Anoja is op zoek naar het zelf

Het verborgen licht is een verzameling van honderd koans en verhalen van boeddhistische vrouwen, vanaf de tijd van de historische Boeddha tot vandaag. Elk verhaal gaat vergezeld van een beschouwing door een hedendaagse vrouwelijke leraar en wordt afgesloten met een meditatie-opdracht, een uitnodiging tot verdieping en verder onderzoek. Ook Jiun roshi heeft aan dit boek een beschouwing bijgedragen, die we hierbij met vriendelijke toestemming van uitgever Asoka overnemen.

Elders in dit nummer staat een bespreking van het boek.

Zie voor alle boekgegeven Het verborgen licht op de site van Asoka.

Afbeelding uit 1765 van 14e eeuwse Indiase prinses

Anoja is op zoek naar het zelf

een boeddhistisch verhaal met commentaar van Jiun roshi

Anoja was ten tijde van de Boeddha een voorname koningin. Haar echtgenoot, koning Mahakappina, reisde naar de Boeddha om zijn lessen te volgen en werd samen met veel van zijn dienaren monnik. Hij stuurde een bode met een bericht naar zijn hof, en toen Anoja vroeg of de koning haar een boodschap stuurde, zei de bode: ‘Hij draagt al zijn koninklijke macht aan u over; geniet van de roem en het behaaglijke leven’.

Maar Anoja zei: ‘De Boeddha kan niet alleen in het belang van mannen in de wereld gekomen zijn, hij moet het ook in het belang van vrouwen hebben gedaan.’

Dus gingen zij en haar dienaressen eveneens op reis om naar de Boeddha te luisteren en zich te laten wijden. Mahakappina, nu monnik, was eveneens aanwezig, maar de Boeddha gebruikte zijn magische krachten om hem onzichtbaar te maken. Toen de koningin en haar dienaressen de Boeddha hoorden spreken, werden ze allen tot ‘in de stroom gestapten’, dat wil zeggen: ze bereikten de eerste van de vier trappen van boeddhistische verwerkelijking. De Boeddha vroeg daarop aan Anoja: ‘Zou je liever de koning of de natuur van het zelf zoeken?’

‘De natuur van het zelf’, antwoordde zij zonder te aarzelen.

 

Beschouwingen van Jiun Hogen de Wit

 

Hoe begint onze reis op de boeddhaweg? In het verhaal van Anoja lijkt het alsof Anoja haar man gevolgd is: hij gaat, dan ga ik ook! Dus geen keuze voor de weg zelf, maar voor haar man.

Sinds 1985 begeleid ik mensen op de zenweg, en hierbij kom ik ook regelmatig mensen tegen die met zen willen beginnen omdat hun partner of vriendin die weg gaat. Dat gaat maar zelden goed. Waarschijnlijk omdat de zenweg niet gemakkelijk is en ons voortdurend op een voor ons pijnlijke manier met onszelf confronteert. Een motivatie die afhankelijk van een partner is ontstaan is mogelijk niet sterk genoeg om na een eerste confrontatie stand te houden.

Anoja had echter nog een andere drijfveer om de weg te gaan: ‘De Boeddha kan niet alleen in het belang van mannen in de wereld gekomen zijn, hij moet het ook in het belang van vrouwen hebben gedaan.’ Ze was er van overtuigd dat de Boeddha er ook voor vrouwen was. En daarvan wilde ze met haar eigen leven getuige zijn! Zo stelde ze zich voor de dharma open en ging op weg.

Toen ze de Boeddha tenslotte hoorde spreken, bereikte ze de eerste van de vier trappen van boeddhistische verwerkelijking. Geen lange oefenweg, geen eindeloos mediteren; Anoja hoorde de Boeddha spreken en ze was er!

Het tweede plaatje: het zien van de sporen

In zen kennen we de tien plaatjes van de os, die de verschillende stadia op de zenweg beschrijven. Bij het tweede plaatje, het vinden van de sporen van de os, staat de volgende tekst:

‘Het lezen van de sutra’s en het luisteren naar de leringen leidden ertoe dat de herder iets van de waarheid vermoedde. Hij heeft het spoor ontdekt. Nu begrijpt hij dat de dingen, hoe verschillend ook van vorm, allemaal van hetzelfde goud zijn en dat het wezen van alle dingen niet verschilt van zijn eigen wezen. Nochtans kan hij tussen wat echt en wat onecht is nog geen onderscheid maken, laat staan tussen wat waar en wat onwaar is. Nog kan hij niet door de poort gaan. Zo blijft ook de uitspraak nog voorlopig, dat hij het spoor al ontdekt heeft.’

 

Anoja had het spoor al ontdekt, maar ze kon nog niet door de poort gaan. Toen de Boeddha haar vroeg: ‘Zou je liever op zoek gaan naar de koning of naar de natuur van het zelf?’ antwoordde ze zonder te aarzelen: ‘De natuur van het zelf.’

Anoja had niet alleen de koning ‘opgegeven’, ze had ook alle koninklijke macht, de roem en een behaaglijk leven opgegeven. Wat moet dat een moeilijke beslissing zijn geweest! Een leven in rijkdom of in armoede, als vrije vrouw of als non?

 

Ik ontmoette mijn meesteres Gesshin Prabhasa Dharma in 1982 en toen ik haar hoorde spreken, ontvlamde er iets in me. Ik was geen koningin, maar ik was welgesteld. Ik had een heel goede baan, verdiende veel geld, had een eigen woning in Amsterdam, leefde heel behaaglijk, en toch…

Klaarblijkelijk was dat niet genoeg. Op het moment dat ik de dharma hoorde en zag, wilde ik alleen nog de zenweg gaan. Dat was voor mij geen moeilijke beslissing, het was geen keuze tussen het ene of het andere, het was gewoon wat ik moest doen. Tegenwoordig noem ik het een roeping, een keuze van het hart.

Voor mijn familie en vriendinnen was dat onvoorstelbaar. Hoe kon ik dat allemaal opgeven? Zelfs mijn woning heb ik met verlies verkocht. Met wat zakgeld ben ik toen in 1985 voor mijn zentraining naar Los Angeles gegaan.

 

Ik weet niet hoe Anoja het op haar weg is vergaan. Waarschijnlijk heeft ook zij beleefd wat we allemaal op onze weg ervaren: momenten die we als goed beleven, momenten die we als niet goed beleven. Hoe vertrouwd ons de zenweg mettertijd wordt, maar ook hoe moeilijk het ons soms voorkomt. Gevaarlijk zijn de momenten van kleine twijfel of wanneer we het idee hebben te moeten kiezen: eigenlijk hoef ik toch geen sesshin meer te doen; ik zou toch ook minder kunnen mediteren; het gaat er toch vooral om hoe ik leef. Ik heb geen lerares meer nodig, intussen weet ik toch wel waar het om gaat. Mijn lichaam wil niet, dat is een duidelijk teken dat ik met mediteren zou moeten ophouden…

Waar halen we op zulke momenten de motivatie vandaan om door te gaan? Wat ondersteunt ons op de weg? Mij helpt het dan mezelf er steeds weer aan te herinneren hoe ik begonnen ben. Ik wist nauwelijks iets van zen of van het boeddhisme. Het was juist dit bepaald soort van niet-weten dat me op de weg had gebracht. Wanneer ik twijfel, wanneer ik geen zin meer heb om zenmeesteres te zijn, wend ik me meteen tot dit niet-weten.

Het zesde plaatje: op de os naar huis rijden

Het helpt me vaak om heel bewust tegen mezelf te zeggen: ik leef en werk niet alleen voor mezelf. Mijn leven moet het welzijn van alle levende wezens dienen.

 

Het geeft me steun om steeds weer gedeelten van de leer van de Boeddha te lezen.

 

Het helpt me om steeds weer liefdevol tegen mezelf te zeggen: geen keuze, doe het gewoon.

 

Wat me ook helpt is niet meer in begrippen van goed en slecht te denken. Elke stap op de weg is belangrijk, hoe die er ook uitziet.

 

Antonio Machado zegt dat zo prachtig in zijn gedicht:

 

Reiziger, je voetsporen zijn de weg, en verder niets.

Reiziger, er is geen weg, de weg ontstaat bij het lopen,

bij het lopen ontstaat de weg, en bij een blik achterom

zie je het pad dat je nooit meer zult betreden.

Reiziger, er is geen weg, alleen het kielzog in de zee.

 

Het helpt me om bij een probleem geen beslissing te nemen of keuze te maken, zolang ik mijn twijfels heb. Ze zijn soms een aanwijzing dat ik nog meer informatie nodig heb. In de snelle tijd waarin we leven is het belangrijk de tijd te nemen.

Het negende plaatje: terug naar de bron

Ik ga nu sinds 33 jaar de zenweg en ik zal hem hopelijk nog vele jaren gaan. Soms wordt me gevraagd of ik mijn toenmalige beslissing om deze weg te gaan en er alles voor op te geven, nooit betreurd heb. Natuurlijk heb ik vaker twijfels gehad. Gelukkig was er steeds weer de kracht om vanuit mijn hart te zeggen: ik weet het niet, maar voor mij is het de beste weg.

