In het hart van alle dingen

In het hart van alle dingen

Interview van Threes Voskuilen met Myoko Suigen osho

Het grote raam in de kamer heeft de vorm van een patrijspoort met uitzicht op een zee van groene weilanden. De werktafel staat tegen het raam geschoven. In de verte passeert een groepje grazende reeën. Zij zijn daar heel geregeld, vaak wel twee keer per dag, zegt Suigen. Dichterbij, wat meer naar rechts, ligt de moestuin in diepe winterslaap. In kommetjes van bruin keramiek geurt de thee, we nemen kleine slokjes en gaan beginnen.

Al zes jaar is Suigen (op de foto in haar osho-robe) hoofdredacteur van het tijdschrift ZenLeven, bovendien doet zij de opmaak en verzorgt ook de website van de Noorder Poort. In 2011 heeft Suigen Amsterdam achter zich gelaten om op de Noorder Poort te gaan wonen.

Wil je iets vertellen over wat in je leven belangrijk is geweest?

Ik ben in 1951 in een samengesteld gezin geboren. Mijn vader was gescheiden en kreeg de twee kinderen uit zijn eerste huwelijk toegewezen. Via een huwelijksadvertentie trouwde hij met mijn moeder en ik ben de jongste van twee kinderen uit dit huwelijk. Er was meestal een bedrukte sfeer in huis. Dat mijn vader gescheiden was, daar mochten we niet over praten, dat was schande en een geheim. De oudste van de twee kinderen uit zijn eerste huwelijk, een broer, is gestorven aan de ziekte van Duchenne toen ik vijf jaar oud was. Ik had en heb een heel sterke band met mijn halfzus die tien jaar ouder is. Maar zij ging al vroeg met onmin het huis uit.

Ik was heel leergierig en kon goed leren. Rond mijn veertiende fantaseerde ik over het winnen van de Nobelprijs en toen ik 18 was ging ik scheikunde studeren. Ik koos voor scheikunde omdat ik tot in het hart van de dingen wilde doordringen. Het was een moeilijke tijd want ik woonde inmiddels op kamers en was onzeker en ongelukkig. Na mijn afstuderen ben ik gaan werken bij het mathematisch centrum, een onderzoeksinstituut. In die tijd had ik een relatie met een grafisch ontwerper. Hij leerde me dat de dingen ook een buitenkant hebben. Hij leerde me kijken.

Daarna ben ik overgestapt naar het universitair onderwijs waar ik informatica doceerde. Inmiddels had ik een relatie met Arthur met wie ik twee zonen kreeg. Met mijn oudste zoon Misha, nu 34 jaar, gaat het niet goed. Hij is autistisch en heeft heel veel zorg en aandacht nodig. Hoewel Arthur en ik gescheiden zijn gaat het goed tussen ons en zorgen wij samen dat Misha’s leefsituatie zo optimaal mogelijk is. Het is een geluk dat wij dit als ouders samen doen, want het is heel ingewikkeld.

Op een gegeven moment kwam er een grote wending in je leven, wil je daar iets over vertellen?

Ja, intussen was er altijd iets in mij dat zei: er klopt iets niet aan de manier waarop wij in het leven staan. Ik vroeg me vaak af: waarom weten wij mensen niet goed wat we doen en wat het effect is van wat we doen. Nishkamo, een heel goede vriendin, is voor mij heel belangrijk geweest. Zij was sannyasin geworden en leende mij een boek van Bhagwan. Toen ik daarin las viel alles op z’n plek. Ik las over verlichting, ego, en egoloosheid en wist: dit is wat ik altijd heb aangevoeld.

Het was een Paulusachtige ervaring, waardoor alles anders werd: vanaf dat moment was spiritualiteit het gebied van waaruit ik wilde leven. Ik ben korte tijd sannyasin geweest, en in één van de groepen die ik daar deed, had ik een diep ingrijpende en veranderende ervaring. Het werd me duidelijk dat ik, dat wij, een doorgeefluik van liefde zijn. Tot aan dat moment dacht ik dat liefde iets is dat je nodig hebt, dat je moet krijgen. Toen in die groep heb ik heel direct ervaren dat liefde niet iets is wat je doet, maar dat je zelf een soort verdichtingspunt bent van liefde.

Denk je nog steeds dat je, dat wij, een verdichtingspunt van liefde zijn?

Ja, dat denk ik nog steeds. Toen, pas na die ervaring, durfde ik het krijgen van kinderen aan. Toch raakte de ontdekkingstocht op het gebied van spiritualiteit ook weer op de achtergrond. Maar toen kort na de geboorte van Misha mijn vader overleed en ikzelf opnieuw zwanger bleek, kwam het verlangen op om weer te gaan mediteren. Ik zocht naar een mogelijkheid en belde twee centra. Noem het toeval of niet maar het eerste centrum nam niet op en het tweede centrum was de Tiltenberg. Daar deed ik een eerste zenweekend met Mimi Maréchal. Zij is heel belangrijk geweest voor de introductie van zen in Nederland, omdat ze veel verschillende zenmeesters uitnodigde op de Tiltenberg. Dat weekend was zwaar en pijnlijk, maar aan het eind gaf ik me toch op voor een weekend bij Prabhasa Dharma. Tijdens de laatste sanzen in dat weekend vroeg Prabhasa of ik serieus was over zen en ik zei: ‘Ja, dat denk ik wel’. Ik hoor nog wat ze toen zei: ‘That is good, because zen should be practised wholeheartedly or not at all’. Dat bracht toen in die situatie bij mij een schok teweeg. Het drong echt tot me door dat ik het dus niet zo maar een beetje moest doen – tenminste niet als ik die egoloosheid wilde ervaren waar Bhagwan het over had. Ik besef inmiddels ook heel goed dat niet iedereen op die manier zen wil oefenen. Sommige mensen hebben bijvoorbeeld geen enkele behoefte om sesshins te doen, en dat is ook prima.

Na de geboorte van Samir, mijn tweede zoon, was het zo druk dat het me niet lukte om te blijven mediteren, maar anderhalf jaar later kreeg ik een uitnodiging in de bus voor studiedagen met Prabhasa Dharma op de Tiltenberg. Die studiedagen waren een soort openbaring voor mij en ik wist toen dat Prabhasa mijn leraar was en dat zen echt mijn weg was. Vanaf dat moment, in 1990, ben ik sesshins gaan doen.

Wat maakte dat je zo zeker wist dat Prabhasa jouw leraar was?

Het was vooral intuïtief en daardoor is het moeilijk om er woorden aan te geven. Het was haar uitstraling; ze was zo helder en zo rustig, ze was uit één stuk; iemand die echt stond. Ze sprak vanuit haar ervaring en het klopte. Ik wist dat zij wist wat ik wilde weten.

Is er daarna ooit twijfel geweest over de weg van zen ?

Nee, ik moet in dit leven zen beoefenen. Als ik sterf heb ik twee vragen aan mezelf en die zijn: heb ik het goed gedaan met mijn kinderen en heb ik voldoende zen beoefend?

Natuurlijk ben ik ook wel perioden minder gemotiveerd geweest. Ik worstelde al lang met dezelfde koan en vroeg me af of ik niet beter op vakantie kon gaan in plaats van naar een sesshin. Door gesprekken met vriendinnen in de sangha ben ik toen toch naar de sesshin gegaan en daar kwam voor mij een grote doorbraak. Dat betekent overigens nog niet zo veel hoor, een eerste inzicht. Prabhasa Dharma zei vaak dat de echte zentraining daarna pas begint. Het is dus nooit klaar. Ik kan hier mijn hele leven mee toe.

In 2011 ben je op de Noorder Poort gaan wonen en tot unsui geordineerd. Wil je iets vertellen over de ordinatieceremonie?

Het was een bijzondere dag in oktober die ik me heel goed kan herinneren. Ik zat op mijn kamer, mijn hoofd was toen al kaal geschoren op die ene pluk haar na. Er was een prettig soort spanning terwijl ik mediteerde. Het afscheren van mijn haar betekende veel voor me. Als mens heb je allerlei gehechtheden en het afscheren van het haar is een symbool voor het loslaten van die gehechtheden. Er is een moment in de ceremonie waarop ook de laatste pluk haar afgeschoren gaat worden. Jiun roshi vraagt dan: ‘Sta je me toe dit doen?’ Die vraag gaat over meer dan de pluk haar. Mijn beleving hierbij was dat mijn ja op dat moment ook betekende: ja, ik vertrouw erop dat jij mij met wijsheid zult trainen. Dat was voor mij de essentie van de ceremonie.

Na het afscheren van de laatste lok haar ga je de zendo uit en kom je, in je unsui-robe met kesa, opnieuw de zendo weer binnen, waar iedereen zit te wachten. Ik kreeg toen de naam Myoko, dat was de tweede naam van Prabhasa Dharma. Dat heeft me erg ontroerd en ik vond het ook een opdracht. De naam betekent beautiful brightness.

Ordinatie in 2011 tot unsui

Waarom wilde je eigenlijk unsui worden, wat was je verwachting?

Daar kan ik heel weinig over zeggen. Ik voelde dat het moest. Jiun roshi heeft het wel eens roeping genoemd en dat klopt. In 2001 ben ik drie maanden op de Noorder Poort geweest om te onderzoeken of ik de unsui-training echt wilde aangaan en daarna was het duidelijk.

Aan die training zitten twee kanten.

De ene kant zijn de inzichten die ontstaan door de koan-beoefening, die je voortdurend richt naar wat zich buiten het cognitieve kennen, het weten bevindt. Dat gaat, simpel gezegd, om de ervaring dat de grens tussen ik en ander volkomen kunstmatig is; dat er tussen binnen en buiten geen verschil bestaat.

De andere kant, en die is eigenlijk veel moeilijker, is de levenslange leerweg om vanuit dat inzicht te leven. Dat betekent dat je handelen in iedere situatie voortkomt uit wat hopelijk het beste is voor de situatie als geheel. Dat geeft een ander perspectief. Het betekent niet dat je jezelf altijd moet wegcijferen, want je bent zelf ook onderdeel van de situatie. Maar alles wordt anders als je kijkt vanuit de situatie als geheel en niet vanuit ‘wat betekent het voor mij.

In de unsui-training word je op verschillende manieren geholpen om die leerweg te gaan. Doen wat je gevraagd wordt bijvoorbeeld. Het is van geen belang of je er zin in hebt of juist niet, al zal je niet gevraagd worden iets te doen wat je echt niet kunt. Wel blijf je uiteindelijk natuurlijk altijd verantwoordelijk voor je eigen daden, al is mij nooit iets gevraagd wat ik niet acceptabel vond. Ook heel belangrijk is het in harmonie leven met de medebewoners, die je niet zelf hebt uitgezocht.

Hoe ging het in de training met de ‘ups en downs’ die er ongetwijfeld ook waren?

In de loop van de tijd was ik natuurlijk wel eens gedemotiveerd en overwoog ik soms om weg te gaan. Dan waren er altijd twee dingen die me daarvan weerhielden. Het ene was mijn naam Myoko en het andere was een ervaring van Jiun roshi uit haar eigen unsui-training bij Prabhasa Dharma. Dat was een heel harde training. Opmerkingen werden vaak afgekapt of genegeerd, totdat ze een keer, uiterst gefrustreerd, vroeg: ‘Waarom mag ik nooit iets zeggen?’Prabhasa antwoordde toen: ‘Je mag alles tegen me zeggen, als het maar van de goede plek komt.’ Dat heb ik heel goed begrepen, en het werkt ook door voor mij. Dus als ik geen zin meer had in de training, dan vroeg ik me af, komt dit van de goede plek… en dan was het antwoord bijna altijd nee, want mijn ‘ik’ is niet de goede plek. De eerste jaren in de training deed ik veel huishoudelijk werk. Op den duur verschoof dat. In 2013 begon de lerarenopleiding en drie jaar later volgde de leraren-ordinatie. Langzamerhand ging ik steeds meer zenbegeleiding doen, zoals bijvoorbeeld de nieuwsjaarsretraite, de ZenLeven-thuistrajecten, en sinds kort elk jaar een go-sesshin.

