gaan begrijpen, maar om te zien wat daarvóór ligt. Wat is het vóór we ja of nee zeggen. Wat is het vóór we het groot of klein noemen?

Daarom zei meester Sosan: als je niet kiest, als je verschillen niet cultiveert, dan is de weg van de Boeddha helemaal niet moeilijk, dan is het realiseren van de boeddhanatuur helemaal niet moeilijk. Deze boeddhanatuur is nooit van ons gescheiden geweest, hij is er altijd. Verlichting is deel van ons wezen en daarom zijn alle mensen in aanleg Boeddha. In de Diamant-soetra staat: ik ben verlicht en ben dat altijd geweest, tegelijk met het begin van het universum. Geen verschillen cultiveren betekent zo volledig stil worden dat niets meer beweegt, dat je rechtstreeks ervaart, zonder dat er een dualiteit van subject en object ontstaat.

Koan-oefening helpt ons om die niet-dualiteit te verwerkelijken.

Daarnaar verwijst bijvoorbeeld nummer 11 uit de Mumonkan:

Meester Joshu kwam bij een kluizenaar en vroeg: ‘Ben je thuis? Ben je thuis?’ De kluizenaar liet zijn vuist zien. Joshu zei: ‘Het water is te ondiep voor een schip om zijn anker uit te gooien.’ En hij ging weg. Toen kwam hij bij een andere kluizenaar en riep: ‘Ben je thuis? Ben je thuis?’ Deze kluizenaar liet ook zijn vuist zien. Joshu zei: ‘Je bent vrij om te geven of te nemen, te doden of leven te geven’, en hij boog voor hem.

Het commentaar van meester Mumon is:

Beiden lieten hun vuist zien. Waarom keurde meester Joshu de ene goed en de andere af? Zeg me, waar zit het probleem?

Als je daar een sleutelwoord over kan zeggen, dan zal je zien dat Joshu spontaan zegt wat hij wil zeggen en dat hij volledig vrij is om de ene te prijzen en de andere af te keuren.

Trouwens, weet je dat het juist de twee kluizenaars waren die de ware natuur van Joshu zagen?

Als je zegt dat de ene kluizenaar beter was dan de andere, dan heb je nog niet het echte zen-oog. Maar ook als je zegt dat er geen verschil is tussen die twee, heb je nog steeds niet het echte zen-oog.

Alleen als we ons hebben bevrijd van zulke verschillen als tussen ja en nee, tussen Boeddha’s en niet-Boeddha’s, alleen dan zijn we in staat om dit ja en nee, dit zijn en niet-zijn, vrijelijk te gebruiken.

Vrijelijk keurde meester Joshu de ene kluizenaar af en prees de andere. Je hebt je zen-oog nodig om te zien dat meester Joshu in zijn verwerpen en prijzen volledig vrij was van enige dualiteit.

Oefen vlijtig; de tijd gaat snel!

Een goede plek voor een tempel

Een goede plek om een tempel te bouwen

door Myoko Suigen roshi, gebaseerd op een toespraak in de Nieuwjaars-sesshin

Geval 4 uit het Boek van Gelijkmoedigheid:

Toen de Boeddha eens op weg was met zijn gevolg, wees hij naar de grond en zei: “Dit zou een goede plek zijn om een tempel te bouwen.” De god Indra nam een grasspriet, stak die in de grond en zei: “De tempel is gebouwd.” De Boeddha glimlachte.1

Je zou kunnen denken dat Indra zich er wel erg makkelijk van afmaakt: een grasspriet is toch geen tempel?

Wikipedia geeft de volgende omschrijving van een tempel: een gebouw of ruimte waar religieuze bijeenkomsten plaatsvinden. Hier kan een mens ‘in contact treden’ met diens god(en) en deze vereren. Het oude Sumerische woord voor tempel betekent wachtkamer (de vestigingsplaats waar de godheid kan verblijven). 

In een tempel kunnen we dus in aanraking komen met het Goddelijke, of het Eeuwige, of het Ene… welk woord je ook wilt gebruiken voor dat wat niet te verwoorden is. En ook Wikipedia noemt in eerste instantie een gebouw. Je zou bijvoorbeeld aan een kerk kunnen denken. In een interview dat ik ooit hield met Tetsue roshi, vertelde ze dat ze als jong kind met haar vader naar de vroegmis ging. Haar ervaring daar beschreef ze als volgt:

… nog in het Latijn, de gregoriaanse gezangen, de geur van wierook, die stilte, alles. Het was een eenheidservaring, een totale ervaring. 

Later verliet ze het katholieke geloof, maar als kind kwam ze in die kerk in aanraking met het Ene. Een plek waar veel gemediteerd of gebeden wordt, krijgt ook een bepaalde energie die behulpzaam is voor zo’n eenheidservaring. Dat merkte ik voor het eerst op de Tiltenberg tijdens sesshins, en later ook op de Noorder Poort.

Maar in het verhaal hierboven begreep Indra meteen dat de Boeddha zijn gehoor op de proef stelde. Want het Eeuwige, het Ene, is niet gebonden aan welke plek of welk gebouw dan ook. Dat liet hij zonder enige aarzeling zien met het eerste wat op die plek voorhanden was: ook een grasspriet kan ons met het Ene in aanraking brengen en ook een grasspriet is dus een mogelijke tempel. En dat geldt niet alleen voor een grasspriet, maar ook voor de roep van de ganzen die over de Noorder Poort vliegen, of de smaak van een kerst-chocolaatje, of… wat dan ook. Elke zintuigelijke ervaring en elke handeling kan je in aanraking brengen met het Ene, kan je bevrijden. In die bevrijding vallen tijd en ruimte weg, vallen binnen en buiten weg, is er geen onderscheid meer tussen ik en ander. 

Dat is niet iets dat je kunt dóen. Je kunt heel aandachtig naar een grasspriet kijken, of je oren spitsen bij de roep van ganzen, maar zolang er nog een ik is dat iets aandachtig aan het doen is, ben je de tempel nog niet binnengegaan. Aandacht helpt, in meditatie zitten helpt, maar ze zijn niet genoeg. Eigenlijk kun jíj de tempel ook helemaal niet binnengaan: een beter beeld is dat de tempel jou in zich opneemt en wel zo volledig dat jíj verdwijnt. 

Dogen drukte dat als volgt uit:

Er op uitgaan en de duizend dingen ervaren is misleiding;
dat de duizend dingen naar voren komen en zichzelf ervaren is ontwaken.  
2

Ik was in dat kader ook erg gecharmeerd door de vermelding in Wikipedia dat het oude Sumerische woord voor tempel wachtkamer betekent – die oude Sumeriërs wisten kennelijk dat je ook in een tempel moet afwachten of het goddelijke zich daadwerkelijk manifesteert.

Wat kun je dan wél doen? 

Hier in de zendo: zo goed als je kunt, bij je oefening blijven. Aan het begin van een meditatieperiode is het goed om je bewust te worden van je houding. Voel je je basis, de driehoek van je zitbotjes op het kussen en je knieën op de mat? Zit je recht, borstbeen een beetje geheven, nek lang? Liggen je handen in de kosmische mudra tegen je buik? Adem dan een paar keer diep in en uit en laat bij de uitademing eventuele spanning (bijvoorbeeld in je schouders) los. Ga dan naar je oefening, bijvoorbeeld het tellen van je uitademingen, van één tot tien, telkens weer. Dat heeft met tellen eigenlijk niet zoveel te maken; Jiun roshi zegt vaak: je krijgt tien mantra’s, de mantra éééén, de mantra twééé … de mantra tííííen. Je ademt die tel in je buik, en al je aandacht is daarbij.

Dat betekent niet dat er geen gedachten zijn: die zullen regelmatig door je hoofd schieten, als vissen door het water. Ook daar kun je niets aan doen; ons brein produceert gedachten zoals ons oog beelden opneemt en ons oor geluiden. De kunst is wel om niet met zo’n gedachte aan de haal te gaan, er geen heel verhaal aan vast te knopen. Misschien komt opeens de gedachte op wat zal ik koken voor dat etentje met mijn schoonouders volgende week. En als je dan niet oppast, zit je voor je het in de gaten hebt een heel menu te bedenken en ook vast een boodschappenlijst op te stellen, en “o ja, dat kan ik het best bij die-en-die winkel halen, want…” En dan merk je na een tijdje dat je de hele tel kwijt bent, of bij zeventwintig bent aangeland. Ook dat is geen probleem en vooral geen reden voor gedachten in de sfeer van “zie je wel, ik kan het niet, dat mediteren, ik doe het verkeerd, alle andere mensen zijn natuurlijk heel stil…” want dat is weer het volgende verhaal.

In plaats daarvan ga je gewoon weer terug naar éééén. 

Het hoort bij meditatie dat er soms concentratie is, en soms niet. Ook daar heb je maar beperkt invloed op. Je kunt je voornemen die concentratie vol te houden en dat voornemen is ook heel belangrijk. Maar je zult merken dat dat de ene keer lukt, en dat een andere keer  de verhalen in je hoofd eenvoudigweg sterker zijn dan dat voornemen: dan dwaal je steeds weer af. Vanuit de boeddhistische leer is dat ook heel begrijpelijk: er is niemand, geen “ik”, die wat er gebeurt allemaal regelt en aanstuurt, geen kapitein op het schip die alles naar zijn (of haar) hand kan zetten.

Maar als je geluk hebt en je voornemen is sterk genoeg, is die concentratie er wel, en dan kan het gebeuren dat er opeens alleen nog éééén is: de ik-die-aan-het-adem-tellen-is, is verdwenen. En als je dan buiten gaat lopen, dan bén je misschien opeens de glinsterende druppel die aan een grasspriet hangt, of het ruisen van de wind door de populier aan het eind van het lange kinhin-pad. Dat blijken dan allemaal tempels te zijn. Ook het luide geraas van de langsrijdende tractor en het verdriet dat je opeens overvalt om een zieke vriend of om een verre oorlog waar je geen invloed op kunt hebben.

Ik wil eindigen met een ander prachtig vers van een oude meester: Dongshan (China, 9e eeuw). Bij hem kwam de bevrijding toen hij zijn gezicht weerspiegeld zag in een stroom. Daarna schreef hij: 

Lang zocht ik het bij anderen 
en ik was er ver van verwijderd
nu ga ik alleen
en kom het overal tegen
Het is nu mij
maar ik ben het niet
nu ik het op deze manier zie
kan ik zijn zoals ik ben

Ik wens jullie dat er in het komende jaar veel tempels op je weg mogen zijn.

  1. Het Boek van Gelijkmoedigheid is een koanverzameling samengesteld door de 12e-eeuwse Chinese zenmeester Hongzhi. Er zijn Engelse vertalingen, onder de titels The book of Serenity en The book of Equanimity, maar voor zover ik weet geen Nederlandse. ↩︎
  2. Eihei Dogen, Genjokoan, Japan, 13e eeuw ↩︎

Vijf soorten zen

Vijf soorten zen

Toespraak van Jiun Hogen roshi in het zen weekend van juni 2023

Goedemorgen. Wat een gemêleerd gezelschap: sommigen van jullie zijn net met zen begonnen, anderen zijn al lang bezig. Ik begin met een uitspraak van mijn meester: Zen is niet iets om te begrijpen: het kan alleen worden ervaren – het is het leven zelf. Het is niet iets dat je weet, maar dat je leeft! De zenmanier van leven is ieder moment volledig leven. En dat wat we gewoonlijk het leven noemen is niets anders dan een eindeloze opeenvolging van individuele momenten die ontstaan, zich ontvouwen en nadat ze zich voltooid hebben weer voor altijd verdwijnen.

Toen ik in 1982 met zen begon, waren er nog niet zoveel boeken over zen en zeker niet in het Nederlands. Er was wel in 1980 een boek uitgekomen van Kapleau roshi, genaamd De drie pijlers van zen. In dat boek beschrijft hij vijf verschillende soorten zen, een indeling die ooit door één van de Chinese zenmeesters  is gemaakt. 

De eerste is wat je ‘gewoon zen’ zou kunnen noemen, bompu zen in het Japans. Dat is een vorm van zen die geschikt is voor iedereen en die vrij is van enige filosofische of religieuze inhoud. Er wordt daarbij dus geen link gelegd naar het boeddhisme of naar een andere religie of levensfilosofie. Bompu zen is een basistraining waarin je leert je geest op één punt te richten. Het gaat daarbij niet zozeer om inzicht in de essentie van het bestaan of in de aard van het zelf, maar vooral om lichamelijke en geestelijke ontspanning en gezondheid en soms ook uitsluitend om het verbeteren van het concentratievermogen. 

De tweede vorm van zen is ‘buitenweg-zen’, gedo zen in het Japans. Die wordt zo genoemd omdat bij buitenweg-zen iets anders dan de boeddhistische leer het referentiekader vormt. Er is nu dus wel sprake van een religieuze of filosofische inhoud, maar die is niet boeddhistisch. Een goed voorbeeld hiervan is zenmeditatie binnen een christelijke context, zoals die bijvoorbeeld in Nederland in enkele kloosters en abdijen gestalte heeft gekregen. 