Meestal voel ik me tegenwoordig als een koningin! Altijd weer ongelooflijk verrijkt door de ontmoetingen met vele mensen op de weg, op een prachtige plaats wonend, getrouwd met een heerlijke vrouw die me al twintig jaar bij mijn dharma-werk ondersteunt. Tegelijkertijd ben ik arm, ik heb uiteindelijk helemaal niets – en dat is goed zo.

 

 

Wat is echte armoede? Wanneer je thee drinkt, ben je dan een man of een vrouw? Wat is eigenlijk het zelf dat je zoekt?

Leven met Prabhasa Dharma roshi

Prabhasa Dharma roshi was een sublieme zenmeester. Dit komt naar voren in het biografische verhaal dat Jiun roshi kort na haar dood over haar schreef en ook in de herinneringen van haar leerlingen elders in dit nummer van ZenLeven. In dit interview van Myoko met Jiun roshi ligt de nadruk ergens anders op: over hoe het was om onder haar te trainen en met haar te leven.

PrabhasaDharma en Jiun roshi

Leven met Roshi Prabhasa Dharma

Hoe heb je Prabhasa Dharma ontmoet en hoe ben je haar leerling geworden?

In 1982 was ik op vakantie in Sri Lanka. Ik kwam daar voor het eerst in aanraking met boeddhisme en met boeddhistische mensen, en wat mij opviel was dat de mensen daar ontzettend aardig waren, met een heel open, vriendelijk gezicht en een grote bereidwilligheid naar anderen toe. Toen ik terug kwam sprak ik daarover met vriendinnen, en twee van hen, die zelf zen beoefenden, raadden me aan dat ook te gaan doen. Dus ik begon met een introductiecursus bij Rieks Groenhout in de Kosmos in Amsterdam. Daar hing op een dag een aankondiging van een lezing van een zenlerares uit Amerika, Gesshin osho heette ze toen nog, en die vriendinnen namen me daar mee naar toe. Dat was in oktober 1982.

 

Ik werd door die lezing geraakt, door Roshi vooral, door haar verschijning, door de manier waarop ze antwoord gaf op vragen. Er waren twee dingen in het bijzonder die grote indruk maakten, en die me duidelijk maakten dat er nog iets meer is dan dat wat zichtbaar is. Ze had het over sterven en toen liet ze zich ineens vallen alsof ze dood was. Dat deed ze op zo’n bijzondere manier - dat deed iets bij mij, al is het moeilijk te zeggen wat precies. Het tweede moment was toen ze tijdens haar lezing iets demonstreerde door met de kleppers te slaan. Ook dat deed iets bij mij. Nogmaals: ik weet niet precies wat maar het was voor mij in elk geval wel aanleiding om contact met haar te willen houden.

 

Ze gaf kort daarna een sesshin in Oostenrijk en daar zijn we toen met zijn drieën heen gegaan. Dat was in een centrum in aanbouw. Het was november en erg koud, en de verwarming deed het nog niet dus we zaten echt te kleumen. Voor mij was het extra erg omdat ik heel veel pijn had bij het zitten. Ik had nog nauwelijks gezeten en toen ineens een sesshin, dat was enorm afzien. Ik heb met heel veel haat naar de meditatieleider zitten kijken: waarom zie je niet dat ik pijn heb en waarom sla je niet op dat belletje? Toch was ik wel zo gedisciplineerd dat ik behoorlijk stil heb gezeten, denk ik.

 

We waren in die tijd alle drie fervente rooksters en dat mocht toen nog overal binnen. We zaten dan ergens op de overloop op een bankje gewikkeld in dekens te roken, en zo zijn we die sesshin een beetje doorgekomen.

 

De toespraken van Roshi waren natuurlijk in het Duits daar in Oostenrijk. Ik kon het niet allemaal volgen maar er waren wel steeds dingen die me heel erg aanspraken: als ze sprak over het ware zelf, over de boeddhanatuur. Op de tweede of derde dag durfde ik ook naar het persoonlijk onderhoud met haar te gaan en toen gaf ze me gelijk ook al een koan: wat is je ware zelf als je een roos ziet. Ik heb daar in de volgende paar interviews met haar aan gewerkt maar dat leverde natuurlijk nog niet zoveel op. De laatste keer dat ik bij haar was, wilde ze me na afloop een hand geven, zo van tot ziens. Ik hield een beetje in en zei: ik heb hele koude handen. En zij: koude handen is niet erg, dat betekent dat je een heel warm hart hebt. Nou, toen was ik helemaal verkocht, ik dacht dit is het gewoon, dít moet ik doen.

De eerste retraite in de woestijn in 1984

Vanaf dat moment wist ik dat ik fulltime bij haar wilde gaan trainen. We hadden daar ook al snel vrij veel contact over. Maar het kon niet meteen. Ik had een baan, een eigen huis en twee katten. En Roshi had ook niet meteen ruimte voor mij. Ze was toen nog niet lang weg bij haar meester Sasaki roshi en had nog geen eigen woning. Ze had een kamertje gekregen in het International Buddhist Meditation Center, de lekenafdeling van de Vietnamese tempel in Los Angeles. Ik ben daar later veel geweest dus ik ken het heel goed. Het was heel simpel en ook heel vies, het hele huis was één grote kakkerlakkenbende. Terwijl zij ontzettend schoon was. Ze moest gebruik maken van de gemeenschappelijk badkamer en die was echt heel vies, heel vies. Voor ze hem ging gebruiken maakte ze die dan wel schoon, maar dat was vechten tegen de bierkaai.

 

Ik ging er na die eerste sesshin in Oostenrijk wel meteen vol in; ik deed zo veel mogelijk sesshins - als ik tenminste vrij kon krijgen van mijn werk, wat niet altijd lukte. Ik gebruikte er al mijn vakantiedagen voor; die vakantie in Sri Lanka was mijn laatste in jaren. Ik kreeg gelukkig ook veel steun van mijn baas. In ‘84 was de eerste woestijnretraite. Die duurde zeven weken en ik kreeg vijf weken vrij.

 

Begin ‘85 had ik mijn huis verkocht en mijn katten ondergebracht en zegde ik ook mijn baan op. Roshi had vanaf augustus ‘85 een appartement gehuurd naast haar ouders, waar ik dan in elk geval ook terecht zou kunnen, samen met iemand die voor haar ouders zou gaan zorgen. Tot die tijd heb ik toen eerst nog op de Theresiahoeve gewoond. Die zomer reisde ik al wel met Roshi mee door Europa, waar ze sesshins gaf in Nederland, Duitsland en Engeland; later kwam ook Spanje daarbij. En daarna ging ik dus naar Amerika.

Hoe was je training bij haar?

Het was uitermate intensief alleen al door het feit dat ik heel veel tijd met haar doorbracht. Eerst zat ik in het appartement naast haar ouders en zij woonde in die kamer in het IBMC, ongeveer een half uur rijden door Los Angeles. Ze kwam veel bij haar ouders op bezoek en ik werd ook heel vaak opgehaald en meegenomen naar het IBMC. Ze had heel veel kennissen in de boeddhistische wereld en ook in de yogawereld, ze ging dan naar die tempels toe of naar het yogacentrum, en ik werd overal mee naartoe gesleept. Ik denk dat ze het ook leuk vond om daar te verschijnen met een assistente, dat geeft natuurlijk ook een soort van allure.

 

Omslag tijdschrift Zen

Later had ze een eigen appartement waar ik ook kwam wonen. In die tijd zijn we het tijdschrift Zen begonnen. Ik had daar een kleine slaapkamer die ook dienst deed als kantoortje. Ik deed het huishouden, kookte vaak voor haar, was haar secretaresse en haar chauffeur. Het organiseren van de sesshins, de administratie, het maken van flyers, dat lag allemaal op mijn bureau; zij deed alleen de laatste controle. Dat alles hoorde bij de training, wás de training.

 

Ze was ontzettend streng. Zij was zelf getraind door Sasaki roshi en dat was, denk ik, traditioneel Japans streng, dat wil zeggen dat je je totaal ondergeschikt maakt aan de meester. En zo trainde ze mij ook. Dat betekende altijd ja en amen zeggen, doen wat er gezegd wordt, niets vragen. En dat op allerlei fronten: er wordt gezegd hoe je moet koken, hoe je moet schoonmaken, wanneer je vrij hebt of niet. Als je geroepen wordt moet je onmiddellijk komen. De hele dag, alle vierentwintig uur, was geregeld.

 

Voor mij was dat in zekere zin gemakkelijk want ik kwam uit een gezin waar het niet per se heel streng was maar we hadden wel heel duidelijke regels, en een zekere discipline. Dus het was niet zo moeilijk om dat op te brengen. Ik voelde me er ook niet minder door. Maar er waren ook aanvaringen. Ik was soms dagenlang koppig, want daar was ik heel goed in, en Roshi ook. Niet zelden wilde ze gewoon even helemaal alleen gelaten worden en dan werd ik volkomen genegeerd. Dan kwam ik bijvoorbeeld haar kamer binnen, dan zat ze achter haar bureau te werken, en dan zei ik iets en dan reageerde ze helemaal niet. Dat was voor mij vreselijk, dan ging ik echt door de grond. Als ik geen contact met haar kon maken, dat vond ik heel erg. En ze hield het soms wel twee of drie dagen vol. Dat voelde als straf, al was het niet altijd naar aanleiding van iets wat ik in haar ogen niet goed gedaan had.

Dacht je nooit: bekijk het maar?