Jiun roshi samen met (toen nog) Myoko op de dag van de ordinatie tot unsui.

Sta je ver van de maatschappij af nu je al zolang op de Noorder Poort woont?

Nee, dat vind ik niet. De maatschappij komt voortdurend naar ons toe. Voor de gasten die hier komen, is het heel belangrijk dat de Noorder Poort er is. En omgekeerd is het voor mij ook belangrijk dat hier mensen van buiten komen, anders zou ik me misschien nutteloos gaan voelen.

Je bent leraar en osho, wil je daarover vertellen?

Het leraar en osho zijn ligt in elkaars verlengde. Ik heb mijn hele leven les gegeven. Maar zenleraar zijn heeft voor mij een extra dimensie doordat de zentraditie zo rijk en diep is. Osho betekent bewaarder van de vrede en zoals Jiun roshi zegt, gaat het hier allereerst om de vrede in mijzelf.

Mijn verbondenheid met deze sangha is in de loop van de jaren onopgeefbaar geworden. Ik vind het belangrijk die traditie als leraar te bewaren en door te geven. Het gaat niet zozeer om de vorm, niet om de robes, de rakusu en wat we nog meer dragen. Hoewel de vorm ook verbindend is en de rituelen een zekere intimiteit met zich meebrengen. Maar de essentie zit in dat waar geen woorden voor zijn, in dat waarover je eigenlijk niet kunt spreken. Meditatie, mindfulness, is in onze samenleving bijna mainstream geworden en daarbij grotendeels ontdaan van spirituele aspecten en het is heel mooi dat dit zo bereikbaar is geworden voor veel mensen. Maar de spirituele, mystieke dimensie die je in zen vindt, is een rijkdom die je in de mainstream van mindfulness niet snel zult vinden. Als leraar probeer ik over te dragen dat vanuit het absolute gezien de wereld één grote dans is waar geen lijden bestaat, terwijl er in het dagelijks leven wel degelijk lijden bestaat. Als je weet dat die perspectieven er allebei zijn, dan beïnvloedt dat hoe je in het leven staat.

V.l.n.r Tenjo osho, Suigen osho, Jiun Hogen roshi en Jigen osho

Welk boeddhistisch begrip is voor jou belangrijk?

Dat is het leven vanuit de Brahmavihara’s. Letterlijk vertaald: de goddelijke verblijfplaatsen. Dat zijn vier geestestoestanden die, als je volkomen helder bent, spontaan ontstaan: oneindige vriendelijkheid, oneindig mededogen, oneindige medevreugde en onverstoorbare gelijkmoedigheid.

Een goede plek voor een tempel

Een goede plek om een tempel te bouwen

door Myoko Suigen roshi, gebaseerd op een toespraak in de Nieuwjaars-sesshin

Geval 4 uit het Boek van Gelijkmoedigheid:

Toen de Boeddha eens op weg was met zijn gevolg, wees hij naar de grond en zei: “Dit zou een goede plek zijn om een tempel te bouwen.” De god Indra nam een grasspriet, stak die in de grond en zei: “De tempel is gebouwd.” De Boeddha glimlachte.1

Je zou kunnen denken dat Indra zich er wel erg makkelijk van afmaakt: een grasspriet is toch geen tempel?

Wikipedia geeft de volgende omschrijving van een tempel: een gebouw of ruimte waar religieuze bijeenkomsten plaatsvinden. Hier kan een mens ‘in contact treden’ met diens god(en) en deze vereren. Het oude Sumerische woord voor tempel betekent wachtkamer (de vestigingsplaats waar de godheid kan verblijven). 

In een tempel kunnen we dus in aanraking komen met het Goddelijke, of het Eeuwige, of het Ene… welk woord je ook wilt gebruiken voor dat wat niet te verwoorden is. En ook Wikipedia noemt in eerste instantie een gebouw. Je zou bijvoorbeeld aan een kerk kunnen denken. In een interview dat ik ooit hield met Tetsue roshi, vertelde ze dat ze als jong kind met haar vader naar de vroegmis ging. Haar ervaring daar beschreef ze als volgt:

… nog in het Latijn, de gregoriaanse gezangen, de geur van wierook, die stilte, alles. Het was een eenheidservaring, een totale ervaring. 

Later verliet ze het katholieke geloof, maar als kind kwam ze in die kerk in aanraking met het Ene. Een plek waar veel gemediteerd of gebeden wordt, krijgt ook een bepaalde energie die behulpzaam is voor zo’n eenheidservaring. Dat merkte ik voor het eerst op de Tiltenberg tijdens sesshins, en later ook op de Noorder Poort.

Maar in het verhaal hierboven begreep Indra meteen dat de Boeddha zijn gehoor op de proef stelde. Want het Eeuwige, het Ene, is niet gebonden aan welke plek of welk gebouw dan ook. Dat liet hij zonder enige aarzeling zien met het eerste wat op die plek voorhanden was: ook een grasspriet kan ons met het Ene in aanraking brengen en ook een grasspriet is dus een mogelijke tempel. En dat geldt niet alleen voor een grasspriet, maar ook voor de roep van de ganzen die over de Noorder Poort vliegen, of de smaak van een kerst-chocolaatje, of… wat dan ook. Elke zintuigelijke ervaring en elke handeling kan je in aanraking brengen met het Ene, kan je bevrijden. In die bevrijding vallen tijd en ruimte weg, vallen binnen en buiten weg, is er geen onderscheid meer tussen ik en ander. 

Dat is niet iets dat je kunt dóen. Je kunt heel aandachtig naar een grasspriet kijken, of je oren spitsen bij de roep van ganzen, maar zolang er nog een ik is dat iets aandachtig aan het doen is, ben je de tempel nog niet binnengegaan. Aandacht helpt, in meditatie zitten helpt, maar ze zijn niet genoeg. Eigenlijk kun jíj de tempel ook helemaal niet binnengaan: een beter beeld is dat de tempel jou in zich opneemt en wel zo volledig dat jíj verdwijnt. 

Dogen drukte dat als volgt uit:

Er op uitgaan en de duizend dingen ervaren is misleiding;
dat de duizend dingen naar voren komen en zichzelf ervaren is ontwaken.  
2

Ik was in dat kader ook erg gecharmeerd door de vermelding in Wikipedia dat het oude Sumerische woord voor tempel wachtkamer betekent – die oude Sumeriërs wisten kennelijk dat je ook in een tempel moet afwachten of het goddelijke zich daadwerkelijk manifesteert.

Wat kun je dan wél doen? 

Hier in de zendo: zo goed als je kunt, bij je oefening blijven. Aan het begin van een meditatieperiode is het goed om je bewust te worden van je houding. Voel je je basis, de driehoek van je zitbotjes op het kussen en je knieën op de mat? Zit je recht, borstbeen een beetje geheven, nek lang? Liggen je handen in de kosmische mudra tegen je buik? Adem dan een paar keer diep in en uit en laat bij de uitademing eventuele spanning (bijvoorbeeld in je schouders) los. Ga dan naar je oefening, bijvoorbeeld het tellen van je uitademingen, van één tot tien, telkens weer. Dat heeft met tellen eigenlijk niet zoveel te maken; Jiun roshi zegt vaak: je krijgt tien mantra’s, de mantra éééén, de mantra twééé … de mantra tííííen. Je ademt die tel in je buik, en al je aandacht is daarbij.

Dat betekent niet dat er geen gedachten zijn: die zullen regelmatig door je hoofd schieten, als vissen door het water. Ook daar kun je niets aan doen; ons brein produceert gedachten zoals ons oog beelden opneemt en ons oor geluiden. De kunst is wel om niet met zo’n gedachte aan de haal te gaan, er geen heel verhaal aan vast te knopen. Misschien komt opeens de gedachte op wat zal ik koken voor dat etentje met mijn schoonouders volgende week. En als je dan niet oppast, zit je voor je het in de gaten hebt een heel menu te bedenken en ook vast een boodschappenlijst op te stellen, en “o ja, dat kan ik het best bij die-en-die winkel halen, want…” En dan merk je na een tijdje dat je de hele tel kwijt bent, of bij zeventwintig bent aangeland. Ook dat is geen probleem en vooral geen reden voor gedachten in de sfeer van “zie je wel, ik kan het niet, dat mediteren, ik doe het verkeerd, alle andere mensen zijn natuurlijk heel stil…” want dat is weer het volgende verhaal.

In plaats daarvan ga je gewoon weer terug naar éééén. 

Het hoort bij meditatie dat er soms concentratie is, en soms niet. Ook daar heb je maar beperkt invloed op. Je kunt je voornemen die concentratie vol te houden en dat voornemen is ook heel belangrijk. Maar je zult merken dat dat de ene keer lukt, en dat een andere keer  de verhalen in je hoofd eenvoudigweg sterker zijn dan dat voornemen: dan dwaal je steeds weer af. Vanuit de boeddhistische leer is dat ook heel begrijpelijk: er is niemand, geen “ik”, die wat er gebeurt allemaal regelt en aanstuurt, geen kapitein op het schip die alles naar zijn (of haar) hand kan zetten.

Maar als je geluk hebt en je voornemen is sterk genoeg, is die concentratie er wel, en dan kan het gebeuren dat er opeens alleen nog éééén is: de ik-die-aan-het-adem-tellen-is, is verdwenen. En als je dan buiten gaat lopen, dan bén je misschien opeens de glinsterende druppel die aan een grasspriet hangt, of het ruisen van de wind door de populier aan het eind van het lange kinhin-pad. Dat blijken dan allemaal tempels te zijn. Ook het luide geraas van de langsrijdende tractor en het verdriet dat je opeens overvalt om een zieke vriend of om een verre oorlog waar je geen invloed op kunt hebben.

Ik wil eindigen met een ander prachtig vers van een oude meester: Dongshan (China, 9e eeuw). Bij hem kwam de bevrijding toen hij zijn gezicht weerspiegeld zag in een stroom. Daarna schreef hij: 

Lang zocht ik het bij anderen 
en ik was er ver van verwijderd
nu ga ik alleen
en kom het overal tegen
Het is nu mij
maar ik ben het niet
nu ik het op deze manier zie
kan ik zijn zoals ik ben

Ik wens jullie dat er in het komende jaar veel tempels op je weg mogen zijn.

  1. Het Boek van Gelijkmoedigheid is een koanverzameling samengesteld door de 12e-eeuwse Chinese zenmeester Hongzhi. Er zijn Engelse vertalingen, onder de titels The book of Serenity en The book of Equanimity, maar voor zover ik weet geen Nederlandse. ↩︎
  2. Eihei Dogen, Genjokoan, Japan, 13e eeuw ↩︎

Herinneringen Harada Tangen

Harada roshi, een still uit de film “Zazen Nu” van Madelon Hooykaas, gemaakt in opdracht van de Boeddhististische Omroep.

Herinneringen aan Harada Tangen roshi

boek van Ciska Matthes besproken door Suigen roshi

In korte hoofdstukjes van een paar bladzijden schrijft Ciska Matthes over haar zesjarig verblijf in de Japanse zentempel Bukkokuji, van 1999 tot 2005. Ze trainde daar bij Harada Tangen roshi, door zijn leerlingen liefdevol en respectvol roshisama genoemd. Pas na zijn dood in 2018 begon ze te schrijven over die tijd, aanvankelijk in het Boeddhistisch Dagblad. Langzaam ontstond het plan om haar herinneringen te laten uitgroeien tot een boek, waarvoor ze veel nieuw materiaal heeft toegevoegd. 

Ik vind het een prachtig boek geworden. Het ademt zen, en wel zen als weg tot bevrijding. Een bevrijding die Harada Tangen roshi heeft gerealiseerd en die hij met zijn hele wezen door wil geven aan de meestal jonge Japanners en westerlingen die bij hem komen trainen.