Een andere vorm van buitenweg-zen is de beoefening van zen met het doel om bepaalde krachten en vermogens te ontwikkelen. Deze vorm komt misschien in onze tijd niet zoveel meer voor, maar is wel een vorm die in deze opsomming thuishoort. Dat de buitenweg-zen niet tot de boeddhistische zen wordt gerekend, is terug te voeren op uitspraken van de Boeddha. Meditatie met als doel het ontwikkelen van zogenoemde bovennatuurlijke of paranormale gaven, keurde de Boeddha af. Hij erkende bovennatuurlijke gaven en krachten als verschijnselen die zich kunnen voordoen ten gevolge van meditatie, maar was van mening dat die verder geen speciale aandacht verdienden. Tijdens (intensieve) meditatie kunnen zich visioenen, hallucinaties, fantasieën en openbaringen voordoen. Die vatten wij samen in het begrip makyo, de wereld van Mara de verleider, die de verpersoonlijking is van alles wat je op de boeddha-weg in verwarring kan brengen. Kapleau zegt het zo: een prachtig visioen van een boeddha betekent niet dat je zelf dichter bij het boeddhaschap bent gekomen, evenmin als een droom over rijkdom betekent dat je meer geld hebt als je wakker wordt. Op zich is er niets mis met deze verschijnselen, zolang we ons er niet door laten verstrikken. 

De derde vorm van zen noemen we kleine voertuig-zen, shojo zen. De bevrijding van jezelf is het doel van deze vorm van zen. Je zit voor jezelf. Het voertuig is zo klein dat je er alleen zelf in kunt zitten; dit in tegenstelling tot het grote voertuig, waarin ook anderen mee kunnen. De valkuil van deze vorm van zen is dan ook dat je je niet echt openstelt voor je omgeving en dat er daardoor geen ruimte is voor bijv. mededogen of betrokkenheid.

Het grote voertuig, mahayana in het Sanskriet of daijo in het Japans, is de vierde vorm van zen, die haar wortels heeft in het latere boeddhisme. Deze vorm richt zich op het inzicht in ons ware zelf en op het verwezenlijken daarvan in ons dagelijks leven, en is onlosmakelijk verbonden met de vijfde vorm van zen, het hoogste voertuig. Dat is de vorm van zen waarin het zitten in absoluut samadhi centraal staat. Het is de vorm van zen waarin alle onderscheidingen zijn weggevallen, het is het boeddha zijn op de top van de berg, het is de grote dood. Deze zen is echter niet de zen van het dagelijks leven, het is de zen van zazen, het zitten in diepe verzonkenheid, het totaal jezelf vergeten zijn. Vandaar dat deze vorm van zen eigenlijk pas zijn waarde krijgt als hij zijn weerslag vindt in de vierde vorm, in het grote voertuig, in het leven van alledag. 

We beoefenen zen niet om voor eeuwig en altijd op ons kussentje te zitten of om ons te onttrekken aan het leven. We trekken ons hoogstens tijdelijk terug in het diepste van ons wezen, daar waar alle grenzen zijn weggevallen, om ons vervolgens in de wereld van alledag te begeven als een groot voertuig. Dat wil zeggen in het besef dat alles wat we doen een ondeelbaar geheel vormt met dat wat we de rest van de wereld noemen.

Het beoefenen van dit boeddhistische zen betekent dan ook dat we toevlucht nemen in de Boeddha, in de Dharma en in de Sangha. Als we toevlucht nemen in de Boeddha erkennen we het boeddhaschap als een reële mogelijkheid voor onszelf. Het zelf zoals het nu hier aanwezig is, heeft de potentie zich als Boeddha te verwerkelijken. Daar vertrouwen we op en daarom nemen we toevlucht in de Boeddha, zijnde een kwaliteit in onszelf. Verder betekent het ook dat we de kwaliteiten van het Boeddha zijn waarderen en ook daarin toevlucht nemen: wijsheid, zelfloze allesomvattende liefde en mededogen, vrij zijn van angst. 

Toevlucht nemen in de Boeddha betekent in zijn consequentie ook dat we toevlucht nemen in ieder levend wezen. Dat is een zeer moeilijk aspect van de weg. Dat ik toevlucht neem in de Boeddha in mijzelf, oké, dat klinkt goed en aangenaam, maar toevlucht nemen in de Boeddha in je buurvrouw met wie je net ruzie hebt of in de kinderen die stierlijk vervelend zijn, dat is moeilijk. Dat betekent overigens niet dat we alles wat levende wezens doen goedkeuren; het betekent dat we ervan uitgaan dat alle wezens in potentie Boeddha zijn. Dat is ons uitgangspunt, dat is de toegang om haat en oorlog te transformeren in liefde en vrede. De potentie van vrede en harmonie is in ieder van ons aanwezig.

Als we toevlucht nemen in de Dharma hebben we vertrouwen in de wet van het universum, in de wetmatigheden volgens welke alles ontstaat en vergaat in onderlinge afhankelijkheid. Het woord Dharma heeft ook betrekking op de leer van de Boeddha die onder andere zegt dat we niet vrij zijn, want we zitten gevangen in onze voorstellingen en wensen, in onze voorkeur en afkeer. Dat gevangen zitten, op welke manier dan ook, noemde de Boeddha dukkha

Hoe kunnen we vrij zijn van dukkha? Hoe kunnen we vrij zijn van ontevredenheid en lijden? De Boeddha leert dat hebzucht, kwaadheid en onwetendheid de wortels zijn van ons lijden. Hoe kun je ervoor zorgen dat je niet meer kwaad wordt, dat je niet meer hebzuchtig bent, dat je niet meer onwetend bent?

Ons antwoord daarop in ons dagelijks leven is dat we de oplossing meestal in de buitenwereld zoeken. Onze onwetendheid proberen we op te heffen door zoveel mogelijk kennis te verzamelen uit discussies met anderen, uit boeken en van het internet. Als we boos zijn op iemand, dan gaan we er vanuit dat de oorzaak van onze boosheid bij de ander ligt. Immers, als die ander zich nou maar gedraagt zoals ik het wil, dan hoef ik ook niet meer boos te zijn. Zo zeggen we ook heel gemakkelijk dat een ander ons boos maakt.

De oplossing voor het probleem van onze hebzucht zien we helemaal eenvoudig: die verdwijnt wel als we krijgen wat we willen. Zo gaan we er vanuit dat onze kwaadheid, onwetendheid en hebzucht veroorzaakt worden door de zogenaamde buitenwereld, door de ander, en dus zoeken we de bevrijding van dit alles in de buitenwereld, in de ander, desnoods met geweld. 

De Boeddha heeft het jezelf bevrijden op een andere manier aangepakt. Hij ontdekte dat vrij en tevreden zijn niet afhankelijk is van externe factoren, maar dat de kern van bevrijding in een ieder van ons zit, onvoorwaardelijk.

De Boeddha heeft ons nooit voorgehouden dat bevrijd zijn betekent dat je altijd gelukkig bent of dat je je altijd goed voelt. Of dat je je altijd kunt concentreren, of dat je altijd ontspannen bent, of dat je altijd goed kunt werken. De Boeddha ontdekte dat het mogelijk is om te gaan met het onaangename zonder eronder te lijden, zonder erop te moeten reageren met vechten of vluchten.

Van de drie wortels van het lijden beschouwen we in zen onwetendheid of verwarring als de belangrijkste. Daarom ligt het accent in de zenoefening op het ontwikkelen van wijsheid en in het verlengde daarvan op mededogen. Wijsheid en mededogen zijn als de vleugels van een vogel: je hebt ze alle twee nodig om te kunnen vliegen. 

Als je diep in meditatie zit, kun je het zelf verwerkelijken dat niet door drijfveren als boosheid, jaloezie, angst of spanning gestuurd wordt. Als je jezelf in zazen helemaal geeft aan je oefening, bijvoorbeeld aan het tellen van je adem, is er geen ruimte om je met boosheid te identificeren. 

Op het moment dat je jezelf daarbij verwerkelijkt als ééééén is zelfs het idee van het ik, het zelfbewustzijn, voor dát moment opgelost en daarmee zijn ook hebzucht, kwaadheid en onwetendheid opgelost. 

Als we toevlucht nemen in de Sangha dan nemen we toevlucht in elkaar. We hebben elkaar nodig, want de weg van de Boeddha is geen gemakkelijke weg omdat we onderweg geconfronteerd zullen worden met onze verwarring, onze boosheid, onze hebzucht en onze angst. We ondersteunen elkaar door samen te oefenen.

We oefenen samen in stilte zodat we het stiltepunt in onszelf kunnen ontdekken. Vanuit dit stiltepunt, wat je ook je ware thuis kunt noemen, verschijnen we in de wereld. Maar om dat ware thuis te realiseren is het heel belangrijk om ook echt stil te zijn, om stil te zitten. Dat is de belangrijkste regel hier: in de zendo is het héél stil, je ademt onhoorbaar, je beweegt je niet. 

Dus mijn aanbeveling voor degenen die net met zen beginnen en natuurlijk ook voor de anderen: ga heel stil zitten, ga niet in op iedere impuls van het lichaam om te bewegen. Merk dat die impuls er is, maar doe niets, blijf onbeweeglijk zitten. Zorg aan het begin van een meditatieperiode eerst dat je in de juiste houding zit en ga dan de adem tellen. Dat wil zeggen dat je de getallen van één tot en met tien uitademt. Je hebt als het ware tien mantra’s. Zolang je uitademing duurt, adem je het getal uit vanuit je buik. Daar zit je aandacht. Waarschijnlijk raak je soms afgeleid. Op het moment dat je geen idee meer hebt bij welk getal je bent, begin je weer bij ééééén. En ook als je ineens bij veertien bent, ga terug naar ééééén

Dat vraagt best wel wat discipline. Maar gelukkig zitten we samen en dat zal je helpen om door te gaan.

Een goede dag!

Naar huis gaan

Dit is een bewerking van een lezing die Jiun roshi heeft gegeven voor het platform 30Now op 25 oktober 2020

Jiun Hogen roshi

Naar huis gaan in tijden van verandering

We horen tegenwoordig vaak, dat we leven in tijden van verandering. Je kunt je afvragen of er tijden zijn zonder verandering. Volgens de leer van de Boeddha is veranderlijkheid immers één van de drie basiskenmerken van het bestaan.

 

Ik denk dat dat ook één van de eerste dingen is die je ontdekt als je gaat mediteren. Zodra je op je kussentje gaat zitten, zodra je stil wordt, zie je tegelijkertijd een voortdurende verandering. In de loop van de beoefening wordt dat ook steeds duidelijker en zijn de veranderingen die je ziet steeds fijner, steeds subtieler. Hoe langer we mediteren, hoe langer we kijken met de blik van de Boeddha, hoe meer we zien dat ons lichaam, onze emoties, ons denken allemaal van moment tot moment veranderen. Dat wat we het zelf noemen, is voortdurend in beweging. En ook ‘buiten’ onszelf zien we dat de dingen voortdurend veranderen.

Maar als er gesproken wordt over tijden van verandering, dan gaat dat vaak over veranderingen die door heel veel mensen of zelfs door de hele maatschappij ervaren worden. Het is heel duidelijk dat wij nu in zo’n tijd leven.

 

Als we na gaan denken over vergankelijkheid, over het feit dat alles verandert, dan merken we dat we dat niet altijd leuk vinden. Zo ervaren we de corona-periode die er nu is als een onprettige verandering. Van veel dingen willen we dat ze blijven zoals ze waren. Maar er zijn natuurlijk ook dingen waarvan we juist heel blij zijn dat ze veranderen. We hopen nu waarschijnlijk dat dat hele gebeuren rond corona weer gaat ophouden, dat is een verandering die we allemaal wensen. Dat is prima.

 

Vanuit zen en vanuit het boeddhisme zien we dat die vergankelijkheid uiteindelijk de mogelijkheid geeft tot alles. Als er geen vergankelijkheid was, zouden we hier vanavond niet zo zitten, bijvoorbeeld. Ik weet eigenlijk niet wat er dan zou zijn, ik kan me een leven zonder vergankelijkheid niet voorstellen. Die vergankelijkheid is in feite dus iets heel positiefs: die geeft de mogelijkheid tot alles, wat overigens onlosmakelijk verbonden is met wat we sunyata noemen of leegte.

 

Die mogelijkheid tot alles heeft te maken met wat ik noem: naar huis gaan. Naar huis gaan was ook de titel van het enige boekje dat mijn meester heeft geschreven, al heel vroeg in haar zenleraarschap, over wat zentraining is voor haar. Als titel van dat boekje heeft ze gekozen: Going home. En dat naar huis gaan staat in dit verband voor het realiseren van dat wat we zelf noemen. Met alles wat daar aanhangt. Mijn meester heeft het in dat boekje als volgt geformuleerd: dat wat we zelf noemen, is het kortstondige samenkomen van dingen in een unieke, kortstondige gebeurtenis genaamd zelf, en het daaropvolgende onmiddellijke oplossen van deze gebeurtenis genaamd zelf. Dat ga ik in de rest van mijn lezing uitleggen.