Ja, dat heb ik diverse keren gedacht. Ik had natuurlijk geen geld, dus ik was afhankelijk van haar. Maar ik had wel altijd een retourticket (dat moest als buitenlander, omdat ik nog in Nederland ingeschreven stond) en kon dus terug naar Nederland, en als haar chauffeur had ik ook de sleutel van haar auto. Ik heb het scenario heel vaak in gedachten uitgewerkt: naar de luchthaven rijden, Roshi laten weten waar de auto stond, en weg. Maar ik heb het nooit gedaan. Dat kon ik niet. Altijd weer kwam er het moment dat ik me realiseerde dat ik haar dan in de steek liet en dat kon ik niet, want ik zag dat ik haar echt hielp en dat ik voor haar ook heel veel betekende. Dat liet ze ook echt blijken, naast al die strengheid.

 

En ze kon ook heel aardig zijn. Ze kon bijvoorbeeld ineens zeggen Heb je zin om naar de film te gaan en dan gingen we samen naar de film. Ze hield erg van uit eten gaan en ik mocht altijd mee. Dat was voor mij in die tijd bijzonder. Ze nam Thich Man Giac graag mee uit eten naar een Koreaans restaurant, daar was hij gek op.

Ons zentijdschrift werd in die tijd nog gemaakt met de typemachine, en als er iets verbeterd moest worden, ging dat met typex of met knippen en plakken. Op een dag (dat zal ik nooit vergeten) kwam ze helemaal stralend mijn kantoortje binnen met een hele grote doos en zei: Ik heb iets voor je! Ik heb een cadeautje voor je. Had ze een elektronische typemachine gekocht die voor het eerst computerelementen in zich had, met een diskette en een piepklein schermpje, waarop je kon zien wat je aan het typen was. En je kon al vrij veel digitaal verbeteren. En je zag dat ze dat zó leuk vond, om mij dat te geven voor mijn werk. Ze gaf heel graag. Ze gaf aan haar ouders, aan mij, aan Man Giac, en ook aan Sasaki roshi, hoewel ze met onenigheid uit elkaar waren gegaan. Altijd maar geven, geven, geven. Dat was haar plezier en haar aardigheid denk ik.

Kun je momenten noemen in de training waarop er voor jou opeens iets duidelijk werd?

Ja... er zijn natuurlijk van die momenten geweest tijdens sesshins, maar ik weet niet of ik dat hier nu moet zeggen, dat zijn dingen die in de meditatie en in sanzen gebeurden.

 

Maar ik weet ook nog wel een ander moment. Ik mocht aanvankelijk nooit zeggen dat ik het niet met haar eens was. Toen we bijvoorbeeld begonnen met dat zentijdschrift, was dat voor mij een koud kunstje, want ik had regelmatig op mijn werk boekjes gemaakt. Maar Roshi vond dat ik het op een andere manier moest doen. En ik zei Roshi, ik weet al hoe ik dat moet doen en toen gaf ze me toch een yell: NEEE!!!!. Er is maar één iemand hier die denkt en dat ben ik. Dus ik sprak haar nooit meer tegen. Tot op een dag dat Roshi stond te koken in het keukentje. Ik stond erbij, en we begonnen over iets te praten, ik weet niet meer waarover maar ik dacht er anders over dan zij. Opeens kwam er een enorme energie in mij, alles wat in me was kwam samen en ik knalde het eruit, ik zei wat ik er van vond. En Roshi, onmiddellijk: Dat zég je niet tegen mij. Zo praat je niet tegen mij. Maar ik voelde nog steeds die energie en die gaf me de moed om verder te gaan: Ja maar Roshi, wáárom mag ik niet zeggen wat ik er van vind. Onmiddellijk zei ze: Je mag alles tegen me zeggen, maar het moet van de juiste plaats komen. En toen begreep ik ineens wat ze bedoelde. Als ik tegen haar in wou gaan dan was dat altijd vanuit mijn verontwaardiging, of vanuit mijn kwaadheid, dus dát was eigenlijk wat ik haar gaf en níét echt dat wat ik ervan vond. Dat was ineens heel helder. En dat gaf ook een enorme ruimte. Vanaf dat moment wist ik dat ik alles tegen haar kon zeggen, maar ik moest me heel erg bewust zijn van: waar komt het vandaan, hoe zeg ik het, hoe formuleer ik het. En dat was natuurlijk niet alleen bij haar, maar bij iedereen met wie ik sprak.

Met Roshi op Noorder Poort

Haar training van jou was heel anders dan hoe jij de unsui hier op de Noorder Poort traint. Heb je het gevoel dat er daardoor ook iets verloren is gegaan, dat er iets is dat minder de kans krijgt zich te ontwikkelen?

Ik weet het niet. Vlak voor Roshi stierf, in ’99, werd ik meester, maar omdat zij maar enkele keren per jaar naar de Noorder Poort kwam, trainde ik de bewoners eigenlijk al vanaf ‘96. En dat ging aanvankelijk op Roshi’s manier en dus heel streng. Ik zat echt boven op mensen en had ook allerlei regels. Een voorbeeld: als Roshi meeat mocht je niet voor een tweede keer opscheppen voor zij dat gedaan had, of voor ze een teken had gegeven dat het mocht. Dus ik had die regel hier ook, want ik was hier de leraar. Aan dat soort dingen moet ik nog wel eens terugdenken: wat zit daarin, is dat nodig of niet. En ik vind dat een lastige, want er zit iets in waarvan ik denk dat het heel goed is: de leraar geeft jou zo een kans om respect voor de ander te ontwikkelen. En dat element vind ik heel belangrijk, dat je dat leert in die relatie zodat je het voor alles en iedereen uiteindelijk kunt gaan gebruiken. Dat je in je zelf toelaat dat je respect kunt hebben voor iemand en dat dat niets zegt over je eigen waarde of dat je daardoor minder zou zijn, of die ander meer.

 

Maar respect voor een ander is niet het slaafs volgen van een ander. Ik denk dat het oorspronkelijk ook daarom ging, maar dat dat onder invloed van de cultuur tot een heel autoritair gebeuren is geworden, en dat is volgens mij niet nodig. Ik denk dat het ook op een andere manier kan maar tegelijkertijd vind ik het ook heel erg moeilijk om dat stukje over te brengen. Ik vind zelf ook dat ik daarin tekortschiet.

 

Een voorbeeld. Ik gaf laatst een zenweekend, op een andere plek. Er was daar geen eetzaal, je schept je eten op in de keuken en zoekt een plek om het op te eten. Op een gegeven moment zat ik op een bank met een kopje thee. Iedereen was aan het eten en niemand kwam naar me toe om te vragen of ik misschien ook wat wilde eten. Dat voelde heel raar. Dat was op zaterdag. Op zondag dacht ik: ik ga het nog eens uitproberen. Ik pakte nu ook geen thee en bleef staan. Weer niets. Ook mensen die al heel lang bij mij trainen zaten gewoon lekker te eten. En ik dacht: eigenlijk is dat ook logisch want ik heb de mensen daar ook niet in getraind. En ik dacht: hoe zou ik dat nu kunnen trainen zonder dat mensen mij op een voetstuk zetten, hoger zetten, want dat wil ik niet. Maar ik zou het wel normaal hebben gevonden als ze mij gevraagd hadden: kan ik misschien een kopje soep voor je halen. Zonder mij hoger te plaatsen of dat te zien als een aantasting van zichzelf.

Ordinatie tot unsui in 1986

Roshi zelf is getraind door Sasaki en door Thich Man Giac, en die heb jij allebei gekend. Zijn er grote verschillen tussen de Rinzai zen van Sasaki en de Vietnamese zen van Man Giac?

Ik zou niet zeggen tussen Rinzai zen en Vietnamese zen, maar de verschillen tussen die twee meesters waren gigantisch, ze waren totaal verschillend.

 

Roshi is overigens nooit in training geweest bij Man Giac, zij waren ‘collega’s’. Ze bestudeerden samen teksten, spraken over gedichten, ze wisselden heel veel uit. Roshi was ook altijd heel nieuwsgierig naar de Vietnamese traditie, en hij was echt een boeddhistische geleerde. Hij heeft haar tot zenmeester gemaakt toen ze al zo’n twee jaar contact hadden, maar ze is nooit zijn leerling geweest. Het was een vriendengroepje, niet alleen met Man Giac, maar ook met bijvoorbeeld Karuna Dharma van IBMC en Maezumi roshi, en ook nog anderen. Ze kwamen bij elkaar op bezoek en gingen naar elkaars ceremonies.

 

Sasaki zat daar helemaal niet bij. Die deed daar niet aan mee, aan dat soort dingen. Die had zijn eigen toko, en that was it. Sasaki was in zekere zin volkomen ontoegankelijk. Ik heb bij hem een wintertraining gedaan, negen weken lang. Je zag hem dan alleen maar als meester in de sanzenkamer, en bij de teisho. En ik heb hem ook een flink aantal keren privé gezien, omdat Roshi en hij wel bij elkaar over de vloer kwamen en daar was ik dan bij. Ik maakte de thee en zat op de grond; zij zaten op stoelen. Want ik moest altijd lager zitten dan Roshi, dat was één van haar regels.