Dit was de essentie van alles wat hij ons wilde laten ervaren: dat we niet dit lichaam zijn, niet deze gedachten en gevoelens, noch alle illusies die komen en gaan. ‘Wat jij denkt dat je bent is alleen buitenkant, alleen huid!’ riep hij eens tegen me toen ik weer eens kwam klagen over mijn worstelingen. Roshisama nam de rug van zijn ene hand tussen duim en wijsvinger en schudde die voor mij heen en weer. ‘Alleen maar huid! Alleen maar huid ken jij!’ Bijna wanhopig leek hij om me eindelijk te laten zien wat voor hem zo overduidelijk was.

Ciska Matthes leest voor uit haar boek
Ciska leest voor uit haar boek

Zijn zen is liefdevol, maar ook streng. Strenger dan hier in Nederland in deze tijd nog mogelijk is, denk ik. Strenger dan ik misschien zelf geaccepteerd zou hebben. Maar lezend in het boek van Ciska besef ik ook de grote waarde die dat kan hebben. Een mooi voorbeeld vind ik het volgende stukje:

Op een avond tijdens de maaltijd gaf de hoofdmonnik het laatste restje groenten in een schaal aan mij door, omdat hij blijkbaar wist dat ik daar dol op was. Toen ik de groenten kreeg aangereikt, aarzelde ik een moment en brak toen de regels, door mijn gezicht te heffen en snel naar de hoofdmonnik te glimlachen, die vriendelijk terugkeek. Daarmee werd de handeling opeens persoonlijk. Niet langer vriendelijkheid stroomt, maar jij geeft mij iets.

Roshisama zag het en zei meteen streng: Little smile, unnecessary. Ik voelde me een beetje beschaamd en op de vingers getikt, maar bewonderde tegelijk roshisama’s onderscheidingsvermogen. Dat moment was een echte spiegel.

Ciska is pas na twintig jaar over die tijd gaan schrijven, twintig jaar waarin ze haar beoefening heeft voortgezet en verder ontwikkeld, met zen op de Noorder Poort, bij Mooji in Portugal, als mindfulness-trainer en als yoga-docent. Ze kijkt nu terug op de tijd in Bukkokuji met zelfkennis, humor en mildheid, en met niet alleen groot respect voor Harada Tangen roshi, maar ook met een inmiddels diep begrip van wat hij toen zo wanhopig probeerde duidelijk te maken. 

Haar stukjes zijn heel leesbaar en regelmatig heel geestig, bijvoorbeeld als ze beschrijft dat er onder de leerlingen een soort wedstrijd is uitgebroken wie ’s avonds en ’s nachts het langst door kan zitten, een wedstrijd die eindigt als roshisama op een nacht de zendo in komt en iedereen naar bed stuurt. Of als ze beschrijft hoe ze de fietsenmaker van de tempel werd en in die rol een vermakelijk gesprek voert met een wachtende taxichauffeur, waarbij ze ook nog een wesp redt die hij vol enthousiasme met een brandende sigaret voor haar wilde doden. 

Geestig zijn ook de vele beschrijvingen van haar eigen aanvankelijke onbegrip en ongeduld, die versterkt werden door culturele verschillen. In Japan zijn nederigheid en respect een deel van de opvoeding, en dat bereidt beter voor op het type zentraining in Bukkokuji dan een vrije opvoeding in het Amsterdam van de jaren zeventig. Ze schrijft daarover, in ernst: …gaandeweg begon ik de grote waarde te zien van de woorden arigato (dankuwel), gomen nasai (neem me niet kwalijk) en daijobu (prima) terwijl ik leerde op zijn Japans te bedanken en me te verontschuldigen. Dat is, nog los van zen, een mooie les: het kan anders dan ‘wij’ het doen, en dat heeft óók zijn waarde. Een misschien nog lastiger cultureel verschil was de strikte en traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Als Ciska vraagt om mee te mogen gaan op de bedelronde, krijgt ze daar geen toestemming voor: ‘Vrouwen doen dat soort dingen niet. Ze blijven onzichtbaar, bescheiden’. Ze kan dat uiteindelijk accepteren omdat ze ziet dat Harada Tangen in zijn zen-onderricht geen onderscheid maakt:

Boekomslag van het boek van Ciska Matthes

Voor hem was het, denk ik, essentieel en overduidelijk dat iedereen behept is met boeddhanatuur, […]. Daarin was iedereen gelijk, zelfs meer dan gelijk: één. Naar mijn idee gaf hij iedereen, vrouw of man, evenveel aansporing en aandacht […]. Ik was natuurlijk ook niet naar Japan gekomen om voor vrouwenrechten te strijden. […] Ik was gekomen om vrede te vinden en werkelijk vrij te zijn.

Over haar ongeduld en impulsiviteit zegt roshisama op een dag, vrolijk en bemoedigend: Eens is Shizuka-san ook een stille Japanse oma. Het stelt Ciska gerust, al kan ze het zich moeilijk voorstellen – en wie haar nu kent, ziet waarschijnlijk wél veel meer geduld, maar een zoet oud dametje: nee, dat is nog steeds moeilijk voorstelbaar.

Het boek beveel ik van harte aan. Het is niet alleen heel leuk en leesbaar, maar als je ervoor openstaat, kun je er ook veel in vinden dat behulpzaam is voor je eigen beoefening (zie bijvoorbeeld het citaat over de groenten). Het is te koop in het winkeltje hier op de Noorder Poort, maar je kunt het natuurlijk ook bestellen bij Asoka of via de boekhandel.

Lees over de activiteiten van Ciska op haar website Oog van de Orkaan.

Myoko Suigen roshi

Zenmeester worden?

door Myoko Suigen roshi

Het heeft een behoorlijke tijd geduurd voor ik de benoeming tot zenmeester kon aanvaarden. Dat had alles te maken met de Chinese traditie die een zenmeester op één lijn stelt met de Boeddha, met iemand waarbij alle begeerte, afkeer en onwetendheid is uitgedoofd – en ik weet dat dat bij mij niet zo is. Waarom heb ik die benoeming dan toch aanvaard? 

In de zomer van 1999, een paar maanden na het overlijden van Prabhasadharma zenji, kwam Jiun roshi in de kesa van Prabhasadharma de zendo in en was het mij opeens duidelijk: als ze als opvolger goed genoeg is voor Prabhasa, dan is ze zeker goed genoeg voor mij. Dat is een kwestie van vertrouwen. Nu is Jiun roshi al bijna vierentwintig jaar mijn meester, en als zij in mij de zenmeester ziet, dan moet ik dat ook maar vertrouwen. In dai-sesshin werd het bovendien duidelijk dat “ik” helemaal geen zenmeester kan “worden”. Het enige dat nodig is, is dat “ik” uit de weg ga, dan verschijnt die zenmeester vanzelf. Zentraining is ook dat: leren om uit de weg te gaan, leren om onze boeddhanatuur de kans te geven zich te manifesteren. 

Dat zal mij niet altijd lukken. Regelmatig zal ik wél vanuit een beperkt zelf, vanuit oude gewoontepatronen reageren, al neem ik me nog zo sterk voor dat niet te doen. Zien wanneer dat gebeurt en bereid zijn het te erkennen, lijken me veel belangrijker dan een of ander idee hebben over wat een zenmeester wel of niet doet. In de woorden van Dogen: zij die diep besef hebben van verwarring, zijn boeddha’s (Genjokoan 4, vertaling Shohaku Okumura). 

Een benoeming tot roshi betekent dan ook niet dat mijn zentraining nu ten einde is. Toen ik in 1993 de geloften mocht nemen, wist ik al dat deze weg nooit ten einde zou komen, en die wetenschap maakte me ook toen al blij. 

Is zen de beste of de hoogste spirituele weg? Ik heb geen idee, maar ik weet wel dat het de weg is die ik moet gaan. Dat kan ik niet uitleggen of verdedigen, het is een innerlijk kompas dat ik moet volgen, anders klopt mijn leven niet. En ik weet ook dat hetgeen ik op de zenweg heb mogen leren van Prabhasadharma en van Jiun roshi van een enorme, levensveranderende rijkdom is geweest, waar ik hen heel dankbaar voor ben. 

Ik noem een drietal voorbeelden, allemaal uit dai-sesshins.

Er was, nog bij Prabhasadharma, een ervaring van totaal niet-weten, en uit dat niet-weten kwamen spontaan antwoorden op haar vragen – pas later wist ik weer dat die vragen koans waren. Het heeft toen nog jaren geduurd om die ervaring te verbinden met mijn dagelijks leven. 

Er was, toen ik al op de Noorder Poort woonde, een plotseling volkomen besef dat verleden en toekomst écht niet bestaan en dat alles wat er in het leven te dragen is, dus ook altijd maar op één moment gedragen hoeft te worden. Daaruit kwam een diep vertrouwen voort. 

In een tijd waarin ik erg ongerust was over de toekomst van mijn autistische zoon, zag ik opeens helder dat ook als dingen verkeerd gaan, er altijd dat aspect van de werkelijkheid is waar verkeerd en goed geen betekenis hebben. Op dat moment wist ik dat zijn leven niet kan mislukken, omdat zoiets als een mislukt leven niet bestaat.

Haikuin’s beeld bij de koan van de Buffel die aan het raam voorbijgaat

Dit soort inzichten was steeds op een of andere manier verbonden met de koan-oefening, en die is voor mij dan ook heel belangrijk geweest. Die vroege ervaring van totale openheid heeft me uitgenodigd om steeds te wachten op een antwoord dat zich spontaan aandient vanuit de stilte, ook toen ik genoeg koans had gedaan om zonder al te veel moeite een antwoord te kunnen bedénken. Ik heb daar heus wel eens mee gesmokkeld en een enkele keer kwam ik daar dan nog mee weg ook, maar ik weet ook dat ik mijn training daarmee tekort deed. Want hoewel elke koan in zekere zin over hetzelfde gaat, belicht bijna iedere koan daar ook weer een ander aspect van. 

Mijn mede-redactieleden vragen vooral naar de betekenis van de overgang van osho naar roshi. Maar er is geen plotselinge overgang. Er is één weg, en wat een nieuwe naam of titel met zich meebrengt, wordt pas gaande die weg duidelijk. De titel roshi brengt een formele verantwoordelijkheid met zich mee naar de sangha en naar de Noorder Poort als trainingscentrum, maar die verantwoordelijkheid ontstond al in de loop van mijn unsui-training. Ik kan zelfs precies aanwijzen wanneer. Ik had het idee dat je als unsui een tijd, zeg vijf of zeven jaar, op de Noorder Poort trainde en dan weer wegging – dat was wat ik had zien gebeuren. Ik zat met een of twee andere bewoners bij Jiun roshi in de auto, en ik zei daar iets over (ik weet niet meer waarom). Jiun roshi antwoordde dat ze hoopte dat er op den duur ook unsui zouden blijven om haar in het centrum bij te staan. Ik geloof niet dat ik daar ooit op terug ben gekomen, maar ik heb het wel gehoord. 

Op dit moment voel ik dat mijn plek op de Noorder Poort is en zolang dat zo is en ik gezond genoeg ben, zal ik ook blijven. 

In 2016 ben ik tot zenleraar gewijd en sindsdien ben ik naast leerling ook steeds meer leraar geworden: in zengroepen, in sesshins die ik begeleid, in de thuistrajecten en samen met Tenjo roshi als begeleider van de meditatieleiders. Dat beantwoordt aan een diepe behoefte om wat ik zelf heb geleerd, ook door te geven. Als uniek voor de zenweg zie ik het mystieke aspect, het inzicht dat dat kleine beperkte zelf uiteindelijk niet bestaat en dus ook niet verdedigd hoeft te worden. Het zou mij diep dankbaar stemmen als ik op mijn beurt mensen zou kunnen helpen bij het realiseren van die “ware mens zonder naam, rang en titel”. Maar ook zonder dat kan meditatie veel brengen, al is dat in zen eigenlijk bijvangst. Op het kussen kun je gaan ervaren dat je gedachten niet de werkelijkheid zijn, en dat je ze dus niet altijd serieus hoeft te nemen. Op het kussen kun je gaan zien hoe je gewoontepatronen zijn, en dat die net als alles in de wereld ontstaan zijn uit condities. Dat kan erg helpen om met mildheid en enige verwondering naar jezelf te gaan kijken, naar wat je allemaal denkt, zegt en doet (“Wat doet ze nou weer”, dacht ik soms). En als je eenmaal durft te kijken, kun je met een beetje geluk ook gaan bijsturen. Ook dat is een deel geweest van mijn eigen proces, en het heeft me een veel tevredener mens gemaakt. 