 

Dus naar huis gaan is het realiseren van het zelf, en het zelf is het kortstondig samenkomen van dingen in een unieke gebeurtenis. En: het onmiddellijk weer oplossen van die gebeurtenis. Je zou kunnen zeggen: naar huis gaan is het ontstaan van dat kortstondige zelf en het huis verlaten is het onmiddellijke oplossen van dat kortstondige zelf. We hebben het dus over komen en gaan. De titel van het boekje was dan ook niet thuis zijn, maar naar huis gaan. Een vollediger titel zou zijn: naar huis gaan, en het huis weer verlaten.

 

Ook de Boeddha heeft dat zo genoemd. Als hij over zichzelf sprak, duidde hij zichzelf aan als de Tathagatha. Bijvoorbeeld: de Tathagatha heeft gehoord dat.... Dat woord Tathagatha betekent: zo gekomen. En eigenlijk zouden we daaraan toe moeten voegen Tatha-agatha: zo gegaan. Tathagatha is: zo gekomen, zo gegaan. Naar huis gaan, en het huis weer verlaten. Dus dat huis is een tijdelijk thuis. Je thuis is een kortstondig thuis, dat steeds opnieuw tot stand komt. Steeds maar weer. Steeds maar weer.

Het vraagt om meditatie, om verstilling, om niet-weten, om daar te komen waar je helemaal thuis bent. Tijdens mijn zentraining heb ik veel geoefend met koans. Koans zijn verhaaltjes, situaties, waaraan meestal een vraag gekoppeld wordt. Ze hebben altijd iets te maken met de werkelijkheid van dat kortstondige, bewegende zelf. Ik herinner me twee koans die direct te maken hebben met dat thuis. De eerste is afgeleid van een uitspraak van meester Hongzhi, een Chinese zenmeester uit de twaalfde eeuw, die zei: Wie de weg volgt, houdt er nergens een vaste verblijfplaats op na. De vraag daarbij is dan bijvoorbeeld: waarom heb je geen vaste verblijfplaats? Vanuit je denken zou je al heel snel kunnen antwoorden: logisch, alles verandert steeds, dus is er ook niet zoiets als een onveranderlijk thuis. Maar hoe realiseer je dat?

 

Een andere koan waarmee ik geoefend heb, die ik kreeg van Sasaki roshi, was: How do you realize yourself as a homeless monk? Hoe realiseer je jezelf als een thuisloze monnik? Beide koans hebben iets te maken met dat thuis. Hongzhi zegt: je hebt geen vaste verblijfplaats. En Sasaki roshi vroeg: hoe ben je een thuisloze monnik? En daarmee wordt niet bedoeld dat een monnik geen bezit en dus geen thuis heeft, het gaat om een verwijzing naar de werkelijkheid van het zelf. Het verwijst naar onze mogelijkheid om naar huis te gaan en dat huis steeds weer te verlaten, een mogelijkheid die onafhankelijk is van of we dat kunnen of willen. Want in feite is er altijd die voortdurende beweging, die voortdurende stroom van hele kortstondige gebeurtenissen, en die gooien we op één hoop en zeggen: dat ben ik. Dat is het zelf.

 

Hoe komt die beweging, die stroom aan gebeurtenissen, dat zelf, eigenlijk tot stand? Hoe komt het dat we naar een thuis gaan, en dat thuis ook weer verlaten? Waarom is er die voortdurende beweging? Laten we eens kijken of ik jullie mee kan nemen naar dat thuis. Daarvoor gebruik ik graag de oefening van het adem tellen. Dat is een hele goede meditatieoefening om te realiseren dat je steeds naar huis gaat. En dat je dat huis weer verlaat.

 

We doen dat op de volgende manier, de manier waarop we wat mij betreft altijd die oefening van dat ademtellen doen: je ademt in, en op het moment dat je uitademt, adem je het getal ééééén uit. Dat één valt dus helemaal samen met je uitademing. Zolang je uitademt, is er niets anders dan: ééééén. En dan volgt als vanzelf de inademing, en bij de volgende uitademing wordt alles: tweeeeee. Dus op het moment dat je één uitademt, is dat één je thuis. Dan adem je in, en verlaat je dat thuis weer, en je gaat vervolgens naar het thuis tweeeeee.

Dat is iets om te dóén. Dus je moet er niet te veel over nadenken of proberen het te begrijpen. Je hoeft het ook niet mindful te doen, want dan is er ook nog een beetje ‘weten’. Met je hele wezen ga je in die uitademing van ééééén zitten. En de inademing komt vanzelf. Dan ga je naar tweeeeee. Zo heb je steeds een ander thuis. Eerst het thuis ééééén. En je verlaat dat thuis. En dan komt het thuis tweeeeee. En je verlaat dat thuis. En dan komt het thuis drieeeee. En je verlaat dat thuis. Enzovoort. En als je bij tien bent, ga je weer naar het thuis ééééén.

 

Het is een wonder, hè. Op het moment dat je één uitademt, is alles als één thuisgekomen. Dus de hele familie die we het zelf noemen, ideeën, voorstellingen, gevoelens, emoties, lijf, noem maar op, is samengekomen in dat één. En vervolgens in twéééé. En dat is bevrijdend. Want op het moment dat die hele familie samenkomt in dat thuis van één, is er niets anders meer dan dat. Al het andere is even verdwenen. Als je meegaat in die beweging, er helemaal naartoe gaat, samenvalt met wat er is, niet alleen in de één maar ook in de twee en de drie en de vier, dan is er steeds dat hele kortstondige moment dat dat zelf nog vrij is van alle kenmerken, van al het weten, van alles wat het moet, van alles wat het wil, etcetera etcetera. Dan voel je je als herboren. Dan ben je ook herboren.

Dat is wat ik wedergeboorte noem: een wedergeboorte van moment tot moment. In dat kortstondige zelf zitten dingen die steeds opnieuw samenkomen, met maar hele kleine veranderingen, maar het is toch steeds weer opnieuw herboren worden. Om dat te kunnen realiseren, moeten we ook steeds weer dat huis verlaten, moeten we meegaan in dat proces. Dat is niet voorbehouden aan boeddhisten, of aan zen-beoefenaren. Net als het niet is voorbehouden aan wijze mensen, of aan rijke mensen, of aan vrouwen of aan mannen: ieder mens kan steeds weer thuiskomen. Eigenlijk moet ik het nog anders zeggen: we kómen ieder moment thuis, of we het willen of niet, of we het weten of niet. Waar het om gaat is dat we ons dat ook realiseren, want dan is er ook die bevrijdende werking. Bijna als een soort opluchting: alles was even weg, en je kunt weer naar het volgende toe.

 

En dat is natuurlijk niet alleen mogelijk in het adem tellen of in welke andere meditatieoefening dan ook. Álles kan dat thuis zijn. Dit kan jullie thuis zijn: [slaat bel]. En dit is het thuis: [neemt slokje water]. Dit is het thuis: [schrijft]. En ook de dingen die binnenkomen door onze zintuigen zijn in principe dat thuis. We zeggen wel eens dat de Dharma geen onderscheid maakt. De Dharma zegt niet: ik ben wel thuis in mooie dingen, maar niet in lelijke dingen. Alles wat er is in het leven, wat het ook is, is op het moment dat we er contact mee maken, ons thuis. En dus heeft alles ook die bevrijdende kwaliteit. En het is die bevrijdende kwaliteit die ons opent, die – wat ik helemaal in het begin zei – de mogelijkheid is tot alles.

 

Dat is ook één van de redenen waarom we in het boeddhisme wel eens zeggen dat een bodhisattva geen vast standpunt heeft. Een bodhisattva heeft wel een standpunt maar geen vást standpunt. Een vast standpunt zou betekenen dat er niet meer de mogelijkheid tot alles is. Een vast standpunt verhindert dat we zien dat we steeds weer opnieuw geboren worden. Dat we contact kunnen maken met dat wat er nu is. En pas als we echt, echt dat contact gemaakt hebben, dan kunnen we van daaruit alle kanten op. Dan kunnen we het alsnog afwijzen. Dan kunnen we het alsnog liefhebben. Maar het begint met het thuis zijn in dat wat er is.

 

En ook in tijden dat we het moeilijk hebben, kunnen we onszelf ruimte geven door naar een thuis toe te gaan. En dat kunnen we oefenen door te beginnen met kleine, dagelijkse dingen die zich regelmatig voordoen in ons leven, en die geen lading hebben van voorkeur of afkeer. Ik geef hier in het centrum vaak het voorbeeld van de deuren open en dicht doen. Steeds als je een deur open doet, als je een deur dicht doet: laat dat even je thuis zijn. Dat er op dat moment niets anders is. En je gaat herboren verder. Met alles wat er was, en toch ook weer nieuw.

Je kunt iets uitzoeken voor jezelf. We werken allemaal veel met de computer, we hebben altijd onze telefoon bij ons. Je zou kunnen zeggen, iedere keer dat ik die telefoon hoor, of dat er een of andere beltoon klinkt, ga ik me eerst realiseren dat die beltoon op dat moment mijn thuis is. Niet gelijk kijken wie het is, nee, me alleen even realiseren dat die beltoon op dat moment het thuis is. Dat kun je gaan oefenen. En ik denk dat je zult merken dat dat ruimte geeft in je leven, en in die zin bevrijdend werkt. Dat je je gaat openen voor dat wat er is.

 

En als je je niet volledig realiseert dat dat je thuis is, is dat niet erg. Als je het ziet als een oefening die je steeds maar weer kunt doen, zul je merken dat in ieder geval in jou zich de bereidheid gaat ontwikkelen om contact te maken met de dingen die op je pad komen. Dat je niet meer onmiddellijk bezig bent met voorkeur en afkeer, met wat je leuk vindt en wat je niet leuk vindt, maar dat je gaat leven in de werkelijkheid van wat er op dit moment is.

 

In onze zen-beoefening stellen we vaak de vraag: Voordat je weet wat het is, wat is het? Voordat je in je oordelen schiet, wat is het? Voordat je het een naam geeft, wat is het? Voordat je het fijn of niet fijn vindt, wat is het? En als je je dan realiseert wat het is, wat op dat moment het thuis is, dan zul je merken dat je vandaar uit heel veel kanten op kan. Dat is wat ik ons allemaal toewens, dat we om kunnen gaan met alle verandering op zo’n manier dat we steeds weer thuis zijn, dat we naar huis kunnen gaan in deze tijden van verandering, en dat huis ook weer kunnen verlaten. Ik hoop dat jullie hier een uitdaging in zien om dingen te gaan doen in je dagelijkse leven, terugkerende dingen, en je te realiseren: dit is mijn thuis. En nu al niet meer. En dit is mijn thuis. En nu al niet meer. En die verandering, die is heel goed, daar gaan we in mee. Want eigenlijk kan het niet anders. Eigenlijk ís het gewoon zo. Dank jullie wel voor het luisteren.

Vraag: Soms is een verandering wel heel overheersend en dan is het heel moeilijk om thuis te komen.

Jiun roshi: Ja, dat klopt. Ik praat er hier natuurlijk wel heel gemakkelijk over, maar het is heel moeilijk om te doen. Daarom raad ik aan om te beginnen met dingen die vertrouwd voor je zijn, die veilig voor je zijn, die zich regelmatig voordoen, en om daarbij voor jezelf ook dat beeld op te roepen: ik ga nu even thuis zijn in het moment dat ik mijn koffie drink, of de bel hoor, of de deur open doe.

 

Vraag: Dat voortdurend thuiskomen en verlaten, is dat niet iets wat steeds in hetzelfde enkele moment gebeurt en dus buiten de tijd staat?

Jiun roshi: Ja, prachtig opgemerkt. Dat is uiteindelijk natuurlijk zo. We hebben het vaak over geen ruimte en geen tijd en dat heeft inderdaad helemaal hiermee te maken. Op het moment dat je je realiseert dat je één bent in dit, wat het ook is, zijn eigenlijk alle grenzen weggevallen, dus ook de grenzen van ruimte en tijd. Dus dit moment is de eeuwigheid, het is niet afgebakend door tijd of ruimte. Dat is volgens mij ook waarom we het ervaren als iets bevrijdends, los van ruimte en tijd.

Naar huis gaan

Naar huis gaan

Toespraak van Tetsue roshi op de eerste dag van een go-sesshin

Als er ooit een tijd is geweest om dieper over thuis zijn na te denken, is het wel deze tijd. Velen van ons blijven thuis of gaan alleen kort naar buiten. Wat kan je het dan waarderen, dat er frisse lucht is, dat je kan wandelen of fietsen.

 

Er is een uitdrukking in het Engels: you can make your house into a home, je kunt je huis tot een thuis maken. Prabhasa Dharma zenji, de zenmeester van Jiun roshi en van mijzelf, heeft een boekje geschreven met de titel Going home, naar huis gaan.

Wat bedoelt Prabhasa Dharma zenji daarmee, met Naar huis gaan? In de inleiding van het boekje zegt ze:

 

Zen is niets iets dat begrepen kan worden, het kan slechts ervaren worden. Het is het leven zelf: niet iets waar je verstand van hebt, maar wat je lééft. Zen te leven betekent ieder moment totaal en volledig te leven.