 

Ik heb Sasaki ervaren als een werkelijk sublieme koanmeester. Daar bedoel ik mee dat hij in de sanzen-kamer niet zit als een persoon. Het contact dat je met hem hebt over die koan, is in die zin geen persoonlijk contact. Hij zit daar als Mind en jij komt ook op een of andere manier met je Mind met die koan, en die ontmoeting is soms helemaal scheef omdat jij helemaal in je denken zit of in de dualiteit, maar hij zit altijd in die Mind, en dat is fenomenaal, echt heel bijzonder.

 

Roshi had dat ook en dat heeft ze bij hem geleerd, zeker weten. En ik denk echt dat ze wat dat betreft behoorlijk uniek waren. Heel .... profound, authentiek, in dat niet-dualiteitsaspect. Ik heb zelf natuurlijk nooit getraind bij andere meesters maar ik ken wel mensen die bij anderen getraind hebben en dat heeft die indruk bevestigd.

 

Ik heb in die wintertraining niets gemerkt van het seksuele wangedrag van Sasaki, dat toen zeker ook al speelde. Ik zag hem alleen in sanzen en tegenover mij heeft hij zich daar nooit misdragen. Ik heb er van Roshi ook nooit iets over gehoord. Ik weet dat ze vanwege onenigheid bij hem is weggegaan maar ik heb nooit aan haar gevraagd waarom – dat deed ik dus niet.

Met Sasaki roshi

Kun je zeggen waarom iemand ondanks die grote kwaliteiten toch zo de fout in kan gaan? Lijden kan veroorzaken?

Met alle voorzichtigheid zou ik zeggen: dat is een gevaar van het realiseren van de niet-dualiteit. Aan alleen de kant kiezen van Wat is het voor je weet wat het is, zit een risico. Daar zijn immers geen kenmerken, daar is iets nog niet goed of fout, daar is het nog geen pijn, nog geen misbruik. Die andere kant, daar waar kenmerken zijn, is ook nodig, de kant van goed en kwaad, van heilzaam en niet heilzaam. Die twee aspecten van de werkelijkheid sámen zijn de ene werkelijkheid. Ik denk dat het fout is gegaan omdat hij die andere kant niet voldoende respecteerde.

 

Bovendien is hij opgegroeid in een cultuur waarin de vrouw minderwaardig is. En hij heeft dertig, veertig jaar in een soort van sociaal isolement geleefd. In Japan al, in het klooster, en toen hij in 1962 naar Amerika ging, was hij meteen de meester en werd op handen gedragen. Tot aan het eind van zijn leven sprak hij nauwelijks Amerikaans. Hij had vrijwel geen contact met andere mensen dan zijn leerlingen. Hij kreeg nauwelijks feedback van anderen. En naar ik een paar jaar geleden heb begrepen, hebben sommige leerlingen, ook monniken, die wél wisten van zijn wangedrag, het niet alleen toegedekt maar zelfs gefaciliteerd. Gezorgd dat hij een leuke inji kreeg bijvoorbeeld.

 

Ik heb hem beleefd als 100% autoritair, bij het vernederende af. Ook soms tegen Roshi. Na haar eerste chemokuur (ze was toen al lang bij hem weg) gingen we op een gegeven moment terug naar Mount Baldy. Ik zie dat nog levendig voor me. Ik ging deelnemen aan een dai-sesshin en Roshi ging regelmatig op bezoek bij Sasaki. Wij verbleven gedurende de sesshin in het gastenhuisje, dat was helemaal onder aan de berg, en Sasaki woonde bijna helemaal boven op de berg. Eén van die dagen ging Roshi met veel moeite – de chemokuur had haar erg verzwakt - helemaal naar boven: ze was uitgenodigd voor thee bij Sasaki. Maar daar aangekomen werd ze door zijn inji weggestuurd, de roshi kon geen thee met haar drinken. Ik vond dat zo ongelooflijk pijnlijk.

 

Toch waardeerde hij haar ook. Een van de mooiste momenten wat dat betreft was de laatste keer dat hij bij haar op bezoek was. Ze was toen al behoorlijk ziek en lag voornamelijk op bed, maar bij die gelegenheid kwam ze even uit bed en ging in haar rolstoel tegenover hem zitten. En toen pakte hij haar pols, voelde die en zei toen: Gesshin very strong. Oh, Gesshin very strong. En dat ging niet om fysiek sterk, dat ging om veel meer. Dat was echt een statement dat hij maakte. Dat spatte ervan af. 

En voelde je bij Thich Man Giac ook de kracht van die realisatie?

Ja, die was spiritueel ook heel erg sterk, ook heel helder denk ik, maar Thich Man Giac had tegelijkertijd ook dat kind zijn, die onbevangenheid, dat lachen. Hij kon gieren van het lachen om dingen waarbij ik dacht: waar lacht hij nou om. Roshi en hij zaten elkaar vaak te plagen. Hij zei bijvoorbeeld iets van you this or you that en dan wees hij naar haar. Dan zei zij: Don’t point with your finger, we don‘t do that in America. En als zij dan die vinger van hem greep en wegduwde, moest hij ontzettend, uitbundig lachen.

 

Hij was veel toegankelijker dan Sasaki. Hij was ook heel heel aardig, ook voor mij. Maar ik heb hem natuurlijk ook in een hele andere context meegemaakt dan Sasaki roshi. Naar Sasaki roshi ging ik toe als leerling, en ik was voor hem ook altijd heel duidelijk de leerling van Prabhasa. Thich Man Giac heb ik vooral in de privésfeer leren kennen als hij en Roshi elkaar opzochten.

Met Thich Man Giac

Dus van die Vietnamese traditie vind je in onze sangha eigenlijk nauwelijks iets terug?

Nou ja, je zou kunnen zeggen dat de zachtheid die er meer in is gekomen uit de Vietnamese traditie komt. Bovendien gaf Thich Man Giac geen sesshins. In de tempel was ook geen gezamenlijk zitten, alleen soms gezamenlijke chanting. De monniken mediteren allemaal alleen op hun kamer, zittend op bed. Roshi introduceerde als eerste meditatie voor bezoekers van de tempel, en dat was loopmeditatie. Voor zitmeditatie waren er geen spullen, er waren geen matten of kussens in de tempel.

Wat is het belangrijkste wat je van Roshi geleerd hebt?

Jeetje, dat is wel een moeilijke vraag, hoor. Dat is natuurlijk niet één ding. Niet per se iets dat ik van haar geleerd heb, want je kunt het niet van iemand leren denk ik, maar wel iets waarvan ik door haar heb gezien hoe belangrijk het is, dat is helder zijn. Dat heeft te maken met in je midden zijn, stabiel zijn in de geest, wakker zijn. Dat houdt in dat je een situatie overziet. Dat je je realiseert wat er allemaal in een situatie is en wat ermee verbonden is, niet alleen in dit moment maar ook in een volgend moment. Een simpel voorbeeld, wat ik echt letterlijk zo van haar geleerd heb: in Amerika is een douche ook altijd een bad en dan kun je het water overzetten van boven naar beneden. Als je gedoucht hebt, en je laat de kraan op boven staan, dan krijgt de volgende die onder de douche gaat en die kraan aanzet, meteen een plens water over zich heen. Dus als je helder bent, dan realiseer je je dat je na het douchen die knop weer om moet zetten, zo dat het water er weer beneden uitkomt. Dat soort dingen. Daar was ze heel erg goed in.

Tot slot. Roshi had een enorm repertoire van anecdotes en moppen. Kun je er daar een paar van vertellen?

Een heleboel van die moppen kreeg ze van haar katholieke vrienden.

 

Een voorbeeld: er komt een stel katholieke nonnen bij de kassa in de supermarkt. Bij hun boodschappen zitten ook een paar blikjes bier. Zegt de man achter de kassa: nou, zusters, bier, mag dat wel? Nee, nee, zeggen de nonnen, het is niet wat je denkt, dat is om ons haar te wassen, daar krijg je mooie krullen van. Waarop de kassier een pakje zoutstengels pakt en zegt: nou, dan heb ik hier nog een paar krulspelden.

 

Of deze: een stel mensen gaat parachutespringen. Bij de instructie wordt gezegd: als de parachute niet opengaat, moet je maar tot God bidden, dan gaat hij wel open. Bij de groep zit ook een boeddhist. Die stapt uit het vliegtuig en op het moment dat de parachute open moet gaan: niets. Dus hij volgt de instructie op en bidt: alsjeblieft, God, alsjeblieft, help me, laat de parachute opengaan. En ja hoor, hij gaat meteen open. Waarop de boeddhist uitroept: Dank Boeddha voor God! En boem, daar klapt de parachute weer dicht.

Omgaan met boosheid

Omgaan met boosheid

Toespraak van Jiun roshi uit februari 2017

Goedemorgen. Gaat het goed met jullie? Vandaag wil ik met jullie kijken naar hoe we in het boeddhisme om kunnen gaan met emoties.

 

De emotie waarover ik van jullie het meest hoor is boosheid, kwaad zijn. Wanneer je boos bent, dan blijf je meestal hangen in het onderwerp van die boosheid, bij de zogenaamde veroorzaker ervan. Door daar steeds weer naartoe te gaan, maak je het onderwerp groter, en natuurlijk word je daardoor steeds bozer. Nog belangrijker is, dat je dan vaak vanuit die boosheid gaat handelen. Er zijn dus twee fases, twee aspecten: aan de ene kant is er de boosheid in jou, en aan de andere kant is er het boos handelen. Het is belangrijk die twee uit elkaar te halen. Als je kijkt naar de leer van oorzaak en gevolg, van karma, dan is met name dat laatste heel belangrijk: niet te handelen vanuit boosheid, niet te handelen met de intentie om kwaad te doen.