Tot slot: ja, als ik ergens mee worstel en ik denk dat daarover spreken kan helpen, dan zal ik dat zeker doen: met een persoon, op een plek en op een tijd die daarvoor geschikt zijn. Dat maakt deel uit van “mijn eigen problemen oplossen”. En verder bestaan mijn eigen problemen uiteindelijk niet – ook die zijn immers niet gescheiden van al het andere.

Lees de vragen van de redactie

Aan de drie nieuwe zenmeesters vroegen we een stukje  te schrijven. Daarbij konden ze zich, als ze dat wilden, laten inspireren door de volgende vragen. We nodigden ze ook uit om daar zelf aanvullingen op te geven, en lieten ze de ruimte om desgewenst op geen enkele vraag in te gaan.

1. Kun of wil je iets vertellen over wat er door je heen ging toen je hoorde dat je de transmissie tot roshi zou krijgen?

2. Is er voor jou een groot verschil tussen het dragen van de titel ‘roshi’ en het dragen van de titel ‘osho’? Hoe kijk je tegen beide titels aan?

3. Denk je dat je als roshi meer verantwoordelijkheid voor de sangha zult voelen, en zo ja, heb je dan voorbeelden hoe zich dat zou kunnen uiten?

4. Zijn er dingen waarvan je je kunt voorstellen dat je ze als roshi niet meer zult doen, terwijl je ze in het verleden wel zou doen? En zo ja, wil je daar wat voorbeelden van geven?

5. Als je ergens mee worstelt in je leven, iets waar je echt mee zit, zou je dat als roshi ook vertellen aan bijvoorbeeld vrienden of familie? Of vind je dat een roshi dat zelf moet oplossen?

Het natuurlijke proces ís de Dharma

Jaarlijks organiseert Tenjo osho, leider van het Dharmahuis in Leeuwarden, een wadlooptocht in stilte en sinds een jaar of drie ook natuurretraites. Dit jaar zijn er in het Dharmahuis allerlei activiteiten rond het thema natuur, dit om te vieren dat het pand aan De Tuinen nu vijf jaar open is. Op een bankje in het Leeuwarder Bos praat Suigen Sint met Tenjo over haar diepe  band met de natuur.

Tenjo op het wad – (foto Nienke Maat voor Dagblad van het Noorden)

Het natuurlijke proces ís de Dharma

Hoe is die sterke band van jou met de natuur ontstaan? Had je dat al als kind?

Als kind in Naarden ging ik wel eens alleen lopen in het bos of op de hei, of alleen een zwerftocht maken op de fiets, maar de intense betrokkenheid die ik nu ervaar is langzaam gegroeid. Die is ontstaan uit een wederzijdse beïnvloeding tussen mijn zenoefening en mijn ervaringen in de natuur.

Kun je dat uitleggen? Hoe werkt dat dan?

Als je mediteert, word je je bewust van de dingen die zich in je afspelen. En daarbij is er niet echt een binnen en een buiten. Dat wil zeggen: soms hoor je iets, soms denk je iets, soms voel je iets, soms zie je iets, dat loopt allemaal door elkaar heen. Het ene moment is dit er, en het andere moment dat, in  één vloeiende stroom. Toen ik begon met mediteren, zat ik heel erg te bedenken hoe het moest. Ik probeerde steeds mijn gedachten en mijn aandacht te sturen: o, ik moet bij het tellen van mijn adem zijn en als dat niet lukte, was het niet goed.

Op den duur leerde ik mezelf toe te vertrouwen aan die stroom van indrukken, die zich gewoon afspeelt, en daarmee ook erop te vertrouwen dat het goed is.  Dat is ook heel herkenbaar in de natuur. Want de processen in de natuur reageren voortdurend op wat er nu is, en niet vanuit een vooropgezet plan. De groei van een boom reageert voortdurend op de hoeveelheid licht, de hoeveelheid water, de temperatuur, de omgevingsfactoren, en speelt daarop in. Dat is die stroom, die natuurlijke stroom. Ik ging dat zien in de natuur en nam dat ook weer mee in de meditatie, zoals ik mijn ervaringen in de meditatie meenam bij het beleven van de natuur.

Kun je je een moment herinneren waarop je die verbondenheid met de natuur voor het eerst zo intens ervoer?

Die diepe geraaktheid in de natuur heb ik het eerst heel sterk ervaren op het wad, ik denk in 2007 of 2008. Ik woonde toen in Moddergat, meteen achter de dijk. Ik ging voor de eerste keer samen met Harm Jan (toen mijn partner) het wad op, alleen wij tweeën. We kwamen bij een grote geul waar we niet verder konden, en dat was daar zo … zuiver en puur. De geul, de vorm ervan, het zand waar  geen voetstappen op zaten, dat je geen prullenbakjes had… er is daar niet door mensen in gekunsteld. Dat raakte ons alle twee als een bliksemschicht. Alles wat door mensen gemaakt is, daar liggen altijd gedachten en ideeën aan ten grondslag. En meningen ook, ideeën over wat goed is en wat niet goed is.

Foto Harm Jan Wilbrink

Wat ook heel belangrijk geweest is: één van onze cursisten is eigenaar van een groot stuk land, vijf hectaren, en daar ging hij als kind altijd met zijn ouders heen op vakantie. Zij hebben dat stuk grond gewoon helemaal laten gaan, laten verwilderen zoals dat heet. De natuur heeft daar zijn gang kunnen gaan. En hij vroeg op een gegeven moment of wij als Dharmahuis daar misschien op een of andere manier gebruik van zouden kunnen maken. Daar ben ik op ingegaan door het organiseren van natuurretraites. Later ging ik er ook alleen naar toe, en dat heeft diepe indruk gemaakt. Ik merk een heel groot verschil tussen zo’n stuk bos, en bijvoorbeeld de natuur waar ik als kind opgegroeid ben, in Het Gooi, die echt platgetreden is. Als ik daar doorheen loop, dan hoor ik de kinderen schreeuwen en zie ik de honden lopen en voel ik dat het is uitgeleefd, terwijl ik de natuur in dat landje ervaar als een soort vredig gebeuren. Als ik daar alleen ben, kan ik me er helemaal mee verbinden. Dat is voor mij essentieel, alleen zijn in de natuur. Dan hoef ik niet om iemand anders te denken, of me met mezelf bezig te houden, dan kan ik gewoonweg zíjn, in de natuur, en dan ben ik onderdeel van die natuurlijke stroom.

Heeft dat ook te maken met die grens tussen binnen en buiten?

Ja, dat loopt helemaal in elkaar over op zo’n moment, dat is helemaal niet meer traceerbaar. Tegelijkertijd merk ik ook dat ik op die momenten helemaal mag zijn zoals ik ben. Ik hoef geen dingen te sturen. Het mag gewoon komen en gaan zoals het komt en gaat. En dat geeft ook een heel groot geluksgevoel, iets in mij dat zegt: het is goed, het is precies goed zoals het is, het hoeft niet anders te zijn.

Foto’s van Bram Zielman
Het land waar de natuur zijn gang mag gaan

Ervaar je dat op het wad en op dat landje op dezelfde manier?

Ja, maar ook anders. Op allebei die plekken had die diepe geraaktheid te maken met de volledige afwezigheid van menselijke activiteit. Maar op het wad zijn er andere krachten: het water, waar heel veel kracht achter zit – het is gigantisch hoeveel water twee keer per etmaal komt en gaat, dat is niet voor te stellen. Als mens houd je je daar niet in staande, dus met die natuur moet je heel respectvol en vol ontzag omgaan, je moet goed weten wat je daar doet, want die natuur stopt niet, die neemt mij gewoon mee als ik de verkeerde dingen doe. Dat betekent ook dat ik daar niet langer dan een paar uur kan blijven, dan moet ik weg omdat het water komt. Op dat stuk land kan ik voor langere tijd (één of twee weken) blijven. De verbinding is daardoor anders.

Plekken zonder menselijk ingrijpen zijn zeldzaam in Nederland, dat vind je bijna nergens.

Ja, en nee. Want doordat ik op die plekken zo diep geraakt ben, zo volledig aanwezig heb kunnen zijn in de natuur, kan ik dat nu ook hebben in een parkje, of bij wat grassprietjes die door het trottoir heen komen. Ik ben niet meer afhankelijk van alleen die ongerepte natuur. Tijdens de lockdowns bijvoorbeeld, toen je zo min mogelijk naar buiten mocht, ging ik wel iedere dag een half uurtje lopen in het park, en daar staan een paar hele mooie monumentale bomen. Als ik zo’n boom zie, dan voel ik daar troost in, en inspiratie, en dat het goed is. Maar ik blijf ook wel de behoefte houden om me af en toe weer helemaal terug te trekken en onder te dompelen in dat totale natuurlijke gebeuren.

Er is veel aan de hand in de wereld: de klimaatverandering, de pandemie, hier in Nederland veel gif in de grond… is dat door die gevoeligheid voor de natuur ook meer voor je gaan betekenen?

Aan de ene kant zorgt die gevoeligheid bij mij voor een zeker vertrouwen, dat de natuur wel doorgaat, met of zonder ons. Aan de andere kant voel ik natuurlijk ook de pijn en het leed dat het veroorzaakt: overstromingen, droogte, hitte, bosbranden. Ook de pandemie zie ik als onderdeel van die hele verstoring – ik hoor wetenschappers die relatie ook wel leggen. De manier waarop wij met dieren omgaan raakt me heel erg. De positie waar we dieren in brengen zie ik als één van de dingen die aan die klimaatverandering ten grondslag liggen. Al die verstoringen zijn manieren waarop de natuur weer in evenwicht probeert te komen. Maar vanuit ons menselijk perspectief is het heel pijnlijk wat er allemaal verloren gaat, al die soorten die uitsterven, dat het allemaal schraler wordt.

Denk je dat het nog mogelijk is om daaruit te komen?

Dat weet ik niet. Dat weet ik niet. Ik vermoed het wel, maar we zullen nog een moeilijke tijd krijgen. Wat ik mooi vind en wat ik ook ervaar in de natuur is de ongelooflijk grote hoeveelheid aan mogelijkheden die er zijn. Dat er zulke onwaarschijnlijke dingen gebeuren die voortkomen uit een natuurlijk proces. Ik heb bijvoorbeeld wel eens in de bergen een groot rotsblok gezien en daar staat dan één boom bovenop. Of toen ik in Zweden was zag ik een den met een grote boog in zijn stam. Daar is iets gebeurd, waar die boom een oplossing voor gemaakt heeft. We kennen denk ik ook allemaal planten en dieren in kleuren en vormen, waarvan je denkt: ‘Hoe verzin je dat’. En hoe bergen ontstaan. Er zijn zoveel mogelijkheden. Daar zit hoop, dat is hoop. Die hoop zit ook in ons. De opdracht aan ons nu is om die hoop te leven. Laten we ons niet vastzetten in een doemscenario.

De den die Tenjo zag in Zweden
Grote Rafelvis
Foto van dro!d op flickr; onder licentie

We zitten in een tijd van grote bedreigingen op verschillende fronten. We moeten uit alle macht proberen om daar op een of andere manier weer een goede draai aan te geven. Jiun roshi zei in een voordracht bij het jubileum van het Dharmahuis: We moeten de klimaatverandering niet buiten ons leggen. Die zit in ons, wij zíjn die klimaatcrisis. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik denk dat er nu wel consensus over bestaat dat de klimaatverandering door menselijke handelen veroorzaakt is. En dat menselijk handelen komt voort uit het onderscheid dat we maken tussen onszelf en de omgeving. Op zich is dat heel begrijpelijk. Dat heeft met ons mens-zijn te maken. Het is dus niet iets van de laatste tijd; wij hebben onszelf als mensen zo ontwikkeld. Het duurt alleen wel heel lang voor de gevolgen tot ons doordringen.