 

Ze benadrukt hier hoe belangrijk het is om zen in de praktijk tot uitdrukking te brengen, het uit te drukken in ons leven, en daardoor thuis te komen. Dat gebeurt als geest, lichaam en adem in harmonie zijn.

Dat is geen gemakkelijke opgave, in een sesshin waarin we zoveel aanwijzingen hebben gekregen. Handen desinfecteren, anderhalve meter afstand houden, stil zitten zonder te bewegen, je aandacht houden bij adem, lichaam, geest. En toch, zo zegt Prabhasa Dharma roshi, bereik je zonder deze inspanning nooit innerlijke vrede, echt geluk, en bevrijding van angst.

 

De oude wijzen hebben de activiteit van onze rusteloze geest vergeleken met golven op de zee van Geest. Wanneer de mentale golven van gevoelens en gedachten tot rust zijn gekomen, verschijnt de Ware Geest, helder en kalm. De werkelijkheid wordt gezien in haar “zo-heid” [suchness in het Engels]. De “nu-heid” en de “zo-heid” van het Zelf verschijnen spontaan; leven en dood worden als één gelijktijdige gebeurtenis gezien.

Deze essentie van de Geest is totaal kalm en vredig, stil en gelaten. Hij is zonder tekenen van wording, maar gaat toch steeds, zonder wil, mee met het van moment tot moment ontstaan en vergaan van de verschijnselen, zonder erdoor gestoord te worden. Kalm en toch vrij bewegend, niet bewust van zichzelf, één geheel, zonder onderscheid te maken, functioneert deze essentie tegelijkertijd op elke mogelijke manier en is in staat om alles waar te nemen.

 

Dat is een diepe waarheid die Prabhasa Dharma hier tot uitdrukking brengt. Het zijn prachtige woorden, die ons aansporen om te oefenen, om te ontdekken wat ons ware thuis is.

Wat hebben we nodig om een corona-sesshin te doen? Wellicht is het eerste dat in je opkomt: discipline. Wanneer je naar de wortel van dat woord zoekt, vind je verklaringen die verwijzen naar het onderwijs of takken van wetenschap, en in de wereld van de kloosters naar zelfkastijding. Vaak associëren we het woord discipline met een sfeer van hardheid. We denken aan zinnen als “ik móet dit doen, ik móet dat doen, het hóort zo te zijn”. En wanneer het toch niet lukt, komen allerlei negatieve gedachten op, waarin we onszelf beoordelen en veroordelen, heel kritisch zijn over onszelf en over anderen. Op die manier schiet discipline haar doel echter voorbij.

Het woord discipline is verbonden met discipel, student, leerling, en heeft dus te maken met willen leren, open zijn, nieuwsgierig zijn. Het lijkt me belangrijk om naast discipline ook de kwaliteiten van vriendelijkheid en zachtmoedigheid ruimte te geven. Vriendelijkheid en mildheid hebben te maken met ruimte, en daarmee met flexibiliteit. Zeker in een corona-sesshin, met anderhalve meter afstand, zijn we ons er steeds precies bewust van waar ons eigen lichaam is en waar het lichaam van de ander, en dat zonder dat we elkaar hoeven aan te kijken.

 

Deze flexibiliteit, deze ruimte, is heel belangrijk. Het is als een dans. Discipline en flexibiliteit houden elkaar in evenwicht. Het is belangrijk om daar ruimte aan te geven, want zonder ruimte kun je niet dansen. Dit geven van ruimte vraagt van ons zachtmoedigheid en vriendelijkheid. En dat vraagt van ons telkens opnieuw beginnen, ieder moment opnieuw begínnen. Het speelt helemaal geen rol hoe lang of hoe kort je zazen hebt geoefend. Het wezenlijke is beginnen. Dat is zo voor iedereen die hier zit, ook voor mij. Het wezenlijke is beginnen, nú.

 

Suzuki roshi heeft een van zijn boeken de titel gegeven: Zen Mind Beginners Mind, in het Nederlands vertaald als Eindeloos met Zen beginnen. Dit gaat over de essentie van onze oefening. Hoe ga jij dat vandaag uitdrukken? Hoe ga jij vandaag met discipline en flexibiliteit dansen? Hoe ga jij vandaag, in jouw thuis, je lichaam en geest, zachtmoedigheid, mildheid en vriendelijkheid ruimte geven? Jij bent de enige die dat tot uitdrukking kan brengen. Hoe doe je dat?

Ik wens jullie een prachtige dag.

Dit moment is een geschenk

Deze toespraak van Prabhasa Dharma zenji uit 1987 is afkomstig uit het boek Boeddha ben je zelf, uitgegeven door Asoka in 2006, ISBN 90 5670 068 5. Het boek is uit druk maar nog te verkrijgen bij de Noorder Poort en via enkele webwinkels. Het copyright van deze toespraak berust bij Asoka; wij publiceren die hier met hun toestemming.

Prabhasa Dharma 1990

Dit moment is een geschenk

Deze retraite heeft een naam met een dubbele betekenis: The Golden Present, wat zowel Het Gouden Geschenk als Het Gouden Heden kan betekenen. Is het een geschenk? Is dit een gouden moment? Een moment is een heel vaag begrip. Hoe weten we wat een moment is? Over welk moment praten we? Hoe lang is een moment? Waar komt het vandaan en waar gaat het naar toe? Hoe ontstaat het en hoe verdwijnt het? En: ontstaat het eigenlijk wel en verdwijnt het ook weer echt? Eén ding is zeker: alles gebeurt altijd in het huidige moment, toch? Of we ons nu richten op de toekomst of nadenken over het verleden, we doen dat altijd in dit huidige moment. Dus, in werkelijkheid is er geen verleden en evenmin een toekomst. Die bestaan alleen maar in onze denkende geest, beter gezegd: in ons bewustzijn.

 

Jullie weten dat ik uit de zen-boeddhistische traditie kom. Welk spiritueel pad je ook volgt, wanneer je kijkt naar het ontstaan ervan kom je altijd bij dezelfde bron uit: de bron van alles. Die weg  terug naar de bron, is de weg van zen. Zen betekent niet meer dan ‘meditatie’, maar wel een specifieke vorm van meditatie. Binnen zen proberen we dat niveau van bewustzijn te realiseren, waar het onderscheid tussen verleden, heden en toekomst nog niet bestaat. Dit ongedeelde is altijd en overal aanwezig. Wanneer wij ons dat realiseren, ontstaat er een groot gevoel van opluchting. Deze realisatie bevrijdt ons van het idee dat we iets moeten doen om er te komen of om het te krijgen.

 

Heb je ooit geprobeerd om een moment te grijpen? Waarschijnlijk wel. We proberen het de hele tijd met onze camera’s en andere technische instrumenten. De Boeddha heeft eens gezegd dat wat wij een moment noemen, of een cyclus van geboorte en dood, een vijfenzeventigste deel van een seconde duurt! Kun je je voorstellen hoe lang of hoe kort dat is? Een keer knipperen met je ogen zou je een moment kunnen noemen, een ogenblik.

 

Calligrafie van Prabhasa Dharma zenji: only this

Calligrafie van Prabhasa Dharma zenji

Een zenmeester wandelde eens met zijn leerling in de bergen. Die leerling werd later ook een beroemde zenmeester. De meester heette Baso en de leerling Hyakujo. Toen ze over een pad op de berghelling liepen vloog er een zwerm wilde ganzen over. Meester Baso keerde zich naar Hyakujo om en vroeg: “Waar zijn ze naar toe gevlogen?” Hyakujo antwoordde: “Ze zijn weggevlogen, meester!” Op dat moment greep meester Baso Hyakujo bij de neus en draaide die om. Hyakujo schreeuwde het uit en meester Baso riep: “Waar zijn ze NU!”

Waar ben jij NU, op DIT moment? Ben je in Santa Barbara? Ben je in het Casa de Maria, zit je in deze kapel? Waar zijn jullie? Op welke momenten sinds ik hier binnenkwam, was je werkelijk jezelf?

 

De meeste mensen hebben een of twee voornamen en een achternaam. En dan hebben we allemaal nog die andere namen die onze vrienden en onze familie ons geven. Ik heb veel namen van mijn leerlingen gekregen – ik ken ze niet allemaal. Maar ieder ogenblik zijn wij iemand anders, ieder moment zijn we elk-ander. Als ik spreek over DIT moment betekent dat: hier, nu, zoals het is. Maar dan is het alweer weg. Om het te vatten of om het gewaar te zijn, moeten we er dieper in doordringen. We moeten een staat van bewustzijn binnengaan waarin we de snel veranderende, opeenvolgende ogenblikken ervaren en tegelijkertijd de ruimte waarin niets beweegt. We zijn in een tijdloze, ruimteloze ruimte – ook wij, nu, hier! Wanneer niets ons bezighoudt, wanneer al het beredeneren gestopt is, al is het slechts voor een enkel ogenblik, dan zijn we er meteen. We vallen samen met de adem van het universum; waarin alles één grote beweging is van ‘inademen en uitademen’. We rijzen en dalen met de gehele schepping en gedurende één moment verdwijnen we met de hele schepping. Dus van moment tot moment komen we voort uit het Al en keren daar vervolgens weer naar terug.

 

Er bestaat een toestand die we onsterflijkheid noemen. In zijn manifeste vorm echter is dit de vergankelijke, steeds weer veranderende wereld van vormen. Wat blijvend is, is het proces. Dit proces noemen we Dharma, ofwel de kosmische wet. Als gevolg van deze wet ontstaan gebeurtenissen en verdwijnen ze weer. Er is dus deze wonderbare ruimte, een reusachtige moederschoot, waaruit alles ontstaat en die altijd alles weer in zich opneemt. Dit ‘alles wat in een ogenblik verschijnt’, ben ik zelf. Jullie zijn het zelf, en ofschoon ik hier misschien wel meer dan honderd hoofden voor mij zie, zijn het allemaal hoofden van een en hetzelfde lichaam.

 

Foto bij toespraak Prabhasa Dharma zenji

 

Dus, als we spreken over DIT ogenblik, moeten we in een toestand verkeren van gewaar zijn en van wakker zijn. In deze toestand van algeheel gewaarzijn, zijn we niets anders dan het kosmische proces zelf. In een ogenblik, in een flits, onthult dit proces aan ons DIT moment zoals-het-is. Niet zoals ik wil dat het is maar zoals-het-is. Onmiddellijk daarop  keert dit bewustzijn terug tot zijn oorsprong waarin wij verenigd zijn met alles en is er een moment van niet-weten, van volledige, uiterste rust en vrede. Dit is onze ware aard en daarin bestaat geen tegenstelling tussen leegte en vorm, rust en activiteit. Vandaar dat we in zen zeggen: “Terwijl we inactief zijn, zijn we bezig; en terwijl we actief zijn, zijn we inactief, ofwel in ruste”. Wanneer wij volledig stil zijn, zoals wanneer we mediteren, kunnen we voor het eerst waarlijk de dynamische, kosmische activiteit ervaren die wij zelf in werkelijkheid zijn.

Uiteindelijk bestaat er in de absolute werkelijkheid geen tijd en ruimte. Wij kunnen dus nooit verdwalen. Wij weten altijd waar we zijn, waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan, ieder moment. Omdat Hyakujo nog niet zo wakker was, moest de meester hem wel bij de neus grijpen en die omdraaien, om hem ter plekke te doen beseffen waar hij was en waar de ganzen waren. Begrijp je wel?

 

Hoe dieper ons besef van vergankelijkheid en verandering, des te meer zijn we voldaan en tevreden over wat we hebben en wat we zijn. Als je jezelf een moment stilhoudt en diep bij jezelf naar binnen kijkt, tot aan de wortel, dan zul je onmiddellijk volledige gewetensrust ervaren, volledige vervulling. Op dat moment is het zoeken naar iets anders opgehouden. Het is op dit moment volmaakt, niet waar? Hou het dus zo. HET is volmaakt! Soms ook, ben ik niet zo volmaakt; wanneer ik denk, begeer en mij afwend van het zelf.

 

Realiseer de zo-heid van dit moment, nu meteen, voordat de hunkerende, piekerende, verlangende geest komt en zegt: “Jawel, maar ik wou dat het anders was, ik wou dat het warmer was, ik wou dat het koeler was, ik wou dat er meer zon was, ik wou dat ik meer geld had”. Dat is onze dagelijkse soetra! Zie je, hoe we om onszelf kunnen lachen? Als we naar onszelf kijken en onszelf hierop betrappen, moeten we lachen. Op dat moment ben je al vrij. Je bent bevrijd en dat is alles wat je nodig hebt. Alleen DIT moment; het is ALTIJD alleen maar DIT moment.

De Japanse zenmeester Dogen verwoordde vergankelijkheid in het volgende gedicht:

 

De maan weerspiegeld in een dauwdruppel,

afgeschud van de snavel van een kraanvogel.