 

Een manier om met boosheid om te gaan begint ermee dat je zegt: er is boosheid in mij in plaats van ik ben boos. Dat klinkt heel simpel maar het maakt een groot verschil. Als je zegt er is boosheid in mij, dan zie je meteen dat er nog veel andere dingen in jou zijn. Als je daarentegen zegt ik ben boos, lijkt het alsof er niets anders is dan dat.

 

Om te voorkomen dat je gaat handelen vanuit boosheid, wil je grip krijgen op die emotie. Die boosheid is er op twee manieren. Hij is er als idee, als mentale formatie, ik ben boos op iemand, en de boosheid is er als fysieke gebeurtenis. Als je wilt omgaan met de boosheid – en hetzelfde geldt ook voor alle andere emoties – dan moet je niet naar dat idee toe gaan, want de kans is heel erg groot dat je dan toch weer belandt bij de zogenaamde veroorzaker van je boosheid, waardoor die boosheid weer wordt geactiveerd. Op het moment dat je die vervelende collega voor je ziet, je hem of haar inbeeldt, begint de boosheid weer. Het is veel veiliger om naar dat andere aspect van de boosheid te gaan. Je gaat naar het lichaam, naar de boosheid in je lichaam. In het boeddhisme noemen we dat de sensatie. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen: hoe is die boosheid zichtbaar in mijn lichaam? Is het een warmte, heeft het een temperatuur, heeft het een kleur, is het een beweging, waar voel ik het eigenlijk, wat ìs het eigenlijk dat ik boosheid noem? Het gaat er dus niet om dat die boosheid weg moet. Eigenlijk zelfs het tegenovergestelde: je gaat er helemaal naar toe, maar op het niveau van de sensaties. Je omarmt om zo te zeggen je boosheid. Je gaat die helemaal leren kennen. En als je dat doet, dan is er geen koppeling meer met de zogenaamde veroorzaker van je boosheid en wordt die dus ook niet meer gereactiveerd.

Nou kennen we allemaal boosheid en we weten dat er op de top daarvan een enorme kracht en energie in ons is. Dus het kan zijn dat wat ik nu zeg gewoon helemaal niet lukt. Je zit nog te veel bij de zogenaamde oorzaak, bij die vreselijk vervelende collega.

 

Een andere manier om dan met die boosheid om te gaan is om jezelf, zoals we zeggen, eerst terug te brengen naar nul. Breng jezelf eerst naar een veilige plek. Een veilige plek die je altijd bij je hebt, is de adem. Maar ook de natuur bijvoorbeeld. Kijk eens naar dat grassprietje daar, zoals dat beweegt in de wind. Ga eens eventjes echt helemaal, al is het maar een seconde, naar die zonnestralen kijken of naar de donkere wolken. Mijn meester noemde dat: just change your mind. Als ik wel eens bij haar kwam met allemaal klachten, boosheid, jaloezie: just change your mind. En we weten allemaal precies wat er bedoeld wordt. Maar je moet het ook wel willen, natuurlijk. Soms was ik zo ongelooflijk jaloers of kwaad, dat ik daar echt geen afstand van wilde doen voordat er iets aan gedaan werd, voordat erkend werd dat ik terecht boos was. Dat wil je soms eerst bevestigd krijgen: het is terecht dat ik boos ben. Zolang je nog in die behoefte zit, ga je natuurlijk niet met deze suggesties aan de gang. Maar goed, we zijn allemaal op de weg van de Boeddha, en op een gegeven moment realiseer je je wat het gevolg is van denken en handelen uit boosheid. En realiseer je je dat je dat toch eigenlijk niet wilt. Dat moet je steeds maar weer in jezelf oproepen: ik wil geen pijn veroorzaken.

Dus je gaat naar een veilige plek en dan vervolgens ga je voelen, ga je verkennen wat die boosheid in jou is. Het gegeven is, er ís boosheid. Of: er ís ongeduld. Er ís jaloezie. Maar ik wil niet van daaruit leven.

 

Ik hoor heel vaak de teleurstelling van mensen: ik word nog steeds boos. Ja, maar jij doet dat niet alleen. Daar zít niet ineens een ik achter. We zijn een samengesteld gebeuren, steeds maar weer, waar een enorme conditionering in zit. Dus als je een rode vlag tegenkomt, is de conditionering: wám, boosheid. Er ís boosheid in mij. Ja. Dat kan ik niet ontkennen. Maar: ik ga er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ik in ieder geval niet ga handelen, dat ik mijn boosheid niet ga doorgeven.

We zeggen weleens dat bevrijding betekent dat we de concepten die er zijn volledig tot zwijgen brengen. Een concept is een idee, is een denkbeeld. Kenmerk van een concept is, dat we niet zeker weten of het allemaal klopt, of het waar is. Bevrijding betekent dan dat we alles tot zwijgen brengen waarvan we niet zeker weten of het klopt. Als je kijkt naar de emotie boosheid, dan is er warmte, energie, soms lopen we helemaal rood aan. Dat is er allemaal echt. Dat zijn geen concepten. De temperatuur, die warmte, kun je meten. Je kunt zien dat een gezicht rood aanloopt. Dat ga je dus helemaal waarnemen, daar ga je je van bewust worden. Maar als je je vasthoudt aan het concept, aan het idee van die boosheid, dan kom je in de problemen. Die collega, dat is zo’n ongelofelijke uitslover. Dat is een idee, een concept. Als je daaraan vasthoudt, dan houd je je vast aan iets waarvan je niet echt weet of het klopt. Hoe ziet een uitslover eruit, hoe zou je die moeten herkennen? Maar ondertussen ga je daar wel met volle energie tegen tekeer. En degene die daar het meest onder lijdt, dat ben je uiteindelijk zelf. En waarom lijd je? Omdat je je helemaal vastzet in dat idee. Je kent het wel: als je in zo’n bui bent, dan kan iemand zeggen, kijk eens wat een mooie bloem, maar je kwaadheid zegt sodemieter op met die bloem. Je kunt niets meer zien. Als je huisdieren hebt kunnen die maar beter uit de buurt blijven, want dat zijn opeens ook rotbeesten. Allemaal door iets waarvan je niet zeker weet of het klopt.

Dus bevrijding betekent dat we dat niet doen, dat we onszelf niet op die manier vastzetten. Als een situatie verkeerd is, dan is het sowieso beter dat je ingrijpt niet vanuit boosheid, maar vanuit wijsheid en compassie. Daar gaat het om. Ik zeg niet dat alles wat er gebeurt goed is, dat je niets meer hoeft te doen, dat je alleen moet zorgen dat je niet boos bent, natuurlijk niet! Er gebeuren dingen in de wereld waarbij we moeten ingrijpen. Maar hóe grijp je in? Wat bied je aan in die situatie? Je boosheid, of je wijsheid en je mededogen? Zet jezelf niet vast.

 

Er stond afgelopen vrijdag een mooie uitspraak van Alan Watts op de zen-kalender. Know yourself as nothing, feel yourself as everything. Ken jezelf als niets, voel jezelf als alles. Ken jezelf als niets betekent: ken jezelf niet als een ding, als iets dat onveranderlijk is. En: voel jezelf als alles. Ik zou zeggen: realiseer je dat je alles kunt zijn. De zingende vogel, de wind die waait, je buurman of buurvrouw die ademt, de geur van wierook – je kunt alles zijn. Ga mee in wat we noemen de activiteit van de dharma. Houd je niet vast aan iets waarvan je niet zeker weet of het klopt. Houd je niet vast aan iets waarvan je denkt dat zou ik moeten doen. Houd je niet vast aan iets waarvan je denkt dat zou ik willen zijn. Op het moment dat je jezelf daarmee vastzet, kun je niet meer alles zijn. Dan mis je de vogel, en de wind, en de zonnestralen, je buurman, je kinderen, je partner… je kunt het allemaal niet meer zijn omdat je jezelf hebt vastgezet. Know yourself as nothing. Realize your self as everything. Ken jezelf als niets en verwerkelijk jezelf als alles. Maar we moeten dat wíllen. Misschien vraag je je af: maar wie ben ik dan nog? Nou, gewoon, zoals je nu hier zit, dat ben jij. Je hoeft niet een ander iemand te worden. Zoals je nu bent: alles daar. Dus ik kan met een gerust hart zeggen: een goede dag.

Zitten als een berg

Fuji

Zitten als een berg

Jiun roshi geeft zazen-instructie

Goedemorgen.

 

Wat een mooie dag! Een zenmeester zei: de wind gaat door en door. Is dat gelukt, daarnet, toen jullie buiten loopmeditatie deden? Of heb je geprobeerd de wind tegen te houden? Heb je jezelf helemaal doorlatend gemaakt? Of ben je je gaan verzetten? De wind is de wind. En wie ben jij? Daar gaat het over in zen.