Ik ben opgegroeid met de Club van Rome, in de jaren zeventig, en die zeiden eigenlijk precies hetzelfde: Mensen, pas op, het kan zo niet doorgaan. Als westerse mens zitten we in een soort puberteit. Sommige mensen moeten heel hard met hun hoofd tegen de muur lopen voor ze zich ergens van bewust worden, en bij anderen gaat dat wat makkelijker en soepeler. Gelukkig begint het nu toch allemaal wel door te dringen, maar het gaat wel erg langzaam.

We moeten alleen oppassen dat we de crisis niet aanpakken vanuit dezelfde ideeën als waarmee we die veroorzaakt hebben, namelijk vanuit het idee dat we de wereld en ons leven naar onze hand kunnen zetten. Daardoor proberen we de crisis buiten onszelf op te lossen en dat kan niet, omdat we zelf de oorzaak zijn. We moeten beginnen om de pijn en de onmacht die we voelen, over de schade die we aan de aarde toebrengen, te ervaren en ons daarmee te verbinden. We worden dan weer onderdeel van het grote gebeuren. Hoe we vervolgens daar vanuit zullen handelen, dat kunnen we niet regisseren. Zoals ik eerder zei vindt de natuurlijke stroom onwaarschijnlijke oplossingen voor ogenschijnlijk onmogelijke situaties. We hebben allemaal de verantwoordelijkheid om die onwaarschijnlijke wegen vorm te geven, ieder in zijn/haar eigen situatie en vanuit ieders eigen mogelijkheden. We dragen de oplossing in ons en met onze verbeelding scheppen we de toekomst.

Natuurretraite 2020, foto Rengetsu

Wat doe je met deze inzichten in je zenleraarschap?

Ik betrek het in eerste instantie op mezelf: hoe ga ík met deze situatie om. Ik probeer het te plaatsen in een groter verband; te zien wat de oorzaken zijn, maar ook te zien dat de natuur op een of andere manier wel doorgaat. Tegelijkertijd probeer ik in mijn eigen situatie zo min mogelijk schade te veroorzaken: zorgvuldig omgaan met water, gas, elektra, spullen in het algemeen, minder plastic gebruiken, bewust zijn van wat ik eet… Daar blijf ik in leren.

Het is een thema dat mij diep raakt en daardoor komt het ook in mijn voordrachten en persoonlijke begeleiding naar voren, dat kan niet anders. Ik moedig mensen ook aan om de natuur op te zoeken en zich ermee te verbinden. Maar ik ga niet met een geheven vingertje proberen mensen te bekeren. De boeddhistische beoefening is bij uitstek geschikt om ons bewust te worden van onze ware natuur. Dat natuurlijke proces zelf ís voor mij de Dharma. Iedereen heeft zijn eigen kwaliteiten, zijn eigen mogelijkheden. Ik hoop dat mensen daar meer oog voor krijgen.

Kijk, ik denk dat je je door de zenbeoefening bewust wordt van lijden, van wat je jezelf aandoet en van wat je anderen aandoet. Hoe gevoeliger je daarvoor wordt, hoe meer je de dingen kunt laten zijn zoals ze zijn. Lijden wordt voor een groot deel veroorzaakt door verzet tegen de situatie. Dat is weer dat natuurlijke principe; vanuit de betrokkenheid met dit moment realiseer je de onvermijdelijkheid ervan en zul je in je handelen het juiste doen op het juiste moment. Dat ontstaat eigenlijk vanzelf.

Er zijn ook actiegroepen die de dingen juist níet laten, zoals Urgenda en Milieudefensie.

De dingen laten zoals ze zijn betekent niet dat we lijdzaam toekijken hoe alles misloopt. Actief handelen is ongelooflijk belangrijk. Het juiste doen op het juiste moment kán ook betekenen dat je een rechtszaak aanspant tegen de staat, zoals Urgenda deed. Maar ik denk dat iedereen op zijn eigen plek met zijn eigen kwaliteiten daar iets mee moet doen. En mijn plek, mijn kwaliteit op dit moment is om mensen spiritueel te begeleiden en de ruimte te bieden waarin ze zich bewust kunnen zijn van hun eigen natuur. En ik hoop en ik denk ook,  dat mensen van daaruit andere keuzes gaan maken, die meer in overeenstemming zijn met het natuurlijke principe. Maar we zijn en we blijven mensen: aan de ene kant beperkt, aan de andere kant juist vol mogelijkheden.

Zie ook:

Informatie natuurretraite

Informatie wadlopen in stilte

Interview met Tenjo over het wad

Online zen

Online zen 

door Suigen osho

Op de dag dat ik dit schrijf gaat de lockdown zijn vijfde maand in en als jullie dit lezen de zesde. De Noorder Poort is nog steeds gesloten en ook de landelijke meditatiegroepen komen niet fysiek bij elkaar. Maar net als in de rest van Nederland gaat een deel van de activiteiten in de sangha toch door: met Zoom, Skype of anderszins.

Zen weekend met Suigen

Online sesshin met Jiun roshi

Op de Noorder Poort

De Noorder Poort heeft tot nu toe vier programma’s online aangeboden: de nieuwjaars-sesshin, een zen weekend, een zesdaagse sesshin en rond de verschijningsdatum van dit nummer een gratis zen-weekend. De zesdaagse sesshin verving de geschrapte dai-sesshin. Jiun roshi noemde het expres geen online dai-sesshin – de intensiteit daarvan vraagt dat deelnemers fysiek samen zitten en elkaar kunnen dragen door de energie die dat geeft.  Voor deze sesshin was daarom een ander thema gekozen, en wel maitri, liefdevolle vriendelijkheid.

 

Niet iedereen die zich oorspronkelijk had aangemeld, wilde met de online-versie van een programma meedoen, sommigen niet omdat ze helemaal niet van schermen houden en anderen niet omdat ze voor hun werk al de hele dag aan het zoomen zijn. Maar degenen die wel meededen waren tevreden of zelfs heel enthousiast. Een deel zag een duidelijke meerwaarde in het doen van een meerdaags zen-programma in hun eigen huis: het leek opeens veel makkelijker om meditatie in het dagelijks leven te integreren. Mogelijk blijven we daarom, ook na de lockdown, incidenteel een online programma aanbieden.

 

In het land

Ook de meeste wekelijkse groepen komen op afstand bij elkaar. Er wordt veel gebruik gemaakt van Zoom of Skype, maar het kan ook anders. In één groep stuurt de meditatieleider vooraf een tekst rond. Iedereen zit op de afgesproken tijd gewoon zelf thuis; daarna wordt in een app-groep nagepraat. Het enthousiasme van de leiders varieert van geweldig dat dit mogelijk is tot na al die maanden heb ik het er wel mee gehad eerlijk gezegd.

  • Tenjo Schröder - Leeuwarden

In het algemeen zijn meditatieleiders en deelnemers tevreden dat de groepen op deze manier in elk geval door kunnen gaan. Wat ik wel zie in de twee groepen die ik zelf leid en ook hoor van sommige andere meditatieleiders: in de loop van deze langdurige lockdown haken vooral vrij nieuwe deelnemers af, meestal met het voornemen om weer terug te komen als we weer fysiek bij elkaar komen.

Maar ook hier zijn er voordelen. Je kunt bijvoorbeeld nog eens iets laten zien met screen-sharing, en in tenminste twee groepen doen mensen mee die vroeger in de groep zaten maar naar het buitenland zijn verhuisd.

Loopmeditatie

Loopmeditatie op de weg bij de Noorder Poort

Loopmeditatie

Door Myoko Suigen Sint

Meditatie in actie

Zazen, het zitten in meditatie, biedt een unieke gelegenheid om de geest volledig tot rust te laten komen. Dat gebeurt natuurlijk lang niet altijd: iedereen die regelmatig mediteert, weet dat de gedachten soms nog harder lijken rond te tollen dan wanneer je in beweging bent. Maar het kán wel. Je kunt het niet dóen, maar als je je met volle aandacht voor langere tijd richt op (bijvoorbeeld) het tellen of volgen van je adem, dan kán het gebeuren dat al het andere wegvalt en uiteindelijk ook je oefening verdwijnt: de geest is volledig tot rust gekomen en je zit in diepe verzonkenheid.

Het is gevaarlijk om die verzonkenheid het doel van zazen te noemen: als je op je kussen zit, is elk doel een belemmering. Maar het is wel juist om te zeggen dat zazen de gelegenheid biedt tot volledige verzonkenheid.

 

Meditatie in actie biedt je een andere gelegenheid, namelijk om een handeling met volledige overgave uit te voeren, zozeer dat je er in verdwijnt. Dat gaat verder dan aandacht. Als je met aandacht loopt, dan is er altijd nog een ik-die-loopt. Als je helemaal in het lopen verdwijnt, is er geen loper meer. Er is alleen nog lopen. Loopmeditatie (in zentaal kinhin) biedt je de gelegenheid om dat te ervaren. Het kan in principe met iedere handeling, maar met name langzame kinhin is heel geschikt. Je hebt er geen hulpmiddelen bij nodig, je hoeft er niet bij na te denken, en de traagheid van de beweging helpt ook.

 

Ook dat verdwijnen in een handeling kun je niet dóen, het kan alleen spontaan gebeuren. En ook hier kun je het best beginnen met een anker, een behulpzame oefening die je tot op zekere hoogte wél kunt doen.

 

Aanwijzingen voor langzame kinhin

Bij kinhin liggen je handen boven op elkaar op je zonnevlecht. Dat brengt vanzelf al een zekere rust en een naar-binnen-keren, net als de handhouding in zazen.

 

Langzame kinhin doe je altijd op je adem. De inademing begint wanneer één voet volledig loskomt van de grond, en de uitademing begint zodra de hiel van die voet de grond weer raakt. Die uitademing gaat dus door zolang je die voet afrolt, je gewicht naar die kant verplaatst en de andere voet losmaakt. Pas als ook de tenen van die voet loskomen, begint de inademing weer. De uitademing is daardoor vanzelf wat langer dan de inademing. Als je regelmatig loopmeditatie doet, dan gaat die adembeweging vrijwel van zelf. Je kunt net als bij zazen de adem als anker kiezen, maar ik raad dat niet per se aan. Ik geef drie suggesties voor andere oefeningen tijdens het lopen.

 

De eerste oefening is om je aandacht op de voetzolen te richten en wel steeds die van de neerkomende voet: voel hoe die de grond raakt, vanaf de hiel tot de teen, en dan even het hele gewicht van je lichaam draagt. En dan gaat je aandacht over naar de andere voet, die nu neerkomt.

 

Een variatie is je aandacht te richten op één voet en die helemaal te volgen: hoe eerst de hiel de grond raakt, en dan de rest van de voet, hoe het gewicht steeds meer op die voet komt tot die het hele lichaam draagt en hoe dan het gewicht weer langzaam minder wordt zodat die voet uiteindelijk los kan komen van de grond en zonder enig gewicht door de ruimte beweegt.

 

Een derde oefening richt zich niet op de voeten, maar op je buik, op je centrum (je hara of tan tiën). Stel je voor dat je loopt door dat centrum naar voren te verplaatsen (ik las ooit ergens de aanwijzing: loop alsof je een laag karretje met je buik vooruitduwt). Je zal merken dat het zich niet recht vooruit kan verplaatsen: het maakt een zigzag-beweging, zoals in de figuur hier links.

En het is ook niet steeds in beweging: als je op één been staat, op de omslagpunten van de zigzag (zie de zwarte punten in de figuur), staat het centrum stil.

Probeer het maar eens uit!