 

Ontwerp voor porseleinen bord – eind 19e eeuw

In één ogenblik, in een flits van bewustzijn, omvat Dogen deze hele weidse, kosmische gebeurtenis. Dit komt voort uit een geest die dit  moment bewust beleeft. Over deze geestesgesteldheid beschikken we allemaal. Het is niet iets bijzonders dat aan enkele mensen is voorbehouden. Maar voordat we volledig ontwaakt zijn, beseffen we het alleen wanneer we het van anderen horen of in zo’n mooi gedicht lezen. We komen naar meditatieretraites om een beetje meer, of misschien wel helemaal, wakker te worden. Om te ontwaken tot deze werkelijkheid, die geheel en volledig is, en om zelf zo’n gedicht te worden.

 

Over twee dagen is het nieuwjaar. Misschien hoef je voor het eerst in je leven dit jaar geen goede voornemens te maken. Je hoeft jezelf daar niet mee te belasten. Dus doe dat alsjeblieft ook niet, want als je het wel doet, mis je het weer. Om DIT moment te realiseren, moeten we onze geest vrij maken, onafhankelijk, helemaal aanwezig, en springlevend! Werkelijk leven houdt sterven in. Niemand hoort dat graag, maar zo is het nu eenmaal. We hoeven het echter niet direct sterven te noemen, je kunt het ook ‘verdwijnen’ noemen, bevrijd worden, je vrij bewegen van dit ogenblik naar het volgende. Het is net als met schakelen. Als je van de derde naar de vierde versnelling wilt, moet je eerst naar z’n vrij. Je bevrijdt als het ware de derde versnelling van zijn derde versnelling natuur. Door hem eerst vrij te maken, kan hij vervolgens de vierde versnelling worden. We zien die vrijstand, het niet-zijn, de niet-gebeurtenis niet. Toch zullen we daaraan moeten wennen, aan niet-iets, nul, niet-vorm.

 

Dit niet-zijn, deze leegte moeten we niet tot object maken. Wanneer we dat toch doen, is het geen leegte meer. Leegte op zichzelf bestaat niet; het kan slechts verwerkelijkt worden door vorm. De uiteindelijke modus van vorm is niet-vorm en daarom kunnen de dingen veranderen; daardoor is er elk moment een volledig nieuw, fris en opzienbarend ontstaan van het universum. Ieder ogenblik is een kosmisch gebeuren dat nooit en te nimmer terug zal keren – niet op dezelfde manier. Maar we moeten oppassen dat we dit hele proces niet buiten onszelf projecteren. We moeten ons realiseren dat dit de activiteit is van ons bewustzijn of, als je wilt, van het Zelf, de oorspronkelijke staat van de geest, van de Boeddha-natuur, de Verlichte.

 

Op zekere dag, kwam er een leerling bij meester Hyakujo en vroeg: “Meester, wat is het meest verheven en wonderbaarlijkste in deze wereld?” Hyakujo antwoordde: “Alleen hier op deze berg zitten”. Hij sprak alleen maar over DIT moment toen de monnik hem de vraag stelde. Je moet het antwoord van Hyakujo niet verkeerd begrijpen, hij bedoelde niet: “O, ik ben een kluizenaar, ik heb mijn thuis hier, ver weg van de wereld en ik ben heel gelukkig”.

Zoals gebruikelijk was in China en in de meeste andere landen, werd Hyakujo genoemd naar de berg waarop zijn klooster stond. Hyaku betekent ‘honderd’ en jo is een maat zoals ‘vadem’, dus: een berg van honderd vadem. Je zou het ook kunnen vertalen met ‘hoogste piek’. Je bent nu hier en jij moet je hoogste top realiseren of je diepste thuis. Of je nu in deze kapel zit, of in de eetkamer, of op het toilet; je zit altijd op de hoogste piek. Je hebt altijd een topervaring! Echter, dit betekent niet dat we onszelf verliezen in onze emoties, gemoedsstemmingen of problemen.

 

 

Het universum heeft geen problemen, de wolken hebben geen problemen, vogels en bloemen hebben geen problemen. Alleen wij mensen hebben problemen. Waarom? Omdat wij dènken dat wij problemen hebben! Dus concluderen we dat we alleen maar hoeven te stoppen met denken. Helaas, dat is onmogelijk! Probeer het dan ook maar niet! Laat je gedachten maar gewoon gaan, zoals de wolken langs de hemel trekken. Zie ze, laat ze gaan en blijf bij je adem in plaats van met je emoties en gevoelens mee te hollen. En als je over iets moet nadenken, blijf dan bij je gedachten. Als je eet, blijf bij het eten, alleen maar eten. Denk er niet over na. Dan zul je snel alleen DIT realiseren. Zeg steeds tegen jezelf: “alleen dit, alleen nu”. Wees je bewust dat je loopt, zonder er iets van te denken. Op die manier kom je aan de top. Misschien word je zelfs president van de Verenigde Staten van Amerika! Alleen dit, en als je president bent, is het ook alleen dit! Ik hoop dat je dit doet, want we hebben een goede president nodig!

 

Geniet van dit moment: het is helemaal van jou. Met al zijn pracht en praal, met al zijn ellende en pijn, ook dat is helemaal van jou. Als wij volledig dit moment beleven, zonder reserves, en zonder iets van onszelf achter te houden, dan zijn we klaar om volledig met dit moment te verdwijnen als het voorbij gaat, en ook om herboren te worden met het volgende moment. Dat vereist nog iets anders en dat is: geen keuzes maken. Als we spelen met kiezen, spelen we met verliezen. We moeten ons oefenen in het geen keuzes maken en leren leven met het zo-zijn, met de zo-heid van de dingen, dan zullen we gelukkig zijn met wat er is. Dat is onze redding uit de ellende die wij zelf scheppen door een begerig leven te leiden. Meester Rinzai placht tegen zijn monniken te zeggen: “Waar ontbreekt het je aan op dit moment? Het enige wat je mist, is zelfvertrouwen”. De hele dag door beweegt een vrij mens zich van binnen naar buiten en van buiten naar binnen via de zes poorten van zijn zintuigen: ogen, oren, neus, tong, lichaam en bewustzijn. Dat is onze ware aard: hij kan deze kant op kijken, hij kan die kant op kijken; hij kan dit doen of dat doen. De ware aard raakt nooit op. Jij kunt ‘hem’ niet opgebruiken, want je bent ‘hem’ zelf, zelfs nu. Ook als je niet helemaal begrijpt waar we het over hebben, dan nog ben je ‘hem’, helemaal, honderd procent. Het ontbreekt je aan niets

.

Hyakujo zei: “Het wonderbaarlijkste in deze wereld is, hier in je eentje op deze berg zitten”. Als je dat nu, op dit moment, kunt verwezenlijken,  dan heb je, misschien voor één moment, de hoogste waarheid verwezenlijkt, de ultieme werkelijkheid. Terwijl ik hier zit op de top van deze berg in volledige vrijheid, vrij van alle zorgen, ben ik toch tegelijkertijd deze vrouw van zesenvijftig jaar, met grijze haren, met deze kleren aan, enzovoort. Er is niet langer een onderscheid tussen het heilige en het aardse. Zie je dat? Het is één! Er bestaat absoluut geen scheiding, geen conflict; er is niets te bereiken en niets te zuiveren.  De leerlingen van Jezus kwamen eens naar hem toe en zeiden: “Meester, laat ons vandaag vasten en bidden”. En Jezus antwoordde: “Wat heb ik gedaan, dat ik zou moeten vasten en bidden?” Ieder moment moet je zo leven dat je niet hoeft te bidden om andere, betere momenten en dat je niet hoeft te vasten of te berouwen.

 

calligrafie Prabhasa Dharma

Het punt is dat we niet kunnen falen. Een geest die leeg is en die geen voorstellingen heeft, kan niet falen. Niets is veiliger dan een lege geest, niets is veiliger dan een niemand! Zoals de Boeddha eens gezegd heeft: “Waar niemand thuis is, kun je geen pakketje afgeven”. Dat gaat over ons ego. Als we ego hebben, zullen er allerlei dingen op ons af komen en blijven hangen. We komen vast te zitten en hebben DIT moment gemist. Dan hebben we onszelf in verwarring gebracht. Er is niet iemand anders die ons misleidt. Niemand kan ons terneer drukken of de hemel in prijzen, omdat de oorspronkelijke staat van de geest vrij is van zulke dingen. Als je zegt: “O, idioot die je bent!” Wat hoor je dan?  “O, idioot die je bent!” Het is net een echo. Er is geen betekenis. Jij geeft het een betekenis. Het is hetzelfde als zeggen: “O, mijn lieveling”. Dat klinkt in mijn oren hetzelfde: dezelfde stem, dezelfde geest. Als je dus diep genoeg gaat, zijn alle idioten jouw lievelingen! De oorspronkelijke staat van de geest staat boven elke dualiteit van volmaaktheid en onvolmaaktheid. Die oorspronkelijke staat is nu op dit moment aanwezig. Jullie hebben hem allemaal. Gebruik hem alsjeblieft.

 

Glimlach, glimlach iedere dag; dat is het begin. Doe ’s morgens je glimlach op zoals je je gezichtscrème opdoet. Tover een glimlach op je gezicht en je voelt je al een stuk beter. Je weet namelijk dat je een Boeddha bent en Boeddha’s glimlachen. Ook de eerstvolgende die je tegenkomt, is een Boeddha. Het doet er niet toe welke eigenaardigheden die persoon heeft, het doet er ook niet toe in welke stemming hij of zij is. Je laat je niet leiden door stemmingen, je laat je slechts leiden door Boeddha’s, door de ontmoeting van hart tot hart. Het enige wat er gebeurt is dat we elkaar ontmoeten en weer uit elkaar gaan. Ontmoeten en uit elkaar gaan. Honderden duizenden jaren doen we dat al. Wij hebben elkaar allemaal al ontmoet. Ik ken jullie heel goed. Mensen zeggen wel eens tegen mij: “Ik ken u!” En dan zeg ik: “Ja, dat klopt”. Ik weet zeker dat jullie dat ook wel eens overkomen is: je ontmoet iemand en je denkt dat je hem of haar al eens eerder hebt ontmoet. Wij hebben elkaar nooit ontmoet, maar we zijn ook nooit uit elkaar gegaan. Wij zijn alomtegenwoordig omdat we de oorspronkelijke geest zijn. Het maakt niet uit hoe wij daar tegen aankijken, het komt toch altijd goed. In essentie zijn wij goedheid. Maak dat waar, laat het zien, straal het uit.

 

Nu kunnen we gaan genieten en spelen. Dat wens ik jullie toe voor deze retraite. Herinner je dit ook als de retraite weer voorbij is en je misschien weer terugkeert naar moeilijke omstandigheden. Tenslotte houdt menselijk leven ook lijden in. Echter, nu beseffen we dat er iets is dat niet wordt aangetast. Iets stijgt boven geboorte en dood uit, boven lijden, pijn en vreugde. Het is tijdloos, moeiteloos en kent geen dood. Ik hoop dat je dit volledig zult zien met je ‘wijsheidsoog’. Maar zien alleen is niet voldoende. We moeten er ook door veranderd worden en het vervolgens leven in DIT ogenblik. Dat leren we in de zen beoefening. Maar ik ben er zeker van dat jullie het ook hier kunnen leren. Dus, als je de taak krijgt om bijvoorbeeld de hal aan te vegen, veeg dan gewoon jezelf weg! Veeg dan zo dat dat wat er overblijft niets anders is dan ‘vegen!’ en niet meer: “Ik ben aan het vegen”. Dan is er geen enkel probleem, dat beloof ik je, en we zullen nooit meer oorlog voeren in deze wereld. Moge er vrede zijn met jullie.

 

 

Omgaan met boosheid

Omgaan met boosheid

Toespraak van Jiun roshi uit februari 2017

Goedemorgen. Gaat het goed met jullie? Vandaag wil ik met jullie kijken naar hoe we in het boeddhisme om kunnen gaan met emoties.

 

De emotie waarover ik van jullie het meest hoor is boosheid, kwaad zijn. Wanneer je boos bent, dan blijf je meestal hangen in het onderwerp van die boosheid, bij de zogenaamde veroorzaker ervan. Door daar steeds weer naartoe te gaan, maak je het onderwerp groter, en natuurlijk word je daardoor steeds bozer. Nog belangrijker is, dat je dan vaak vanuit die boosheid gaat handelen. Er zijn dus twee fases, twee aspecten: aan de ene kant is er de boosheid in jou, en aan de andere kant is er het boos handelen. Het is belangrijk die twee uit elkaar te halen. Als je kijkt naar de leer van oorzaak en gevolg, van karma, dan is met name dat laatste heel belangrijk: niet te handelen vanuit boosheid, niet te handelen met de intentie om kwaad te doen.

 

Een manier om met boosheid om te gaan begint ermee dat je zegt: er is boosheid in mij in plaats van ik ben boos. Dat klinkt heel simpel maar het maakt een groot verschil. Als je zegt er is boosheid in mij, dan zie je meteen dat er nog veel andere dingen in jou zijn. Als je daarentegen zegt ik ben boos, lijkt het alsof er niets anders is dan dat.