 

Zen gaat niet alleen om het zitten op je kussentje. Het gaat er om wat we noemen het bevrijde zelf te realiseren én te leven. Als je je beperkt tot het realiseren van dat zelf op je kussentje maar het niet leeft, dan maak je een scheiding tussen zen en je leven. Heel extreem zou dat kunnen betekenen dat je in zen bevrijd bent en in je dagelijks leven niet. Toch is dat wel hoe we het soms beleven. Want zoals we zijn in een sesshin, zeker na een paar dagen, zo zijn we inderdaad niet in ons dagelijks leven. En dat is eigenlijk heel logisch, want we doen ook iets anders hier. Het idee is dat in sesshin een verdieping ontstaat van je zenleven.

 

Om zen te kunnen leven, om het bevrijde zelf te kunnen realiseren, is het belangrijk dat de geest helder en kalm is. Niet meer zo wild, zo onbeheerst. En ik denk dat dat in deze tijd een stuk moeilijker is dan vroeger. Misschien denk ik dat wel omdat ik oud begin te worden. Maar ik zie het ook bij mezelf, hoe moeilijk het is om rustig te blijven bij alles wat ons aan informatie ter beschikking staat. In zen spreken we over de monkey mind, de apengeest, die van de ene tak naar de andere springt, en steeds iets anders wil vastpakken. Die apengeest is in deze tijd volgens mij behoorlijk dominant aanwezig. Soms valt het me op als ik in mijn kamer zit en de computer en de telefoon zijn daar, wat alleen die twee dingen al teweeg brengen. Al die geluidjes! Al die boodschapjes: er is een bericht voor je. En van sommige weet je: als ik die ga bekijken, dan komt er meer. Maar o, moet je dan even sterk in je schoenen staan om dat niet te doen. Dat is de training van de geest. Dat jij in staat bent om gewoon hier te blijven bij dat wat je nu doet.

 

De eerste stap en misschien ook wel de laatste stap in meditatie is om stil te gaan zitten. Als we een geest willen die helder en kalm is, dan kun je je voorstellen dat het helpt om stil te gaan zitten. Natuurlijk kun je ook in beweging heel rustig zijn. Maar het is makkelijker om daarbij te komen, om dat weer te leren zou je kunnen zeggen, als je eerst ook je lichaam stilhoudt.

Prabhasa Dharma zenji in zazen (1973)

Prabhasa Dharma zenji in zazen (1973)

Dus als we gaan zitten in zazen, dan gaan we zitten als een berg. Er moet heel wat gebeuren wil je die omver gooien. Dus je zit met een brede basis en een heel klein topje, en je zit onbeweeglijk. Dat neem je dan later mee als je in activiteit gaat. Dan sta je op, je gaat lopen, maar tegelijkertijd probeer je dat onbeweeglijke van binnen mee te nemen. Vandaar dat we in een sesshin altijd aanraden om als je loopt, je handen samengevouwen op je buik te houden of samengevouwen achter op je rug. Dat helpt om wat stiller te lopen, wat onbeweeglijker te lopen. Het helpt je ook om je bewust te zijn van het lopen. Je handen zijn op je buik, op je midden, en dat herinnert je steeds weer aan… aan iets. Aan Het, zei mijn meester altijd. Probeer alles wat je doet zo stil mogelijk te doen. Dat is niet zozeer omdat we geen geluid willen maken, dat is een mooie bijkomstigheid, maar omdat het je helpt je volledig te geven aan dat wat je doet.

 

We zeggen wel eens in zen dat het enige dat je hoeft te leren is hoe je de theekopjes op het altaar zet. Hoe zet je je theekopje of je koffiekopje op de tafel. Alles zit daarin. Maar weet je – en dat past ook weer een beetje bij wat ik eerder zei, over die apengeest, dat verlangen naar steeds maar weer iets anders – als wij hier een hele dag alleen maar dat zouden oefenen, dan zouden jullie er helemaal niets aan vinden en zeggen nou, dat ga ik niet nog een keer doen. Misschien denk je nu nee hoor, dat zou ik best wel doen. Maar ik denk het niet. Want mijn ervaring is, dat als ik mensen bijvoorbeeld vraag om een hele dag alleen maar hun adem te tellen, ze vaak naar me toe komen en zeggen Ja, ik heb toch maar een andere oefening gedaan, want dat voelde veel beter. Weet je, het criterium van dat neerzetten van dat theekopje is niet of het goed voelt of niet, of dat jij je er lekker bij voelt. Eerlijk gezegd, als je je daar helemaal aan geeft, aan dat neerzetten van dat theekopje, dan heb je er geen idee van of dat lekker is of goed of verkeerd of wat dan ook. Kun je je voorstellen dat het juist daarom bevrijdend is? Maar misschien gaan we nog een beetje te ver voor de eerste dag van een retraite. We gaan nog even terug naar de oefening van vandaag.

 

Je gaat zitten in zazen. Je mag alles gebruiken wat je nodig hebt om goed te kunnen zitten. Als je een eigen kussen hebt, of als je er een handdoek bij wilt gebruiken, maakt mij niet uit, gebruik het. Je gaat zitten als een berg. En hoe je ook zit, op een bankje, op een kussen of op een stoel, zorg dat er een hele lichte holling is in je onderrug. Dan komt er namelijk ruimte in de buik voor de buikademhaling. Probeer dat maar uit voor jezelf. Ga bijvoorbeeld maar eens helemaal ingezakt op een stoel zitten in de theekamer en probeer dan te ademen. Kijk wat dat doet! Je kent het vast wel uit andere situaties, in je werk of thuis. Je bent heel zenuwachtig, je weet dat je je beweegt op de rand van de emotie. Als je dan ook nog in elkaar gaat zitten, dan kun je het wel vergeten. Dan ben je helemaal overgeleverd aan die beweging van de emoties. Je kunt niet bij je adem komen, want die is helemaal in het gedrang geraakt.

 

Dus daarom is het belangrijk om rechtop te zitten, een klein beetje een holling in de onderrug. Borstbeen naar voren. Niet overdreven, niks overdrijven. Niet echt een hoge borst op gaan zetten. Als je zit, check dan af en toe even, of je jezelf nog lang maakt. Stel je maar voor dat je inderdaad met je kruin aan dat spreekwoordelijke draadje aan het plafond hangt. Daardoor ontstaat ruimte. Ontspan je gezicht. Ik noem het: ga zo zitten dat je de bereidheid voelt om te lachen. Dan voelt je gezicht open. Je handen zijn bij elkaar in de kosmische mudra.

 

Je wilt die apengeest tot rust brengen en dat doe je door je aandacht op één punt, op één ding te richten. Je gaat je adem voelen. Begin met je aandacht te richten op de buik. Merk hoe er in de buik een beweging is van uitzetten en inkrimpen. Die beweging, daar ga je in mee. Die ga je pakken, en die ga je een heel klein beetje sturen. Dat doe je de eerste paar minuten. Je laat die buik een beetje uitzetten. Maar het blijft niet bij de buik, je merkt dat ook het onderste deel van de borstkas een heel klein beetje uit gaat zetten. Ik noem dat altijd een soort van een golfbeweging. Dus je hebt bij de inademing eerst een hele grote golf van uitzetten in de buik, maar die houdt natuurlijk niet op bij het middenrif, dus ook iets hoger is er een heel klein beetje die beweging van uitzetten. En als je uitademt hetzelfde. Je trekt de buikspieren een beetje aan en aan het eind ook nog een klein beetje de spieren in je borstkas. Dat bewust sturen van de adem doe je alleen in het begin even, zodat je echt goed die adem kunt voelen. Daarbij is vooral dat ronde gevoel van de buik belangrijk.

 

En dan ga je tellen. Ach, dat is helemaal geen tellen, dat weet je. Je hebt tien mantra’s van één tot en met tien. Een mantra is een geluid, meestal een eenlettergrepig woord, waarin je je helemaal kunt verliezen, waar je je helemaal aan kunt geven. Zoals bijvoorbeeld Ooooooom. Of Muuuuuuu. Maar nu heb je er tien! Op de uitademing doe je Eéeeeeen. Dan komt de inademing, je laat hem komen, en op de volgende uitademing ga je Tweeeee. Heeft niets met tellen te maken. Het zijn mantra’s. Ze helpen je om er helemaal in te gaan, om je er helemaal aan te geven, om je erin te verliezen. En wees niet bang, je komt altijd weer terug. En eigenlijk ben je ook niet echt weg. Wat verdwijnt, is de identificatie met een voorstelling van jezelf. En daar wil je vanaf, want die brengt alleen maar ellende. Je doet het toch nooit goed, vind je. In zazen gaat dat ook gewoon door. Zorg dat dat niet de kans krijgt. Je gaat helemaal, met al je energie die je hebt, naar Eéeeeeeen. Met al je energie, maar niet met allerlei spanning. Dat beginnen met het voelen van dat ronde van die buik, dat grote van die buik, dat zitten als een berg, dat zorgt ervoor dat je niet in die rare spanning terecht komt. Daarom stuur je in het begin je adem met de buikspieren.

 

Je dóet dus iets in zazen. Zazen is geen ontspanning. Het gevolg van zazen kan zijn dat je daarna ontspannen bent, maar zazen mag geen ontspanningsoefening worden. Je hebt een bepaalde spanning nodig. Het gaat er dus om (en niet alleen in zazen, daarbuiten ook) om steeds weer, in dít moment, het evenwicht te vinden tussen inspanning en ontspanning. Houd in gedachten vandaag dat je tot rust wilt komen in de adem. Gebruik de adem om daar heerlijk in mee te gaan. En er zijn geen andere doelen. Je hoeft niet meer energie te krijgen, of wakkerder te worden, of… wat je nog meer zou willen in zazen. Níets van dat alles. Dat ís er niet. Er is alleen iets wat je doet, namelijk in de adem gaan zitten. Dat ademen heeft geen dóel.