 

Tot slot kun je je ook nog richten op de beweging van het lichaam als geheel. Dat is moeilijker dan de eerste drie oefeningen, want het geeft je een minder stevig anker. Je bent je dan bewust van alles wat in je lichaam gebeurt zonder je aandacht echt te richten: er is de adembeweging, de voeten, de handen op je zonnevlecht... alles wat zich aandient zie je en je laat het weer gaan.

 

Net als bij zitmeditatie zul je merken dat je afgeleid wordt door gedachten. En je gaat daar op dezelfde manier mee om: als je dat merkt, ga je terug naar de oefening die je hebt gekozen. En net als bij zitmeditatie kan het dan gebeuren dat wat eerst saai was, alsmaar interessanter en in zekere zin intiemer wordt - die volledige aandacht voor die voetzolen, of voor dat centrum dat zich verplaatst. En dan, zonder dat je daar bewust naar hebt gestreefd, is de loper opeens verdwenen in het lopen.

 

Veel plezier ermee!

Gedicht de nachtegalen

Nachtegaal

Over de Nachtegalen van J.C. Bloem

Myoko Sint

 

Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht, 
’t geluk is nu eenmaal niet te achterhalen. 
Wat geeft het? – In de koude voorjaarsnacht 
Zingen de onsterfelijke nachtegalen 

 

Dit is een gedicht uit 1950 van J.C. Bloem, die leefde van 1887 tot 1966. Hij was geen zenbeoefenaar en uit zijn levensbeschrijving blijkt geen belangstelling voor mystiek. Toch lees ik dit gedicht als een zengedicht.

 

Het eerste beeld dat het gedicht bij mij oproept: iemand loopt op een koude avond in april door de duinen (ik denk aan de duinen omdat ik daar zelf vaak nachtegalen heb gehoord). In zichzelf gekeerd, vol van sombere gedachten. En dan opeens: oooh… de nachtegaal. Wég somberheid, wég gedachten, wég wandelaar.

 

Op dat moment is er niet langer een wandelaar hier en een nachtegaal daar in de struiken, er is alleen nog dat zingen. Het verschil tussen ik en ander is voor één moment weggevallen. De nachtegaal heeft de wandelaar op dat moment volledig bevrijd. In zen noemen we dat een inzicht in je ware aard, in je ware zelf, het zelf waarin er geen onderscheid is tussen ik en ander.

 

Waarom noemt Bloem de nachtegaal onsterfelijk? Toen ik lang geleden aan het scheiden was en daar verdriet van had en er veel over piekerde, ging ik graag een eind langs de zee lopen. Bij die grote zee werd mijn verdriet klein, minder belangrijk. Ik voelde: die zee is hier al duizenden jaren en zal hier nog duizenden jaren zijn. Vergeleken bij mij is die zee onsterfelijk. Net als dat gezang van de nachtegalen: ook dat zal er altijd weer zijn, en dat besef op zich kan troosten, kan je uit jezelf halen. Maar het woord onsterfelijk past ook goed bij de kwaliteit van zo’n moment van bevrijding: niet alleen is er dan geen ik en ander, er is ook geen tijd. Er is alleen maar nu, en in dat nu is alles. In dat nu is het gezang van de nachtegaal onsterfelijk.

 

Hierboven heb ik de eerste twee regels gelezen als aanduiding van somberheid, van negativiteit. Maar vanuit zen zou je die regels ook nog anders kunnen lezen. Het lange gedicht Vertrouwen in de Geest is één van de oudste zenteksten, toegeschreven aan de derde patriarch Sengcan (circa 600). Dit gedicht begint als volgt:

 

De grote weg is niet moeilijk voor wie geen voorkeuren heeft. Wanneer voorkeur en afkeer beide afwezig zijn, wordt alles helder en onversluierd.

 

Dit is een herformulering van de tweede edele waarheid: de oorzaak van lijden (of ontevredenheid) is begeerte. We lijden niet aan wat ons overkomt, maar aan het feit dat we dat niet accepteren, dat we willen dat het anders was. Je zou ook kunnen zeggen: we lijden omdat we verwachtingen hebben. Ofwel, gebruikmakend van de woorden uit het gedicht:

 

De grote weg is niet moeilijk voor wie niets verwacht. Wanneer je het geluk niet wilt achterhalen, wordt alles helder en onversluierd.

 

Dan worden die twee eerste regels opeens juist positief: juist omdat de dichter (vrijwel) niets verwacht, kan hij openstaan voor het gezang van de nachtegalen.

Beeld van J.C. Bloem door Titus Leeser

Beeld van J.C. Bloem door Titus Leeser

In zo’n kort gedicht heeft elk woord betekenis. De dichter zegt: ik heb vrijwel niets verwacht. Dus toch wel íets. Wat dan? Vanuit de zenbeoefening zou ik zeggen: je mag verwachten dat er altijd weer die momenten zullen zijn waarop opeens een nachtegaal zingt, in welke vorm dan ook. Het kan de bel zijn aan het eind van de meditatie. Of het blaten van een schaap. Of een plotseling opklinkende lach die je hoort door een openstaand raam. Of het geluid van de wind door het gras als je buiten loopt, het krassen van vogelpoten op het dak … elk geluid kan het gezang zijn van de nachtegaal. En niet alleen elk geluid, ook alles wat je ziet, voelt, ruikt of proeft kán je bevrijden. Als je jezelf ervoor kunt openen, waartoe je helaas niet kunt besluiten. Het kan zich spontaan voordoen zoals in mijn lezing van dit gedicht, maar je kunt dat toeval ook een handje proberen te helpen. Dat doen we in onze sesshins, vooral als we met een koan mediteren.

 

Waarschijnlijk dacht Bloem overigens minder letterlijk. Waarschijnlijk dacht hij allereerst aan de inspiratie die soms, in een leven dat verder niet makkelijk was, uiteindelijk een mooi gedicht voortbracht. In deze lezing is hij zelf de nachtegaal, die soms (maar niet op bevel) opeens kan zingen in een gedicht. Dat is een andere lezing, maar dat maakt de zenlezing niet verkeerd. Misschien lees je het zelf op nóg weer een andere manier. Een gedicht dat maar op één manier te lezen is, kan geen goed gedicht zijn.

 

Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht, 
’t geluk is nu eenmaal niet te achterhalen. 
Wat geeft het? – In de koude voorjaarsnacht 
Zingen de onsterfelijke nachtegalen 

 

Interview met Tetsue roshi

Leven als wolk en water

Tetsue roshi in gesprek met Myoko

jishinWat heeft jou oorspronkelijk naar zen gebracht, of beter misschien nog naar een spirituele weg?

Spiritualiteit is eigenlijk altijd een deel van mijn leven geweest, al vanaf heel jong. Ik ben katholiek opgevoed. Eén van mijn eerste herinneringen is dat ik met mijn vader heel vroeg op zondagmorgen naar de vroegmis ging. We liepen er in de stilte van de ochtend heen, en als we dan iemand tegenkwamen lichtte mijn vader, zonder iets te zeggen, zijn hoed. En dan de mis, nog  in het Latijn, de gregoriaans gezangen, de geur van wierook, die stilte, alles. Het was een eenheidservaring, een totale ervaring. Ik weet nog heel goed dat mijn moeder een keer een kraaltje uit mijn neus aan het peuteren was dat ik daar bij wijze van experiment in had gestopt en dat ik toen vroeg: “Mama, wat is God?”. Waarop ze zei: “God heeft geen begin en geen einde”. Toen dacht ik eerst: hoe kan dát nou. En toen dacht ik: ooo, ja. Enerzijds prikkelde het mijn nieuwsgierigheid (geen begin en geen eind, dat kán toch niet), maar iets anders in me kon het ook meteen aannemen omdat ik het met die ervaringen van de zondagmorgen kon verbinden, waar ik ook niet van kon zeggen waar het begon en waar het eindigde.

Saenredam; interieur van de St. Janskerk te Utrecht, ca 1650

Saenredam; interieur van de St. Janskerk te Utrecht, ca 1650

Dat verlangen naar spiritualiteit of die ervaring van méér, van één, is in mijn gevoel dus altijd bij me geweest. Ik ben, binnen de katholieke kerk, op zoek geweest naar spirituele verdieping, maar toen ik een jaar of zeventien was (in de 70-er jaren) ervoer ik de katholieke kerk als enorm droog. Ik kan het niet anders omschrijven, ik vond het heel droog. Toen ik tweedejaarsstudent psychologie was werd er een cursus Zen en psychotherapie aangeboden. Die werd gegeven door Ada Herpst, zij was psychotherapeut, maar ze deed ook zenmeditatie bij pater Lasalle. Zij zag bij mensen die in therapie gingen grofweg twee soorten problemen: problemen ontstaan in hun jeugd (en daar is psychotherapie uitstekend voor) en levensvragen: wie ben ik, waarom ben ik hier.  Die vragen liggen eigenlijk meer op het vlak van de religie. Ada Herpst vroeg zich af of die mensen misschien iets aan zenmeditatie zouden kunnen hebben, en dat ging ze uitproberen op studenten. Ik weet helemaal niet wat haar conclusie uiteindelijk is geworden, maar zo ben ik dus met zen in contact gekomen.

Toen die cursus voorbij was bood ze zenmeditatie aan, in een oude kapel bij het ziekenhuis waar de faculteit psychologie in die tijd gevestigd was. Toen ze stopte ben ik verder gegaan bij Nora Houtman en via haar ben ik uiteindelijk in een weekend op de Theresiahoeve terechtgekomen, bij Judith Bossert. Daar zag ik een aankondiging met een fotootje van Prabhasa Dharma zenji en ik dacht: dáár moet ik naartoe. Ik wist toen nauwelijks iets van zen, van boeddhisme, ik ben er heel open ingegaan. Ik ben op zich wel een lezer, maar ik ga vaak pas lezen nadat ik iets ervaren heb. Dus ik ben er gewoon kop en kont ingestort, en ja, het voelde voor mij van…, ja, hier ga ik mee door. Hier blijf ik bij, of… ik kan het moeilijk uitleggen. Een enorm sterk gevoel “ja, dit is de weg die ik moet gaan”. Een roeping, als je het zo kan zeggen. Dat je weet: dít is het.

Jouw oefening is van het begin af aan heel intensief geweest, maar je hebt er nooit voor gekozen unsui (zenkloosterling) te worden. Kun je iets vertellen over die keuze?

Tamelijk snel nadat ik Prabhasa zenji heb leren kennen, heb ik Dré ontmoet. Dat was voor mij een zielsverbinding en we wilden ook heel graag kinderen. Ik heb eigenlijk van het begin af aan geweten: voor mij is het én én. Ik heb een lekenleven geleid, me toegewijd aan mijn gezin en mijn werk én me heel erg toegewijd aan mijn oefening. In ’97, toen Prabhasa Dharma roshi voor het laatst hier in Nederland was, heb ik haar gevraagd: Roshi, zou het beter zijn voor mijn oefening als ik unsui werd? En ze zei: Why? You already live like that. Waarom zou je dat doen? Je leeft al zo.

leegte [1]

Unsui betekent Wolk en water, en zoals ik dat begrijp, is dat doen wat op een bepaald moment van je gevraagd wordt, wat zich aandient om te doen. Ik ging al snel, op verzoek van Prabhasa zenji, groepen begeleiden en andere meditatieleiders ondersteunen. Vanaf 1997 ging ik ook retraites geven in Spanje. Op een bepaalde manier is het niet zo makkelijk om én een gezin en een bedrijf te hebben én dat ook allemaal te doen. Twee à drie avonden per week weg naar groepen, altijd onderweg, erheen reizen, weer terugkomen, dat was goed, maar niet altijd van: hè, leuk.

Zó heb ik haar uitspraak begrepen, dat ik volkomen toegewijd was aan dat wat er te doen was, en dat dát mijn vorm was van unsui  zijn.

Daarnaast heb je ook altijd gewerkt. Wat voor werk is dat?