 

Om te voorkomen dat je gaat handelen vanuit boosheid, wil je grip krijgen op die emotie. Die boosheid is er op twee manieren. Hij is er als idee, als mentale formatie, ik ben boos op iemand, en de boosheid is er als fysieke gebeurtenis. Als je wilt omgaan met de boosheid – en hetzelfde geldt ook voor alle andere emoties – dan moet je niet naar dat idee toe gaan, want de kans is heel erg groot dat je dan toch weer belandt bij de zogenaamde veroorzaker van je boosheid, waardoor die boosheid weer wordt geactiveerd. Op het moment dat je die vervelende collega voor je ziet, je hem of haar inbeeldt, begint de boosheid weer. Het is veel veiliger om naar dat andere aspect van de boosheid te gaan. Je gaat naar het lichaam, naar de boosheid in je lichaam. In het boeddhisme noemen we dat de sensatie. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen: hoe is die boosheid zichtbaar in mijn lichaam? Is het een warmte, heeft het een temperatuur, heeft het een kleur, is het een beweging, waar voel ik het eigenlijk, wat ìs het eigenlijk dat ik boosheid noem? Het gaat er dus niet om dat die boosheid weg moet. Eigenlijk zelfs het tegenovergestelde: je gaat er helemaal naar toe, maar op het niveau van de sensaties. Je omarmt om zo te zeggen je boosheid. Je gaat die helemaal leren kennen. En als je dat doet, dan is er geen koppeling meer met de zogenaamde veroorzaker van je boosheid en wordt die dus ook niet meer gereactiveerd.

Nou kennen we allemaal boosheid en we weten dat er op de top daarvan een enorme kracht en energie in ons is. Dus het kan zijn dat wat ik nu zeg gewoon helemaal niet lukt. Je zit nog te veel bij de zogenaamde oorzaak, bij die vreselijk vervelende collega.

 

Een andere manier om dan met die boosheid om te gaan is om jezelf, zoals we zeggen, eerst terug te brengen naar nul. Breng jezelf eerst naar een veilige plek. Een veilige plek die je altijd bij je hebt, is de adem. Maar ook de natuur bijvoorbeeld. Kijk eens naar dat grassprietje daar, zoals dat beweegt in de wind. Ga eens eventjes echt helemaal, al is het maar een seconde, naar die zonnestralen kijken of naar de donkere wolken. Mijn meester noemde dat: just change your mind. Als ik wel eens bij haar kwam met allemaal klachten, boosheid, jaloezie: just change your mind. En we weten allemaal precies wat er bedoeld wordt. Maar je moet het ook wel willen, natuurlijk. Soms was ik zo ongelooflijk jaloers of kwaad, dat ik daar echt geen afstand van wilde doen voordat er iets aan gedaan werd, voordat erkend werd dat ik terecht boos was. Dat wil je soms eerst bevestigd krijgen: het is terecht dat ik boos ben. Zolang je nog in die behoefte zit, ga je natuurlijk niet met deze suggesties aan de gang. Maar goed, we zijn allemaal op de weg van de Boeddha, en op een gegeven moment realiseer je je wat het gevolg is van denken en handelen uit boosheid. En realiseer je je dat je dat toch eigenlijk niet wilt. Dat moet je steeds maar weer in jezelf oproepen: ik wil geen pijn veroorzaken.

Dus je gaat naar een veilige plek en dan vervolgens ga je voelen, ga je verkennen wat die boosheid in jou is. Het gegeven is, er ís boosheid. Of: er ís ongeduld. Er ís jaloezie. Maar ik wil niet van daaruit leven.

 

Ik hoor heel vaak de teleurstelling van mensen: ik word nog steeds boos. Ja, maar jij doet dat niet alleen. Daar zít niet ineens een ik achter. We zijn een samengesteld gebeuren, steeds maar weer, waar een enorme conditionering in zit. Dus als je een rode vlag tegenkomt, is de conditionering: wám, boosheid. Er ís boosheid in mij. Ja. Dat kan ik niet ontkennen. Maar: ik ga er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ik in ieder geval niet ga handelen, dat ik mijn boosheid niet ga doorgeven.

We zeggen weleens dat bevrijding betekent dat we de concepten die er zijn volledig tot zwijgen brengen. Een concept is een idee, is een denkbeeld. Kenmerk van een concept is, dat we niet zeker weten of het allemaal klopt, of het waar is. Bevrijding betekent dan dat we alles tot zwijgen brengen waarvan we niet zeker weten of het klopt. Als je kijkt naar de emotie boosheid, dan is er warmte, energie, soms lopen we helemaal rood aan. Dat is er allemaal echt. Dat zijn geen concepten. De temperatuur, die warmte, kun je meten. Je kunt zien dat een gezicht rood aanloopt. Dat ga je dus helemaal waarnemen, daar ga je je van bewust worden. Maar als je je vasthoudt aan het concept, aan het idee van die boosheid, dan kom je in de problemen. Die collega, dat is zo’n ongelofelijke uitslover. Dat is een idee, een concept. Als je daaraan vasthoudt, dan houd je je vast aan iets waarvan je niet echt weet of het klopt. Hoe ziet een uitslover eruit, hoe zou je die moeten herkennen? Maar ondertussen ga je daar wel met volle energie tegen tekeer. En degene die daar het meest onder lijdt, dat ben je uiteindelijk zelf. En waarom lijd je? Omdat je je helemaal vastzet in dat idee. Je kent het wel: als je in zo’n bui bent, dan kan iemand zeggen, kijk eens wat een mooie bloem, maar je kwaadheid zegt sodemieter op met die bloem. Je kunt niets meer zien. Als je huisdieren hebt kunnen die maar beter uit de buurt blijven, want dat zijn opeens ook rotbeesten. Allemaal door iets waarvan je niet zeker weet of het klopt.

Dus bevrijding betekent dat we dat niet doen, dat we onszelf niet op die manier vastzetten. Als een situatie verkeerd is, dan is het sowieso beter dat je ingrijpt niet vanuit boosheid, maar vanuit wijsheid en compassie. Daar gaat het om. Ik zeg niet dat alles wat er gebeurt goed is, dat je niets meer hoeft te doen, dat je alleen moet zorgen dat je niet boos bent, natuurlijk niet! Er gebeuren dingen in de wereld waarbij we moeten ingrijpen. Maar hóe grijp je in? Wat bied je aan in die situatie? Je boosheid, of je wijsheid en je mededogen? Zet jezelf niet vast.

 

Er stond afgelopen vrijdag een mooie uitspraak van Alan Watts op de zen-kalender. Know yourself as nothing, feel yourself as everything. Ken jezelf als niets, voel jezelf als alles. Ken jezelf als niets betekent: ken jezelf niet als een ding, als iets dat onveranderlijk is. En: voel jezelf als alles. Ik zou zeggen: realiseer je dat je alles kunt zijn. De zingende vogel, de wind die waait, je buurman of buurvrouw die ademt, de geur van wierook – je kunt alles zijn. Ga mee in wat we noemen de activiteit van de dharma. Houd je niet vast aan iets waarvan je niet zeker weet of het klopt. Houd je niet vast aan iets waarvan je denkt dat zou ik moeten doen. Houd je niet vast aan iets waarvan je denkt dat zou ik willen zijn. Op het moment dat je jezelf daarmee vastzet, kun je niet meer alles zijn. Dan mis je de vogel, en de wind, en de zonnestralen, je buurman, je kinderen, je partner… je kunt het allemaal niet meer zijn omdat je jezelf hebt vastgezet. Know yourself as nothing. Realize your self as everything. Ken jezelf als niets en verwerkelijk jezelf als alles. Maar we moeten dat wíllen. Misschien vraag je je af: maar wie ben ik dan nog? Nou, gewoon, zoals je nu hier zit, dat ben jij. Je hoeft niet een ander iemand te worden. Zoals je nu bent: alles daar. Dus ik kan met een gerust hart zeggen: een goede dag.

Zitten als een berg

Fuji

Zitten als een berg

Jiun roshi geeft zazen-instructie

Goedemorgen.

 

Wat een mooie dag! Een zenmeester zei: de wind gaat door en door. Is dat gelukt, daarnet, toen jullie buiten loopmeditatie deden? Of heb je geprobeerd de wind tegen te houden? Heb je jezelf helemaal doorlatend gemaakt? Of ben je je gaan verzetten? De wind is de wind. En wie ben jij? Daar gaat het over in zen.

 

Zen gaat niet alleen om het zitten op je kussentje. Het gaat er om wat we noemen het bevrijde zelf te realiseren én te leven. Als je je beperkt tot het realiseren van dat zelf op je kussentje maar het niet leeft, dan maak je een scheiding tussen zen en je leven. Heel extreem zou dat kunnen betekenen dat je in zen bevrijd bent en in je dagelijks leven niet. Toch is dat wel hoe we het soms beleven. Want zoals we zijn in een sesshin, zeker na een paar dagen, zo zijn we inderdaad niet in ons dagelijks leven. En dat is eigenlijk heel logisch, want we doen ook iets anders hier. Het idee is dat in sesshin een verdieping ontstaat van je zenleven.

 

Om zen te kunnen leven, om het bevrijde zelf te kunnen realiseren, is het belangrijk dat de geest helder en kalm is. Niet meer zo wild, zo onbeheerst. En ik denk dat dat in deze tijd een stuk moeilijker is dan vroeger. Misschien denk ik dat wel omdat ik oud begin te worden. Maar ik zie het ook bij mezelf, hoe moeilijk het is om rustig te blijven bij alles wat ons aan informatie ter beschikking staat. In zen spreken we over de monkey mind, de apengeest, die van de ene tak naar de andere springt, en steeds iets anders wil vastpakken. Die apengeest is in deze tijd volgens mij behoorlijk dominant aanwezig. Soms valt het me op als ik in mijn kamer zit en de computer en de telefoon zijn daar, wat alleen die twee dingen al teweeg brengen. Al die geluidjes! Al die boodschapjes: er is een bericht voor je. En van sommige weet je: als ik die ga bekijken, dan komt er meer. Maar o, moet je dan even sterk in je schoenen staan om dat niet te doen. Dat is de training van de geest. Dat jij in staat bent om gewoon hier te blijven bij dat wat je nu doet.

 

De eerste stap en misschien ook wel de laatste stap in meditatie is om stil te gaan zitten. Als we een geest willen die helder en kalm is, dan kun je je voorstellen dat het helpt om stil te gaan zitten. Natuurlijk kun je ook in beweging heel rustig zijn. Maar het is makkelijker om daarbij te komen, om dat weer te leren zou je kunnen zeggen, als je eerst ook je lichaam stilhoudt.

Prabhasa Dharma zenji in zazen (1973)

Prabhasa Dharma zenji in zazen (1973)

Dus als we gaan zitten in zazen, dan gaan we zitten als een berg. Er moet heel wat gebeuren wil je die omver gooien. Dus je zit met een brede basis en een heel klein topje, en je zit onbeweeglijk. Dat neem je dan later mee als je in activiteit gaat. Dan sta je op, je gaat lopen, maar tegelijkertijd probeer je dat onbeweeglijke van binnen mee te nemen. Vandaar dat we in een sesshin altijd aanraden om als je loopt, je handen samengevouwen op je buik te houden of samengevouwen achter op je rug. Dat helpt om wat stiller te lopen, wat onbeweeglijker te lopen. Het helpt je ook om je bewust te zijn van het lopen. Je handen zijn op je buik, op je midden, en dat herinnert je steeds weer aan… aan iets. Aan Het, zei mijn meester altijd. Probeer alles wat je doet zo stil mogelijk te doen. Dat is niet zozeer omdat we geen geluid willen maken, dat is een mooie bijkomstigheid, maar omdat het je helpt je volledig te geven aan dat wat je doet.

 

We zeggen wel eens in zen dat het enige dat je hoeft te leren is hoe je de theekopjes op het altaar zet. Hoe zet je je theekopje of je koffiekopje op de tafel. Alles zit daarin. Maar weet je – en dat past ook weer een beetje bij wat ik eerder zei, over die apengeest, dat verlangen naar steeds maar weer iets anders – als wij hier een hele dag alleen maar dat zouden oefenen, dan zouden jullie er helemaal niets aan vinden en zeggen nou, dat ga ik niet nog een keer doen. Misschien denk je nu nee hoor, dat zou ik best wel doen. Maar ik denk het niet. Want mijn ervaring is, dat als ik mensen bijvoorbeeld vraag om een hele dag alleen maar hun adem te tellen, ze vaak naar me toe komen en zeggen Ja, ik heb toch maar een andere oefening gedaan, want dat voelde veel beter. Weet je, het criterium van dat neerzetten van dat theekopje is niet of het goed voelt of niet, of dat jij je er lekker bij voelt. Eerlijk gezegd, als je je daar helemaal aan geeft, aan dat neerzetten van dat theekopje, dan heb je er geen idee van of dat lekker is of goed of verkeerd of wat dan ook. Kun je je voorstellen dat het juist daarom bevrijdend is? Maar misschien gaan we nog een beetje te ver voor de eerste dag van een retraite. We gaan nog even terug naar de oefening van vandaag.