Cartoon zazen

Met dank aan Blue Ridge Zengroup, www.brzen.org

En probeer dit te doen zonder jezelf te beoordelen. Zonder te denken: het is goed of niet goed. De basis, de essentie is dat je jezelf accepteert zoals je nu bent. Ik ben nu zesendertig jaar met zen bezig, en ik zou echt niet weten wat een goede of een slechte zazen is. Dat meen ik, ik weet het niet. Het enige dat ik wel weet, is dat alles wat ik tot nu toe gedaan heb, ertoe heeft bijgedragen dat ik ben zoals ik ben. Maar om nou te zeggen het was díe zazen, dat was een goede zazen, daardoor… nee nee nee. Dat is er niet. Kijk maar. Kijk naar de natuur. Is er iets in de natuur dat niet goed is? We vinden het misschien niet leuk, we zouden het anders willen, maar in zichzelf, is er iets wat niet goed is?

 

Geef jezelf aan dat wat er is. Houd het heel eenvoudig vandaag. Doe alsof je voor de eerste keer zit. En zorg dat je tevreden bent vandaag. Als je merkt dat je denkt dat het allemaal niet goed gaat, zeg dan onmiddellijk: Stop. Ik ben tevreden. Gewoon zeggen. Ik Ben Tevreden. Punt uit. Nou, ga dan nog maar iets doen waar je ontevreden over bent. Dat zou knap zijn. Dat gaat nog niet zo makkelijk. Ook dat is de rust en de kalmte van de geest. Dat je tevreden bent. Geef jezelf dat geschenk. Ik kan het je niet geven, dat kun je alleen zelf doen. Ga gewoon, heel simpel, die adem tellen. Dan wordt het vandaag een hele goede dag.

Jiun roshi over de twee waarheden

Jiun roshi over de twee waarheden

Toespraak uit de dai-sesshin van augustus 2017

Jiun roshiGoedemorgen.
Meester Shuzan hield een stok omhoog en zei: Leerlingen, als jullie dit een stok noemen, dan zijn jullie aan de naam gebonden. Als jullie dit géén stok noemen, dan loochenen jullie het feit. Zeg me eens, hoe noemen jullie dit?.

 

Een typisch zen-verhaaltje. Als je het een stok noemt, zit je fout; als je het níet een stok noemt, zit je ook fout. Als je naar zen-verhalen kijkt, dan zie je dat er heel vaak van dit soort paradoxen in zitten. En zolang we proberen die te begrijpen, komen we er niet uit. Dan zitten we in de problemen. Zolang we verblijven in de toestand van het onderscheid tussen ik en ander, kunnen we niet anders dan zo’n verhaaltje alleen maar als een paradox zien.

 

Waarom wordt er zo vaak in paradoxen gesproken? Weten al die zenmeesters het zelf misschien ook niet, en roepen ze maar wat? Zelfs meester Joshu, de beroemde zenmeester van de koan Mu, brengt ons in verwarring. Op de vraag of een hond de boeddhanatuur heeft, zegt hij de ene keer Mu, dat is een ontkenning, en de andere keer U, dat is een bevestiging. Wat moeten we daarmee?

 

Al die antwoorden hebben toch hun oorsprong in de werkelijkheid. Omdat de werkelijkheid twee aspecten heeft: een relatief aspect en een absoluut aspect. Daarom hebben we het in het boeddhisme en in zen vaak over de twee waarheden. De relatieve waarheid en de absolute waarheid. Je moet alleen niet denken dat dit twee gescheiden waarheden zijn. Het zijn aspecten, verschillende kanten van één en dezelfde waarheid.

Als we beginnen met de zenoefening, en ook daarna, zitten we meestal helemaal in de relatieve waarheid. We leven in de wereld van geluk en ongeluk, verdriet, verlangen en lijden, en in het verlengde daarvan oefenen we om gelukkiger te zijn of minder ontevreden. Maar als we eenzijdig vastzitten aan deze relatieve wereld, dan zetten we die dingen tegenover elkaar. Dan is er geluk, met altijd daarbij ongeluk. Dan is er tevredenheid tegenover ontevredenheid. En het is voor ons dan óf het één, óf het ander. Óf we zijn gelukkig, of we zijn ongelukkig. En omdat we dat zo verdelen, oefenen we om gelukkig te zijn.

Het kan zijn dat we al iets hebben opgevangen over de leer van de Boeddha en dat we daaruit hebben opgemaakt dat het er in de zen-oefening eigenlijk om gaat het ongeluk en het lijden te laten verdwijnen. Of sterker nog, we vatten de leer van de Boeddha zo op dat alles eigenlijk één pot nat is, dat niets echt bestaat, dat alles eigenlijk een illusie is, want alles is immers leeg. En van daaruit denken we dat het allemaal niet uitmaakt, dus dat het erom gaat dat we leren ons volkomen onverschillig op te stellen. Als je bevrijd bent, dan kan er geen verdriet zijn. Zo draven we door vanuit een foute interpretatie van de leer van de Boeddha. Pijn, verdriet, alles is illusie.

 

Als dat zo was, zou dat bijvoorbeeld betekenen dat de Boeddha tegen iemand die kiespijn heeft, zou zeggen Joh, schei uit, dat is een illusie, die kiespijn, die pijn is niet echt. Of denk je dat er volgens de Boeddha geen verdriet is als je een geliefde verliest? Denk je dat de Boeddha zelf, als je hem heel hard in zijn arm zou knijpen, geen pijn zou hebben? Dat hij daar zou zitten als een heilige, onaantastbaar, alsof er niets aan de hand was? Natuurlijk zou er pijn zijn. Maar de vraag is: zou de Boeddha daaronder geleden hebben? Zou de Boeddha lijden onder verdriet, zo erg dat hij niet meer zou kunnen doen wat hij moet doen? De Boeddha realiseerde zich dat het leven, met al zijn ups en downs, met alles wat erbij hoort, regen én zonneschijn, geleefd kan worden zonder dukkha, zonder ontevredenheid, zonder lijden. Dát heeft hij onderwezen in de leer van de vier edele waarheden. En als je die teksten van hem daarover leest, dan zou je kunnen zeggen dat hij die leer heeft aangeboden als een relatieve waarheid. Daarmee heeft hij zijn leer voor iedereen toegankelijk gemaakt. Hij heeft voor ons de deur naar de oefening opengezet.

 

Maar als je nu kijkt naar de Hartsoetra, dan zie je daar hoe diezelfde leer van de Boeddha als absolute waarheid wordt gebracht. Daar staat: Avalokiteshvara zag in dat er géén lijden is, dat er géén oorzaak van lijden is, geen eind aan lijden en geen weg die leidt naar het einde van lijden. Tsss… niet alleen die zenmeesters spreken in paradoxen, ook de Boeddha en Avalokiteshvara spreken elkaar tegen. De een zegt: er is lijden, en baseert zelfs zijn hele leer daarop, en de ander zegt: er is geen lijden.

 

Beiden spreken de waarheid. Maar ze bekijken de waarheid vanuit verschillende hoeken. In de vier edele waarheden spreekt de Boeddha in termen van het relatieve en in de Hartsoetra spreekt Avalokiteshvara in termen van het absolute. Maar alles wat de Boeddha onderwees, komt voort uit zijn realisatie van zowel het relatieve als het absolute. Hij heeft de relatieve wereld als een absolute, als een universele werkelijkheid gerealiseerd.[1]

De twee aspecten van de werkelijkheid worden heel vaak vergeleken met de oceaan en haar golven. Als je langs het strand loopt, zie je hele verschillende golven. Er zijn hoge golven en lage golven, er zijn golven met een hele lange slag en met een hele korte. Golven met veel en met weinig schuim. Maar welke vorm die golf ook heeft, alle golven bestaan uit water. Het leven van de golf kan niet gescheiden worden van het leven van het water. Als de golf zich niet realiseert dat ze water is, dan zal ze inderdaad denken dat ze hoog is, of kort, of schuimig, en zelfs dat er een einde komt aan haar bestaan. Dan ziet ze het strand aankomen en de angst begint omhoog te komen. Oooh… ik ga sterven. Ze realiseert zich niet dat ze water is. Dat er eigenlijk geen einde is aan haar leven, en ook geen begin.

En wij denken de golf te herkennen aan haar uiterlijk: hoog, laag, kort,lang… maar in haar essentie als water zijn die eigenschappen er niet. Net zo zijn er In de wereld van het absolute geen eigenschappen. En tegelijkertijd is die wereld ook relatief, met alle eigenschappen die er zijn.

 

Zen heeft, ik zou bijna zeggen: de moed, om de oefening te beginnen met het realiseren van het absolute. En dan vervolgens om dit absolute in iedere activiteit, in iedere relatieve activiteit zo je wilt, te leren manifesteren. Te leven. Dus zenleven betekent het absolute én het relatieve leven. En dat is precies wat we doen met koan-oefening. Aan de ene kant richt koan-oefening zich op het realiseren van het absolute aspect van de werkelijkheid, en aan de andere kant gaat koan-oefening om het manifesteren van de niet-dualiteit van het absolute en het relatieve.