Ik ben opgeleid als ontwikkelingspsychologe. Ik heb op allerlei plekken gewerkt: in de schoolbegeleidingsdienst, in de wereld van de kinderdagverblijven en bij het uitvoeren van psychodiagnostische onderzoeken ten behoeven van jeugdbeschermingszaken. In 1998 ben ik voor mezelf begonnen als psycholoog-mediator, onder andere om meer tijd te kunnen besteden aan zen, om, als er een retraite was, aan niemand vrij te hoeven te vragen. Die eigen praktijk heb ik nog steeds.

Ik voel dat zo: ik ga iedere dag naar de oorlog, als vredestichter. Ik doe vooral echtscheidingszaken, soms hele complexe (ik vind vechtscheiding  niet zo’n fijn woord) en daarnaast ook kinderontvoeringszaken. Ik ga vooral naar deze oorlogen ter wille van de kinderen. Ik heb samen met Cees van Leuven (nu raadsheer bij het gerechtshof in Den Bosch)  een bepaalde aanpak ontwikkeld waar veel vraag naar bleek te zijn. Na een scheiding moeten mensen toegroeien naar een situatie waarin ze geen partners meer zijn, maar wel collega-ouders blijven. Onze aanpak ondersteunt dat proces en helpt hen het kind daarbij centraal te zetten. Ik leer die aanpak nu ook aan anderen; ik geef graag onderwijs en ik deel ook graag dingen.

Hoe hebben die drie aspecten van je leven, werk, gezin en zenbeoefening, elkaar beïnvloed?

Ik ben in 1986 getrouwd met Dré, in 1989 is onze zoon Sam geboren en in 1991 onze dochter Kiki. Al heel snel vroeg Prabhasa zenji aan mij of ik verhalen wilde schrijven voor kinderen en toen de Noorder Poort er was, of ik een familieretraite wilde begeleiden.

In mijn werk als mediator oefen ik voortdurend de vier brahmavihara’s[2], en dan zeker ook gelijkmoedigheid. Dat is een kwaliteit die ik heel erg heb geleerd bij al die boze, schreeuwende en verdrietige mensen bij mij in de kamer, bij al die verdrietige, angstige en boze kinderen. Misschien zijn deze vier geestestoestanden zelfs nog belangrijker dan de vier bodhisattvageloften[3], die me ook voortdurend inspireren: hoe eindeloos het ook is, je zet je er voor in.

De betekenis van zen naast mijn werk was voor mij persoonlijk dat ik op gezette tijden in die sesshins zat, naar de groepen moest. En hoewel dat een grote inspanning was, was het ook heel fijn als onderbreking van die oorlog, als moment van vrede.

En verder is het zo dat de dingen die ik meemaak in mijn werk, in de conflicten, in de gesprekken met kinderen, dat ik die meeneem in mijn beoefening. Ze klinken door in de toespraken die ik geef en ze spelen een rol in mijn gesprekken met deelnemers aan retraites, vooral als die me dingen voorleggen. De oefening verdiept zich daardoor, krijgt veel meer reliëf. In allerlei situaties kunnen we ons afvragen: wat heeft de Boeddha daarover te vertellen? En als we dat dan gaan oefenen, wat gebeurt er dan? Steeds weer die twee kanten.

Wat wil je mensen vooral leren?

Ik zou niet willen zeggen dat ik mensen iets wil leren. Ik wil ze heel graag helpen om zich te realiseren, in dit moment. Om de aard van de vergankelijkheid te ervaren, die vruchtbare leegte[4] te ervaren, het mededogen te ervaren en in zichzelf aan te spreken, en de schoonheid, ook van de moeilijke dingen, dat zou ik ze willen helpen ervaren, hen in die richting wijzen. Toen Prabhasa Dharma zenji mij in 1995 tot zenleraar wijdde, zochten we naar een goede Spaanse vertaling van dat woord zenleraar. Letterlijk zou het professor de zen zijn, maar dat vonden we helemaal niet kloppen. Uiteindelijk zijn we toen uitgekomen op guía de zen, zen-gids. Zo ervaar ik dat ook. Ik kan een gids zijn, maar uiteindelijk blijft het de verantwoordelijkheid van mensen zelf om die stap te zetten. Ik kan het hoogstens zélf leven, en hopelijk raakt het dan iets in hen waardoor ze denken: hé. Daarom heb ik mijn bedrijf ook Anaguia genoemd: Ana van Annelies (mijn gewone naam) en van analyseren, en guía. Want ook in mijn werk laat ik mensen zien: je kunt die kant of die kant op.

Vruchtbare leegte

Vruchtbare leegte, Wim Peters, 2012

 Jezelf realiseren, het ervaren van de vruchtbare leegte…. Kun je daar iets meer over zeggen?

Het is moeilijk om dat zo in een gesprek als dit toe te lichten terwijl ik niet zie wie het leest… Als mensen erover lezen, hebben ze de neiging om het vast te grijpen: o, zo zit het. Eén van de dingen die ik me heel erg diep gerealiseerd heb, zeker door mijn werk als mediator, maar ook wel door mijn werk als meditatieleider, zenleraar en nu dus zenmeester, is dat de meest gewelddadige gedachte die ik ken, die eigenlijk de start is van ieder conflict en iedere oorlog, is: zó zit het, en ik weet het. En ik ben heel bang dat als ik probeer die ervaringen van jezelf realiseren, van vruchtbare leegte in beschrijvingen te vangen, mensen denken, “o zo zit het. En nou weet ik het”. Die kans wil ik ze niet geven. Omdat ik het veel belangrijker vind dat ze denken: wat zou ze daar nou mee bedoelen? Wat zou dat nou kunnen zijn? En dat ze daardoor op speurtocht gaan, de verdieping in gaan, dat hoop ik heel erg. Ik denk dat ik zo’n vraag nog het best kan beantwoorden met een fraai gedicht, of een mooi verhaal… Maar dan nog. Ik vind vaak dat kunst dichter in de buurt komt, maar dan nog. Het is zo belangrijk om de ervaring uit de eerste hand op te doen. Dat is zo wezenlijk.

Je bent kortgeleden zenmeester geworden. Verandert dat iets?

Prabhasa Dharma zenji heeft me indertijd uitgelegd dat je in onze zentraditie eerst op een bepaalde manier functioneert, als het ware onder de beschermende vleugels van de zenmeester, en dat je pas daarná een bevestiging daarvan krijgt door een benoeming. Jiun Hogen roshi heeft dat bij mij ook zo toegepast. Het is dus geen scherpe lijn, maar het zal zeker veranderingen gaan geven, al weet ik niet precies welke. Ik ben gewoon open voor wat er op de weg komt om te doen. Wat ik zeker als een verantwoordelijkheid voel is dat ik nu ook lineage holder ben, wat betekent dat ik de traditie voort moet zetten als Jiun roshi overlijdt of niet meer als meester zou kunnen functioneren. Maar het heeft geen zin om me daarover gedachten te maken, want dat weet je niet. Niet weten, écht Niet Weten, is voor mij heel wezenlijk, heel cruciaal. Ik sta met open handen, ik ontvang het, ik leef het. En ja, natuurlijk, in de afgelopen retraite zit ik opeens op de teishostoel, reciteer ik opeens voor het altaar, maar dat zijn meer uiterlijkheden.

Je draagt nu de namen Jishin Tetsue, met de betekenis Mededogend hart, Gezegend met wijsheid. Wat betekenen die namen voor je?

Toen ik die naam kreeg van Jiun roshi, dacht ik dankbaar, ‘o ja, die vogel – wat fijn dat die twee aspecten allebei  in mijn namen zitten’. Volgens een gezegde is zen als een vogel met twee vleugels, wijsheid en mededogen. Als je alleen wijsheid ontwikkelt en geen mededogen, dan wordt de oefening heel droog. Als je alleen mededogen ontwikkelt en geen wijsheid, dan verzand je in de burn-out, zeg maar. De balans is wezenlijk: alleen als beide even sterk ontwikkeld worden, kun je vliegen. Dus hoe mooi is het dat die namen me gegeven zijn. Ik ervaar ze als een voortdurende aansporing om te blijven vliegen, om niet de een of de ander de overhand te geven.

[1]Foto afkomstig van de blog van Rico Sneller, ricosneller.blogspot.nl.

[2] De vier brahmavihara’s, ‘goddelijke verblijfplaatsen’, zijn de vier hoogste, meest na te streven geestestoestanden: liefdevolle vriendelijkheid, mededogen, medevreugde (blij zijn met andermans voorspoed en geluk) en gelijkmoedigheid.

[3] Alle wezens zijn met oneindig vele; ik beloof ze allen te bevrijden. Verwarringen zijn onuitputtelijk; ik beloof ze alle te beëindigen. De poorten der waarheid zijn ontelbaar; ik beloof ze alle te betreden. De weg van Boeddha is ongeëvenaard; ik beloof hem tot het einde toe te gaan.

[4] Een term van de 12-e eeuwse Chinese zenmeester Hongzhi

Interview met Jiun roshi

 

JiunRoshiFormeel

Interview

Jiun roshi spreekt met Myoko over meesters en leerlingen

 

Wat is eigenlijk een zenmeester?

Dat is een leuke vraag. Het zou verstandig zijn die vraag een paar keer te stellen, want ik verwacht dat ik iedere keer een ander antwoord zal geven.

 

Eén aspect is dat het leraarschap je moet liggen. Ik ken mensen die absoluut geen leraar zouden willen of kunnen zijn, die bijvoorbeeld geen relaties leraar-leerling willen onderhouden, of die weten dat ze niet in staat zijn om iets aan iemand over te brengen. Als meester is het allereerst mijn taak om anderen te begeleiden op de zenweg. Mij wordt wel gevraagd waarom ik bijvoorbeeld niet meer aan sociale actie doe. Als ik me helemaal op sociale actie zou richten, zou dat ten koste gaan van mijn zenwerk; de lange en intensieve training die ik heb gehad, de enorme inzet van mijn meester om mij te trainen, zouden dan in zekere zin voor niets zijn geweest. Liever wijs ik anderen deze weg, waarbij ik hoop dat het velen van hen ertoe brengt wél in actie te komen en dat het een enkeling tot zenmeesterschap zal brengen, zodat de continuïteit van zen als basis voor wat dan ook kan voortbestaan.

 

Heel belangrijk is verder (en dat is echt geen dooddoener) dat je beseft dat je niets weet.  Dan kun je open staan voor wat zich op dít moment aandient. Met name in persoonlijk onderhoud probeer ik heel duidelijk op die stoel van niet-weten te gaan zitten en me alleen maar open te stellen voor wat er op me afkomt, en dan te kijken wat er gebeurt. Dat betekent niet dat ik alles op tafel leg of dat van anderen verwacht; het gaat om goed luisteren, kijken, ruiken, om het openstellen van al mijn zintuigen voor wat er op dat moment wordt aangeboden.

En vervolgens moet ik dat ook weer laten gaan, ik moet niet blijven hangen. Als ik bijvoorbeeld op dit moment niet heel open was, zou ik nu nog bezig kunnen zijn met een vorige vraag. Je ziet dat heel vaak in vergaderingen: iemand wil zijn punt nog even maken, terwijl de hele vergadering al lang verder is, terwijl het inhoudelijk al helemaal niet meer aan de orde is. Op dat moment ben je niet echt open meer, je mist wat anderen zeggen, want je zit de hele tijd in je hoofd met “dat moet ik echt nog wel even kwijt”. Mijn begeleiding bestaat eigenlijk uit niets anders dan open zijn, kijken en beleven wat er gebeurt. Van daaruit ontstaat er vanzelf communicatie. Dat werkt natuurlijk alleen als ik zelf redelijk helder ben. Met een dronken kop zou het niet gaan.

Heeft jouw meester Prabhasa Dharma zenji  jou die openheid geleerd? Hoe?