 

Je gaat zitten in zazen. Je mag alles gebruiken wat je nodig hebt om goed te kunnen zitten. Als je een eigen kussen hebt, of als je er een handdoek bij wilt gebruiken, maakt mij niet uit, gebruik het. Je gaat zitten als een berg. En hoe je ook zit, op een bankje, op een kussen of op een stoel, zorg dat er een hele lichte holling is in je onderrug. Dan komt er namelijk ruimte in de buik voor de buikademhaling. Probeer dat maar uit voor jezelf. Ga bijvoorbeeld maar eens helemaal ingezakt op een stoel zitten in de theekamer en probeer dan te ademen. Kijk wat dat doet! Je kent het vast wel uit andere situaties, in je werk of thuis. Je bent heel zenuwachtig, je weet dat je je beweegt op de rand van de emotie. Als je dan ook nog in elkaar gaat zitten, dan kun je het wel vergeten. Dan ben je helemaal overgeleverd aan die beweging van de emoties. Je kunt niet bij je adem komen, want die is helemaal in het gedrang geraakt.

 

Dus daarom is het belangrijk om rechtop te zitten, een klein beetje een holling in de onderrug. Borstbeen naar voren. Niet overdreven, niks overdrijven. Niet echt een hoge borst op gaan zetten. Als je zit, check dan af en toe even, of je jezelf nog lang maakt. Stel je maar voor dat je inderdaad met je kruin aan dat spreekwoordelijke draadje aan het plafond hangt. Daardoor ontstaat ruimte. Ontspan je gezicht. Ik noem het: ga zo zitten dat je de bereidheid voelt om te lachen. Dan voelt je gezicht open. Je handen zijn bij elkaar in de kosmische mudra.

 

Je wilt die apengeest tot rust brengen en dat doe je door je aandacht op één punt, op één ding te richten. Je gaat je adem voelen. Begin met je aandacht te richten op de buik. Merk hoe er in de buik een beweging is van uitzetten en inkrimpen. Die beweging, daar ga je in mee. Die ga je pakken, en die ga je een heel klein beetje sturen. Dat doe je de eerste paar minuten. Je laat die buik een beetje uitzetten. Maar het blijft niet bij de buik, je merkt dat ook het onderste deel van de borstkas een heel klein beetje uit gaat zetten. Ik noem dat altijd een soort van een golfbeweging. Dus je hebt bij de inademing eerst een hele grote golf van uitzetten in de buik, maar die houdt natuurlijk niet op bij het middenrif, dus ook iets hoger is er een heel klein beetje die beweging van uitzetten. En als je uitademt hetzelfde. Je trekt de buikspieren een beetje aan en aan het eind ook nog een klein beetje de spieren in je borstkas. Dat bewust sturen van de adem doe je alleen in het begin even, zodat je echt goed die adem kunt voelen. Daarbij is vooral dat ronde gevoel van de buik belangrijk.

 

En dan ga je tellen. Ach, dat is helemaal geen tellen, dat weet je. Je hebt tien mantra’s van één tot en met tien. Een mantra is een geluid, meestal een eenlettergrepig woord, waarin je je helemaal kunt verliezen, waar je je helemaal aan kunt geven. Zoals bijvoorbeeld Ooooooom. Of Muuuuuuu. Maar nu heb je er tien! Op de uitademing doe je Eéeeeeen. Dan komt de inademing, je laat hem komen, en op de volgende uitademing ga je Tweeeee. Heeft niets met tellen te maken. Het zijn mantra’s. Ze helpen je om er helemaal in te gaan, om je er helemaal aan te geven, om je erin te verliezen. En wees niet bang, je komt altijd weer terug. En eigenlijk ben je ook niet echt weg. Wat verdwijnt, is de identificatie met een voorstelling van jezelf. En daar wil je vanaf, want die brengt alleen maar ellende. Je doet het toch nooit goed, vind je. In zazen gaat dat ook gewoon door. Zorg dat dat niet de kans krijgt. Je gaat helemaal, met al je energie die je hebt, naar Eéeeeeeen. Met al je energie, maar niet met allerlei spanning. Dat beginnen met het voelen van dat ronde van die buik, dat grote van die buik, dat zitten als een berg, dat zorgt ervoor dat je niet in die rare spanning terecht komt. Daarom stuur je in het begin je adem met de buikspieren.

 

Je dóet dus iets in zazen. Zazen is geen ontspanning. Het gevolg van zazen kan zijn dat je daarna ontspannen bent, maar zazen mag geen ontspanningsoefening worden. Je hebt een bepaalde spanning nodig. Het gaat er dus om (en niet alleen in zazen, daarbuiten ook) om steeds weer, in dít moment, het evenwicht te vinden tussen inspanning en ontspanning. Houd in gedachten vandaag dat je tot rust wilt komen in de adem. Gebruik de adem om daar heerlijk in mee te gaan. En er zijn geen andere doelen. Je hoeft niet meer energie te krijgen, of wakkerder te worden, of… wat je nog meer zou willen in zazen. Níets van dat alles. Dat ís er niet. Er is alleen iets wat je doet, namelijk in de adem gaan zitten. Dat ademen heeft geen dóel.

Cartoon zazen

Met dank aan Blue Ridge Zengroup, www.brzen.org

En probeer dit te doen zonder jezelf te beoordelen. Zonder te denken: het is goed of niet goed. De basis, de essentie is dat je jezelf accepteert zoals je nu bent. Ik ben nu zesendertig jaar met zen bezig, en ik zou echt niet weten wat een goede of een slechte zazen is. Dat meen ik, ik weet het niet. Het enige dat ik wel weet, is dat alles wat ik tot nu toe gedaan heb, ertoe heeft bijgedragen dat ik ben zoals ik ben. Maar om nou te zeggen het was díe zazen, dat was een goede zazen, daardoor… nee nee nee. Dat is er niet. Kijk maar. Kijk naar de natuur. Is er iets in de natuur dat niet goed is? We vinden het misschien niet leuk, we zouden het anders willen, maar in zichzelf, is er iets wat niet goed is?

 

Geef jezelf aan dat wat er is. Houd het heel eenvoudig vandaag. Doe alsof je voor de eerste keer zit. En zorg dat je tevreden bent vandaag. Als je merkt dat je denkt dat het allemaal niet goed gaat, zeg dan onmiddellijk: Stop. Ik ben tevreden. Gewoon zeggen. Ik Ben Tevreden. Punt uit. Nou, ga dan nog maar iets doen waar je ontevreden over bent. Dat zou knap zijn. Dat gaat nog niet zo makkelijk. Ook dat is de rust en de kalmte van de geest. Dat je tevreden bent. Geef jezelf dat geschenk. Ik kan het je niet geven, dat kun je alleen zelf doen. Ga gewoon, heel simpel, die adem tellen. Dan wordt het vandaag een hele goede dag.

Jiun roshi over de twee waarheden

Jiun roshi over de twee waarheden

Toespraak uit de dai-sesshin van augustus 2017

Jiun roshiGoedemorgen.
Meester Shuzan hield een stok omhoog en zei: Leerlingen, als jullie dit een stok noemen, dan zijn jullie aan de naam gebonden. Als jullie dit géén stok noemen, dan loochenen jullie het feit. Zeg me eens, hoe noemen jullie dit?.

 

Een typisch zen-verhaaltje. Als je het een stok noemt, zit je fout; als je het níet een stok noemt, zit je ook fout. Als je naar zen-verhalen kijkt, dan zie je dat er heel vaak van dit soort paradoxen in zitten. En zolang we proberen die te begrijpen, komen we er niet uit. Dan zitten we in de problemen. Zolang we verblijven in de toestand van het onderscheid tussen ik en ander, kunnen we niet anders dan zo’n verhaaltje alleen maar als een paradox zien.

 

Waarom wordt er zo vaak in paradoxen gesproken? Weten al die zenmeesters het zelf misschien ook niet, en roepen ze maar wat? Zelfs meester Joshu, de beroemde zenmeester van de koan Mu, brengt ons in verwarring. Op de vraag of een hond de boeddhanatuur heeft, zegt hij de ene keer Mu, dat is een ontkenning, en de andere keer U, dat is een bevestiging. Wat moeten we daarmee?

 

Al die antwoorden hebben toch hun oorsprong in de werkelijkheid. Omdat de werkelijkheid twee aspecten heeft: een relatief aspect en een absoluut aspect. Daarom hebben we het in het boeddhisme en in zen vaak over de twee waarheden. De relatieve waarheid en de absolute waarheid. Je moet alleen niet denken dat dit twee gescheiden waarheden zijn. Het zijn aspecten, verschillende kanten van één en dezelfde waarheid.

Als we beginnen met de zenoefening, en ook daarna, zitten we meestal helemaal in de relatieve waarheid. We leven in de wereld van geluk en ongeluk, verdriet, verlangen en lijden, en in het verlengde daarvan oefenen we om gelukkiger te zijn of minder ontevreden. Maar als we eenzijdig vastzitten aan deze relatieve wereld, dan zetten we die dingen tegenover elkaar. Dan is er geluk, met altijd daarbij ongeluk. Dan is er tevredenheid tegenover ontevredenheid. En het is voor ons dan óf het één, óf het ander. Óf we zijn gelukkig, of we zijn ongelukkig. En omdat we dat zo verdelen, oefenen we om gelukkig te zijn.

Het kan zijn dat we al iets hebben opgevangen over de leer van de Boeddha en dat we daaruit hebben opgemaakt dat het er in de zen-oefening eigenlijk om gaat het ongeluk en het lijden te laten verdwijnen. Of sterker nog, we vatten de leer van de Boeddha zo op dat alles eigenlijk één pot nat is, dat niets echt bestaat, dat alles eigenlijk een illusie is, want alles is immers leeg. En van daaruit denken we dat het allemaal niet uitmaakt, dus dat het erom gaat dat we leren ons volkomen onverschillig op te stellen. Als je bevrijd bent, dan kan er geen verdriet zijn. Zo draven we door vanuit een foute interpretatie van de leer van de Boeddha. Pijn, verdriet, alles is illusie.

 

Als dat zo was, zou dat bijvoorbeeld betekenen dat de Boeddha tegen iemand die kiespijn heeft, zou zeggen Joh, schei uit, dat is een illusie, die kiespijn, die pijn is niet echt. Of denk je dat er volgens de Boeddha geen verdriet is als je een geliefde verliest? Denk je dat de Boeddha zelf, als je hem heel hard in zijn arm zou knijpen, geen pijn zou hebben? Dat hij daar zou zitten als een heilige, onaantastbaar, alsof er niets aan de hand was? Natuurlijk zou er pijn zijn. Maar de vraag is: zou de Boeddha daaronder geleden hebben? Zou de Boeddha lijden onder verdriet, zo erg dat hij niet meer zou kunnen doen wat hij moet doen? De Boeddha realiseerde zich dat het leven, met al zijn ups en downs, met alles wat erbij hoort, regen én zonneschijn, geleefd kan worden zonder dukkha, zonder ontevredenheid, zonder lijden. Dát heeft hij onderwezen in de leer van de vier edele waarheden. En als je die teksten van hem daarover leest, dan zou je kunnen zeggen dat hij die leer heeft aangeboden als een relatieve waarheid. Daarmee heeft hij zijn leer voor iedereen toegankelijk gemaakt. Hij heeft voor ons de deur naar de oefening opengezet.

 

Maar als je nu kijkt naar de Hartsoetra, dan zie je daar hoe diezelfde leer van de Boeddha als absolute waarheid wordt gebracht. Daar staat: Avalokiteshvara zag in dat er géén lijden is, dat er géén oorzaak van lijden is, geen eind aan lijden en geen weg die leidt naar het einde van lijden. Tsss… niet alleen die zenmeesters spreken in paradoxen, ook de Boeddha en Avalokiteshvara spreken elkaar tegen. De een zegt: er is lijden, en baseert zelfs zijn hele leer daarop, en de ander zegt: er is geen lijden.

 

Beiden spreken de waarheid. Maar ze bekijken de waarheid vanuit verschillende hoeken. In de vier edele waarheden spreekt de Boeddha in termen van het relatieve en in de Hartsoetra spreekt Avalokiteshvara in termen van het absolute. Maar alles wat de Boeddha onderwees, komt voort uit zijn realisatie van zowel het relatieve als het absolute. Hij heeft de relatieve wereld als een absolute, als een universele werkelijkheid gerealiseerd.[1]

De twee aspecten van de werkelijkheid worden heel vaak vergeleken met de oceaan en haar golven. Als je langs het strand loopt, zie je hele verschillende golven. Er zijn hoge golven en lage golven, er zijn golven met een hele lange slag en met een hele korte. Golven met veel en met weinig schuim. Maar welke vorm die golf ook heeft, alle golven bestaan uit water. Het leven van de golf kan niet gescheiden worden van het leven van het water. Als de golf zich niet realiseert dat ze water is, dan zal ze inderdaad denken dat ze hoog is, of kort, of schuimig, en zelfs dat er een einde komt aan haar bestaan. Dan ziet ze het strand aankomen en de angst begint omhoog te komen. Oooh… ik ga sterven. Ze realiseert zich niet dat ze water is. Dat er eigenlijk geen einde is aan haar leven, en ook geen begin.

En wij denken de golf te herkennen aan haar uiterlijk: hoog, laag, kort,lang… maar in haar essentie als water zijn die eigenschappen er niet. Net zo zijn er In de wereld van het absolute geen eigenschappen. En tegelijkertijd is die wereld ook relatief, met alle eigenschappen die er zijn.

 

Zen heeft, ik zou bijna zeggen: de moed, om de oefening te beginnen met het realiseren van het absolute. En dan vervolgens om dit absolute in iedere activiteit, in iedere relatieve activiteit zo je wilt, te leren manifesteren. Te leven. Dus zenleven betekent het absolute én het relatieve leven. En dat is precies wat we doen met koan-oefening. Aan de ene kant richt koan-oefening zich op het realiseren van het absolute aspect van de werkelijkheid, en aan de andere kant gaat koan-oefening om het manifesteren van de niet-dualiteit van het absolute en het relatieve.

Je kunt dit in sanzen op honderdduizenden manieren laten zien. Je kunt dus ook van te voren bedenken wat je gaat antwoorden. Zolang het maar naadloos past op de vraag van de koan. En zolang je antwoord maar een manifestatie is van zowel het absolute als het relatieve.

Stel je zit met de koan Wanneer ben je geboren. Je loopt buiten in de groep in kinhin en ineens begint er een schaap te blaten. Aaah! Of stel het is een regenachtige dag, helemaal geen kinhin buiten. Je zit in meditatie in de zendo, de ramen staan open, en ineens hoor je een regendruppel vallen op de keitjes voor het raam. Aaah!
Twee gebeurtenissen waardoor je je realiseert hoe je de koan kunt beantwoorden. Vervolgens moet je het dan ook nog doen, in sanzen, en wel zo dat je inderdaad geboren bent op dat moment. Je hele wezen is geboren in de manifestatie van je inzicht.
Bij een goed koan-antwoord is er iets van het zelf verdwenen. Of zoals mijn meester Prabhasa Dharma zenji zei: je gaat die poort binnen zonder de koffers waarin je al je verwachtingen en voorstellingen en ideeën en weet ik veel wat nog meer hebt. Ideeën als Ik moet het goed doen, of Ik moet aardig door die poort gaan. Al die koffers zijn er helemaal niet.

 

En dat past heel mooi bij het citaat dat vandaag op Tricycle[2] staat: The spiritual path is about what we give up, not what we get. De spirituele weg gaat over wat we opgeven, niet over wat we krijgen. Dus op het moment dat je antwoordt, op het moment dat je in waarheid leeft, heb je alles opgegeven. En tegelijkertijd ben je helemaal aanwezig.

 

Nou, als het nu geen goede dag wordt, dan weet ik het niet meer. Het is helemaal aan jou.

[1]In zen wordt met realisatie een directe ervaring aangeduid van het absolute aspect van de werkelijkheid: het aspect zonder onderscheid tussen ik en ander, mooi en lelijk, gelukkig en ongelukkig…

[2]Amerikaans boeddhistisch tijdschrift en bijbehorende website, waarop je je kunt inschrijven voor een dagelijks citaat (daily dharma)

Leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn

Leren omgaan met gedachten en gevoelens

Toespraak van Jiun roshi op de eerste dag van een vijfdaagse zen-retraite, geredigeerd en enigszins ingekort door Myoko Sint

 

Jiun roshiHet is vandaag de eerste dag van de go-sesshin. Go betekent vijf – dat zegt iets over het aantal dagen dat we hier bij elkaar zijn. Maar in de omschrijving van onze programma’s staat ook dat de nadruk in een go-sesshin ligt op ademmeditatie, en op het leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn.

 

Je kunt op een heleboel manieren leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn. De ene helft van Nederland geeft therapie en de ander helft is in therapie. Of allebei. En natuurlijk helpt dat ook. Maar het is een andere weg. Ik durf te beweren dat de weg via meditatie nog meer aan de wortel van het geheel komt. Maar dan moeten we wel echt mediteren. Het schijnt dat we wel 90% van de dingen die we doen op de automatische piloot doen. Gelukkig dat die automatische piloot er is – we hebben die nodig bij veel aspecten van het leven. Maar het is niet gelukkig dat we hem inzetten bij alle aspecten van het leven. Als we niet oppassen, gebruiken we hem ook in onze zen-oefening. Dan leren we op de automatische piloot omgaan met onze gedachten, gevoelens, emoties en pijn. Of in zen-termen: dan is het de verwarde geest die zich bewust wordt van verwarring. Je zou ook kunnen zeggen: dan gebruiken we een lachspiegel om iets te zien. En wat we dan zien is vervormd. Dat kan best leuk zijn: soms moet je lachen om wat je ziet, soms moet je erom huilen. Maar verander je er ook door? Weinig kans.

En ik denk toch dat je hier bent omdat je op een of andere manier wilt veranderen. Zelfs als je zegt “ik wil een weekje rust”, dan nog denk ik dat je die rust wilt omdat je anders wilt zijn. Je bent niet tevreden over wie je bent. Dus dat is de inzet. We willen iets veranderen. En het grote geluk is dat dat kan, omdat we eigenlijk in principe één grote verandering zijn. Maar het kan niet zolang we met de verkeerde blik kijken. Meditatie is nodig om het onszelf mogelijk te maken anders waar te nemen, ons anders bewust te worden. Dat wat zich bewust wordt, dat wat kijkt, is dat helder, is het wakker? Of zit het gewoon in dat bewustzijn van die automatische piloot? Zolang dat het geval is zal er niet veel veranderen.

Cartoon Shinyo Timmer

Cartoon Shinyo Timmer (zie ook www.ardantimmer.nl)

Daarom gaan we dus mediteren. We gebruiken de meditatie om ons in een helder en alert bewustzijn te brengen. We gebruiken de meditatie om niet te weten. Want een kenmerk van het verwarde bewustzijn is dat dat denkt het allemaal al te weten. Dus we brengen onszelf eerst helemaal in het gebied van het niet-weten. In dat gebied is alles mogelijk. Meditatie is daar een supermiddel voor. In zen gebruiken we vooral de oefening waarbij we ons op één punt richten. Daarmee stimuleer je wat ik noem het actieve bewustzijn. Dat wil zeggen dat je je niet alleen maar gewoon bewust wordt van wat er is, je stuurt ook een beetje de inhoud van je geest. Als je merkt dat je eigenlijk weer in die automatische piloot zit, haal  je jezelf onmiddellijk terug naar dat ene punt. Want zodra je ook maar iets weet, beperk je jezelf.

Als we loopmeditatie doen – het is loopmeditátie, niet gewoon maar wandelen  –  en je merkt dat je niet eens meer weet dat je loopt, maar je ziet een vogeltje en je bent ineens helemaal in Artis beland, dan breng je jezelf terug naar dat lopen. Zo stuur jij de inhoud. Dat is ook het enige wat het betekent om meester te zijn. Te kunnen sturen. Het klinkt misschien heel aangenaam, en heel luxe, om altijd door iemand gereden te worden, om een chauffeur te hebben, maar het is niet altijd handig in het leven. Dus ga je zelf aan het stuur zitten. Steeds weer haal je jezelf terug. Daarom is meditatie, zeker in die eerste dagen, ook hard werken. Als je dat niet doet, zit je misschien te dromen, misschien sta je op met een heel goed gevoel, je voelt je fantastisch, maar dat goede gevoel is ook ontstaan in dat verwarde bewustzijn. Is dat te vertrouwen? Nee, helemaal niet.

 

Daarom gaan we aan het werk. Let’s go, zei  iemand gisteren. Let’s do it. We moeten het doen. Dus voordat je je met allerlei mooie dingen gaat bezighouden of grootse projecten gaat aanpakken van ik ga deze sesshin gebruiken om… niet doen, in elk geval niet nu. Verdwijn in het niet-weten. Dat is de goede voedingsbodem.

 

Ik stel voor dat je in zazen de adem gebruikt. Dat is die ademmeditatie. Als je merkt dat je best nog wel heel actief bent, dat je nog heel veel aan het denken bent over thuis en ook hier over die Noorder Poort : wat een rare plaats, gekke rituelen allemaal en weet ik veel wat, idioot dat ze hier groene kussens hebben, dat hoort toch zwart te zijn… ga naar die adem. Je wilt weg van alle energie die nog  in dat hoofd zit, dus ga naar de adem in je buik. Beter gezegd, richt je op de beweging van die buik, die direct gekoppeld is aan de adem (want de adem zelf zit natuurlijk niet in je buik). Zeg eventueel als je inademt “in” en als je uitademt “uit”. Zorg dat je erbij blijft. Zorg dat je helemaal midden in die adem komt te zitten.

Hoe meer je in het midden van die adem zit en daarmee in zekere zin in het midden van het zelf, hoe groter je gaat worden. Je wordt grenzeloos. En dat moeten we hebben. Want als je grenzeloos wordt, is er geen ik en geen ander meer en dan is de hele basis van de verwarring verdwenen. Verwarring ontstaat alleen op basis van het idee van ik en ander. Of het nou ik en een gedachte is of ik en mijn buurman, dat maakt niet uit. Dus ga helemaal in die adem zitten. Breng jezelf steeds weer terug naar alleen maar in… uit. Op een gegeven moment valt dat misschien ook wel weg en zit je alleen nog maar in die beweging van de adem.

We gaan niet iets proberen. We proberen helemaal niets. We doen. We doen ongelooflijk veel. Namelijk onszelf steeds weer terugbrengen naar dat veld van niet-weten door helemaal in onze adem te gaan zitten. En we zitten niet alleen, we doen ook loopmeditatie en nog een heleboel andere dingen op een dag. Dus blijf daar ook dóén: houd jezelf bij de les. Blijf erbij. Actief bewustzijn. Weet wat je doet. Weet hoe je je theekopje oppakt, hoe je het wegzet, hoe je drinkt, hoe je loopt, hoe je eet, hoe je kijkt, hoe je gezicht is. Prabhasa  Dharma roshi zei altijd: ’s avonds als je naar bed gaat is het laatste wat je doet: weten dat je daar ligt. En als je ’s morgens wakker wordt, is het eerste: weten hoe je daar ligt. Met een helder bewustzijn. En je zult zien, dat je in de loop van het mediteren, in de loop van deze dagen, steeds helderder wordt in dat bewustzijn. En dat die verwarring, die automatische piloot, een beetje verdwijnt. Maar alleen als jij hard werkt.

En natuurlijk, vandaag en morgen zul je ook nog heel moe zijn. Nou, dan geef je jezelf af en toe een zazennetje cadeau. Oké, deze zazen mag ik even heerlijk in die automatische piloot verdwijnen. Van sommige zazen weet je al aan het begin dat het gewoon niet anders kan. Je hebt niet de energie om jezelf erbij te houden. Dan zeg je: oké, ik ga niet vechten. Ik laat me verrassen door wat er gebeurt. Het zou heel goed kunnen dat als het belletje aan het eind van zo’n periode klinkt, je ineens ontdekt dat je ontzettend wakker hebt gezeten. Hoe dat kan? Nou, doordat je niet bent gaan vechten. Doordat je jezelf even wat ruimte hebt gegeven. Dat is ook best iets heel moeilijks in de zen-oefening. Aan de ene kant zeggen we: houd jezelf erbij, doe het, heb die discipline, maar aan de andere kant moet je soms ook een beetje… laten we maar zeggen, aardig zijn. Ook dat leer je, door steeds meer in dat heldere bewustzijn te zitten.

Japanse shinto poort

 

Een grote hulp om in de dagelijkse activiteiten, vooral ook hier, jezelf erbij te houden, is door te proberen alles zo stil mogelijk te doen. Als een dief. Je doet je dingen en niemand mag het in de gaten hebben. Je hebt dat vast wel eens in films gezien, dieven die een kluis proberen open te breken. Die zijn ongelooflijk geconcentreerd en bewust aanwezig. Ze proberen het zo stil mogelijk te doen. Prabhasa  Dharma roshi gaf voor in de zendo altijd deze aanwijzing: als je dan toch moet bewegen, doe het als een dief. Niemand mag het in de gaten hebben. Je bent je helemaal bewust van wat voor kleren je aanhebt en wat voor herrie die maken als je beweegt. Maar toch probeer je het onhoorbaar te doen. Je beweegt heel langzaam, en je bent er met je volle aandacht bij. En dan zit je eigenlijk al in dat niet-weten. Want zodra iets in je gaat weten, gaat het mis. Dan krijg je dat idee van “o, als mijn buurman er nou maar geen last van heeft”, en ja hoor, meteen beweeg je te snel. Je moet als het ware helemaal verdrinken in dat wat je doet. Je hele wezen is alleen maar dat. Heel eenvoudig. Als je nu gewoon begint met te zeggen: “Oké, ik ga inderdaad proberen alles wat ik doe zo stil mogelijk te doen, ook op mijn kamer”, dan zul je zien dat je vanzelf op de goede weg komt.

 

Een goede dag.