Ik zou niet zeggen dat ze me dat geleerd heeft, eerder dat ze me geholpen heeft me bewust te worden van dingen in mezelf. Dat was haar rol en zo zie ik ook de mijne: een leraar geeft dingen aan waardoor een ander iets kan ontdekken. Ik zal een voorbeeld geven. Toen ik pas bij haar trainde, zei ze wel tegen mij  dat ik veel te chagrijnig was, maar in het begin ontkende ik dat, óf was ik zo teleurgesteld in mezelf dat ik nog chagrijniger werd. Dus dat werkte niet.  Dat werkt eigenlijk nooit: door directe kritiek krijg je niet de motivatie om te veranderen.  Maar op een gegeven moment ging ik me realiseren dat als ik chagrijnig of boos was, zij daar hinder van had (ook al ben je meester, het kost wel extra energie), én dat ik in die kwaadheid van mij zelf in een gevangenis zat. Dat wilde ik niet en toen ben ik eraan gaan werken. Mediteren helpt daarbij, want op het moment dat je op je kussen zit, kun je niets doen. Ik werd geconfronteerd met dat hele verhaal in mijn hoofd dat bij die kwaadheid hoorde en ik merkte dat dat eigenlijk nergens op sloeg. Dat is hoe meditatie werkt. Stapje voor stapje gaan er wat lagen verdwijnen.  Je blijft nog wel kwaad, maar je uit het veel minder, de energie die erin meekomt wordt steeds minder, je wordt er steeds alerter op. Je gaat je steeds meer realiseren dat je niet iets wilt doen waarmee je een ander schade toebrengt. En zo kun je jezelf eerder tot de orde roepen en in een andere state of mind brengen. Op den duur stelt dat je in staat om open te zijn. Er spelen in de contacten die je aangaat geen onbewuste emoties, verlangens en gehechtheden meer mee.

 

Jiun roshi met hondje Paco

Jiun roshi met hondje Paco

Wat is het belangrijkste dat jij mensen wilt leren?

Wat ik mensen vooral wil leren en wat ook het belangrijkste is wat ik zelf geleerd heb, is om vertrouwen te hebben. Vertrouwen dat je, wat de omstandigheden ook zijn, in staat bent om die te leven. Of de situatie ideaal is of niet: als je zelf helder aanwezig bent, dan kun je die leven.

Helder zijn betekent dat je dat wat er is kunt waarnemen en kunt beleven op een manier die niet beïnvloed wordt door emoties of verwachtingen. Ik noem dat altijd een direct contact: ik zet er niets tussen, of zo weinig mogelijk. En als ik er iets tussen zet, dan hoop ik dat ik me daar bewust van ben. Stel bijvoorbeeld: ik heb een slechte bui en ik moet op dat moment als meester fungeren, dan hoop ik dat die slechte bui me niet beïnvloedt in wat ik zeg of doe.

Hoe leer je dat dan hier op de Noorder Poort, bijvoorbeeld in sesshins[1]?

Door de structuur en door het zitten in meditatie. Een aantal dingen komen in de loop van de dag steeds terug. Er wordt steeds thee gedronken, steeds gemediteerd, steeds gelopen, steeds gebogen. Uiteindelijk geeft dat een zekere rust. Niet meteen, maar wel na een tijdje (in het begin worstelen veel mensen juist met de structuur). Je weet op een gegeven moment wat er gaat komen, dus daar hoef je niet mee bezig te zijn. Tegelijkertijd, omdat dezelfde dingen steeds terugkomen, merk je dat diezelfde buiging toch steeds weer anders is. Dan denk je: “Hé, dat is interessant. In feite doe ik steeds hetzelfde, maar ik merk dat ik het toch telkens op een andere manier doe”. Je krijgt dus eigenlijk de kans om jezelf in beeld te krijgen. En dat is volgens mij de clou, dat je jezelf op een open manier in beeld krijgt. Op den duur krijg je daar een zintuig voor. In de meditatie ga je zien of bepaalde gedachten en emoties zich spontaan voordoen of dat je een bepaald beeld van jezelf aan het voeden bent, het steeds groter maakt. Als je dat verschil eenmaal kunt zien, dan krijg je de mogelijkheid om jezelf te zien zoals dat zelf zich voordoet, niet zoals jij het zou willen, maar zoals het zich voordoet. Dat stelt je in staat om open te zijn en van daaruit ontstaat vertrouwen: je kunt leven wat zich nu aandient, zonder bang te zijn of verwachtingen te hebben.

En als je alleen in een wekelijkse groep zit? Is dat een heel ander soort zenbeoefening?

Ja, dat denk ik wel, al moet ik daar ook voorzichtig mee zijn. Als ik kijk naar onze maandagavondcursus, dan zijn daar mensen die heel grondig bezig zijn, die in hun dagelijks leven heel serieus oefenen met opdrachten die ik geef en die hetzelfde soort ontdekkingen doen als in sesshins. Maar het loopt erg uiteen. Van sommige mensen die jaren in zo’n groep zitten vind ik het jammer dat ze nooit wat intensiever gaan mediteren. Het blijft dan soms hangen op het niveau van “ik ben me bewust dat ik nu thee drink”, zonder dat het leidt tot inzicht in wat daaronder kan zitten, hoe bepaalde emoties zich daarin kunnen uitdrukken bijvoorbeeld. Dat hangt ook samen met of je zenmeditatie alleen beoefent als ontspanning, om je goed te voelen, of dat je het ook aandurft dat het soms níet prettig is.

Kan iedereen intensief zen beoefenen?

Nee, dat denk ik niet. Je moet een zekere basisstabiliteit hebben om dat te doen, om die confrontatie met jezelf aan te kunnen. En er moet een zekere rust in je zijn. Als die er niet is (en dat kan zelfs fysiologisch bepaald zijn), dan zie je dat die geest zo onrustig is en zo alle kanten op gaat, dat iemand niet aankan wat er allemaal verschijnt in zazen, wat je allemaal gaat zien.

Een veilig traject is daarom dat je eerst eens een weekend doet, dan een vijfdaagse en dan pas een zevendaagse retraite. Als iemand uit een landelijke groep zich meteen aanmeldt voor een zevendaagse retraite, dan nemen we telefonisch contact op en vragen eventueel ook nog aan de leider van de groep wat voor iemand het is. Op basis van die informatie kunnen we dan besluiten iemand toch toe te laten. En als iemand voor het eerst hier in een dai-sesshin[2] komt, dan zal ik er ook altijd voor zorgen dat ik regelmatig contact heb met die persoon. Ik wil iemand regelmatig zien in het persoonlijk onderhoud en ga dan ook nog een beetje extra kijken: hoe ziet hij of zij eruit, gaat het wel goed?

Wanneer is iemand je leerling?

Moeilijk om te zeggen. Er is een heel groot stuk in mij dat zegt: ik héb geen leerlingen.  Zoals je ook niet kunt zeggen: ik héb een vrouw of ik héb een man.

Als je samen traint in een sesshin, dan is er op dat moment een leraar-leerling situatie. Maar als je dan aan het eind van de week weer naar huis gaat, ben je op dat moment niet meer mijn leerling. Als je dan ook nog eens van alles tot je neemt waardoor je niet helder meer bent en je gedreven door je emoties anderen of jezelf pijn doet, dan gedraag je je niet als een leerling van mij. Of omgekeerd: als ik bij mijn familie aan het feesten ben en totaal niet de zenmeester uithang, ben ik op dat moment echt niet de leraar van iemand.

Kijk, de zen-weg beslaat maar een gedeelte van het leven. Mensen blijven verantwoordelijk voor hun eigen leven, en ik vind dat ik hen ook moet helpen om dat te beseffen. Je kunt samen lopen, maar uiteindelijk loop jij, je zet zelf die stappen. Dat vind ik heel belangrijk.

Dus er zitten wat valkuilen in die leraar-leerling relatie; je moet daar heel voorzichtig mee zijn. Je kunt als leraar veel te dominant zijn, veel te veel willen sturen, of te veel willen ingrijpen in iemands leven. Je kunt als leraar heel autoritair zijn, heel hard, van “het moet zo”. Dat is een manier, maar ik denk niet dat het een manier is die past bij hoe mensen in onze tijd en onze cultuur opgroeien. Een leraar-leerling verhouding in heel ouderwetse vorm, één op één, heel autoritair, van je moet dit en je moet dat, past denk ik niet bij de gemiddelde mind van iemand die in onze cultuur opgroeit. Dat werkt ook niet, dat is misschien zelfs wel gevaarlijk. Al ben ik zelf wel zo getraind en al denk ik nog steeds dat Roshi [Prabhasa dharma zenji] voor mij de goede meester was met de goede aanpak en dat ik ook een geschikte leerling voor haar was. Ik was het van huis uit gewend zo geleid te worden, dus voor mij heeft dat heel erg geklopt. Maar ik kan zelf niet op die manier met leerlingen omgaan.

Prabhasa Dharma zenji en Jiun roshi in 1989

Prabhasa Dharma zenji en Jiun roshi in 1989

Welke rol speelt Prabhasa dharma zenji nu nog in je leven?

Wel een heel stuk minder dan het ooit geweest is. Ze speelt in mijn leven nu bijna een rol op dezelfde manier als Shakyamuni Boeddha een rol in mijn leven speelt. Ze is uitermate belangrijk, maar ze is niet meer, zoals jarenlang het geval was, mijn ijkpunt. Als ik me in een situatie afvroeg wat ik moest doen, dan dacht ik: hoe zou zíj het gedaan hebben? Dat denk ik dus niet meer. Ik ben inmiddels te veel veranderd. Ik  wil ook niet meer in haar voetstappen lopen, maar mezelf de kans geven mijn eigen weg te gaan, zoals zij dat trouwens ook gedaan heeft.

Ze heeft jou de namen Jiun Hogen gegeven, met de betekenis Wolk van mededogen – Oorspronkelijke dharma[3]. Wat betekenen die namen voor je?

Ik ben heel blij met die namen omdat ze voor mij duidelijk aangeven hoe mijn weg zich ontwikkelt. Door de naam Hogen, Oorspronkelijke dharma, voel ik de vrijheid om af te wijken van wat zij deed. De naam Jiun, Wolk van mededogen, past omdat ik merk dat ik in de manier waarop ik mensen begeleid, steeds meer vanuit mededogen, medeleven handel in plaats vanuit discipline en strengheid. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat wat ik generaliserend maar even het militaire zen of het Japanse zen noem, ongelooflijk cultuurgebonden is geweest en misschien nog steeds is. Toen ik twee of drie jaar meester was, toen Roshi dus al was overleden, heb ik een soort crisis gehad. Ik merkte steeds meer dat ik me niet goed voelde bij de stijl van strengheid en discipline waarin ik zelf getraind was. Ik vroeg me af of je discipline niet ook anders bij kunt brengen dan met de harde hand, wat losser, wat vriendelijker. Ik weet niet eens of dat per se meer bij me past, maar ik wilde het gewoon liever. Als er een boodschap is die het waard is om in de wereld te zetten, dan is het om open en aardig te zijn naar elkaar toe.  Niet te zacht of te lief, maar gewoon, normaal, open met elkaar communiceren.

Elke meester is anders; jij spreekt in dat kader wel eens over het dharmakarakter van iemand. Wat zie je als jouw dharmakarakter?

Als we het toch over namen hebben: mijn eerste naam was Dharma Udaka, Water van de waarheid.  Dat beeld vind ik nog steeds heel mooi: dat je als water stroomt, waarbij je soms wel hard tegen iets aan komt, als water tegen een steen, maar uiteindelijk stroomt het toch altijd weer verder. Ik weet niet of ik kan zeggen dat dat nu mijn karakter is, maar als een naam, zoals wel gezegd wordt, ook een opdracht aangeeft die je hebt in het leven, dan is dat een opdracht waar ik nog steeds heel veel affiniteit mee heb. Het vat samen hoe ik zou willen leven. Of dat dan ook mijn karakter is: dat hoop ik.

Over de vraag waar dit interview mee begon, namelijk wat nu eigenlijk een zenmeester is, heeft Jiun roshi uiteindelijk een prachtige toespraak gehouden in de dai-sesshin van april jl. Die komt in het volgende nummer van ZenLeven!

 

[1] Sesshin: zenretraite van meestal vijf of zeven dagen

[2] Zevendaagse retraite

[3] De Dharma is de leer van de Boeddha, met als tweede betekenis waarheid