Je kunt dit in sanzen op honderdduizenden manieren laten zien. Je kunt dus ook van te voren bedenken wat je gaat antwoorden. Zolang het maar naadloos past op de vraag van de koan. En zolang je antwoord maar een manifestatie is van zowel het absolute als het relatieve.

Stel je zit met de koan Wanneer ben je geboren. Je loopt buiten in de groep in kinhin en ineens begint er een schaap te blaten. Aaah! Of stel het is een regenachtige dag, helemaal geen kinhin buiten. Je zit in meditatie in de zendo, de ramen staan open, en ineens hoor je een regendruppel vallen op de keitjes voor het raam. Aaah!
Twee gebeurtenissen waardoor je je realiseert hoe je de koan kunt beantwoorden. Vervolgens moet je het dan ook nog doen, in sanzen, en wel zo dat je inderdaad geboren bent op dat moment. Je hele wezen is geboren in de manifestatie van je inzicht.
Bij een goed koan-antwoord is er iets van het zelf verdwenen. Of zoals mijn meester Prabhasa Dharma zenji zei: je gaat die poort binnen zonder de koffers waarin je al je verwachtingen en voorstellingen en ideeën en weet ik veel wat nog meer hebt. Ideeën als Ik moet het goed doen, of Ik moet aardig door die poort gaan. Al die koffers zijn er helemaal niet.

 

En dat past heel mooi bij het citaat dat vandaag op Tricycle[2] staat: The spiritual path is about what we give up, not what we get. De spirituele weg gaat over wat we opgeven, niet over wat we krijgen. Dus op het moment dat je antwoordt, op het moment dat je in waarheid leeft, heb je alles opgegeven. En tegelijkertijd ben je helemaal aanwezig.

 

Nou, als het nu geen goede dag wordt, dan weet ik het niet meer. Het is helemaal aan jou.

[1]In zen wordt met realisatie een directe ervaring aangeduid van het absolute aspect van de werkelijkheid: het aspect zonder onderscheid tussen ik en ander, mooi en lelijk, gelukkig en ongelukkig…

[2]Amerikaans boeddhistisch tijdschrift en bijbehorende website, waarop je je kunt inschrijven voor een dagelijks citaat (daily dharma)

Leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn

Leren omgaan met gedachten en gevoelens

Toespraak van Jiun roshi op de eerste dag van een vijfdaagse zen-retraite, geredigeerd en enigszins ingekort door Myoko Sint

 

Jiun roshiHet is vandaag de eerste dag van de go-sesshin. Go betekent vijf – dat zegt iets over het aantal dagen dat we hier bij elkaar zijn. Maar in de omschrijving van onze programma’s staat ook dat de nadruk in een go-sesshin ligt op ademmeditatie, en op het leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn.

 

Je kunt op een heleboel manieren leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn. De ene helft van Nederland geeft therapie en de ander helft is in therapie. Of allebei. En natuurlijk helpt dat ook. Maar het is een andere weg. Ik durf te beweren dat de weg via meditatie nog meer aan de wortel van het geheel komt. Maar dan moeten we wel echt mediteren. Het schijnt dat we wel 90% van de dingen die we doen op de automatische piloot doen. Gelukkig dat die automatische piloot er is – we hebben die nodig bij veel aspecten van het leven. Maar het is niet gelukkig dat we hem inzetten bij alle aspecten van het leven. Als we niet oppassen, gebruiken we hem ook in onze zen-oefening. Dan leren we op de automatische piloot omgaan met onze gedachten, gevoelens, emoties en pijn. Of in zen-termen: dan is het de verwarde geest die zich bewust wordt van verwarring. Je zou ook kunnen zeggen: dan gebruiken we een lachspiegel om iets te zien. En wat we dan zien is vervormd. Dat kan best leuk zijn: soms moet je lachen om wat je ziet, soms moet je erom huilen. Maar verander je er ook door? Weinig kans.

En ik denk toch dat je hier bent omdat je op een of andere manier wilt veranderen. Zelfs als je zegt “ik wil een weekje rust”, dan nog denk ik dat je die rust wilt omdat je anders wilt zijn. Je bent niet tevreden over wie je bent. Dus dat is de inzet. We willen iets veranderen. En het grote geluk is dat dat kan, omdat we eigenlijk in principe één grote verandering zijn. Maar het kan niet zolang we met de verkeerde blik kijken. Meditatie is nodig om het onszelf mogelijk te maken anders waar te nemen, ons anders bewust te worden. Dat wat zich bewust wordt, dat wat kijkt, is dat helder, is het wakker? Of zit het gewoon in dat bewustzijn van die automatische piloot? Zolang dat het geval is zal er niet veel veranderen.

Cartoon Shinyo Timmer

Cartoon Shinyo Timmer (zie ook www.ardantimmer.nl)

Daarom gaan we dus mediteren. We gebruiken de meditatie om ons in een helder en alert bewustzijn te brengen. We gebruiken de meditatie om niet te weten. Want een kenmerk van het verwarde bewustzijn is dat dat denkt het allemaal al te weten. Dus we brengen onszelf eerst helemaal in het gebied van het niet-weten. In dat gebied is alles mogelijk. Meditatie is daar een supermiddel voor. In zen gebruiken we vooral de oefening waarbij we ons op één punt richten. Daarmee stimuleer je wat ik noem het actieve bewustzijn. Dat wil zeggen dat je je niet alleen maar gewoon bewust wordt van wat er is, je stuurt ook een beetje de inhoud van je geest. Als je merkt dat je eigenlijk weer in die automatische piloot zit, haal  je jezelf onmiddellijk terug naar dat ene punt. Want zodra je ook maar iets weet, beperk je jezelf.

Als we loopmeditatie doen – het is loopmeditátie, niet gewoon maar wandelen  –  en je merkt dat je niet eens meer weet dat je loopt, maar je ziet een vogeltje en je bent ineens helemaal in Artis beland, dan breng je jezelf terug naar dat lopen. Zo stuur jij de inhoud. Dat is ook het enige wat het betekent om meester te zijn. Te kunnen sturen. Het klinkt misschien heel aangenaam, en heel luxe, om altijd door iemand gereden te worden, om een chauffeur te hebben, maar het is niet altijd handig in het leven. Dus ga je zelf aan het stuur zitten. Steeds weer haal je jezelf terug. Daarom is meditatie, zeker in die eerste dagen, ook hard werken. Als je dat niet doet, zit je misschien te dromen, misschien sta je op met een heel goed gevoel, je voelt je fantastisch, maar dat goede gevoel is ook ontstaan in dat verwarde bewustzijn. Is dat te vertrouwen? Nee, helemaal niet.

 

Daarom gaan we aan het werk. Let’s go, zei  iemand gisteren. Let’s do it. We moeten het doen. Dus voordat je je met allerlei mooie dingen gaat bezighouden of grootse projecten gaat aanpakken van ik ga deze sesshin gebruiken om… niet doen, in elk geval niet nu. Verdwijn in het niet-weten. Dat is de goede voedingsbodem.

 

Ik stel voor dat je in zazen de adem gebruikt. Dat is die ademmeditatie. Als je merkt dat je best nog wel heel actief bent, dat je nog heel veel aan het denken bent over thuis en ook hier over die Noorder Poort : wat een rare plaats, gekke rituelen allemaal en weet ik veel wat, idioot dat ze hier groene kussens hebben, dat hoort toch zwart te zijn… ga naar die adem. Je wilt weg van alle energie die nog  in dat hoofd zit, dus ga naar de adem in je buik. Beter gezegd, richt je op de beweging van die buik, die direct gekoppeld is aan de adem (want de adem zelf zit natuurlijk niet in je buik). Zeg eventueel als je inademt “in” en als je uitademt “uit”. Zorg dat je erbij blijft. Zorg dat je helemaal midden in die adem komt te zitten.

Hoe meer je in het midden van die adem zit en daarmee in zekere zin in het midden van het zelf, hoe groter je gaat worden. Je wordt grenzeloos. En dat moeten we hebben. Want als je grenzeloos wordt, is er geen ik en geen ander meer en dan is de hele basis van de verwarring verdwenen. Verwarring ontstaat alleen op basis van het idee van ik en ander. Of het nou ik en een gedachte is of ik en mijn buurman, dat maakt niet uit. Dus ga helemaal in die adem zitten. Breng jezelf steeds weer terug naar alleen maar in… uit. Op een gegeven moment valt dat misschien ook wel weg en zit je alleen nog maar in die beweging van de adem.

We gaan niet iets proberen. We proberen helemaal niets. We doen. We doen ongelooflijk veel. Namelijk onszelf steeds weer terugbrengen naar dat veld van niet-weten door helemaal in onze adem te gaan zitten. En we zitten niet alleen, we doen ook loopmeditatie en nog een heleboel andere dingen op een dag. Dus blijf daar ook dóén: houd jezelf bij de les. Blijf erbij. Actief bewustzijn. Weet wat je doet. Weet hoe je je theekopje oppakt, hoe je het wegzet, hoe je drinkt, hoe je loopt, hoe je eet, hoe je kijkt, hoe je gezicht is. Prabhasa  Dharma roshi zei altijd: ’s avonds als je naar bed gaat is het laatste wat je doet: weten dat je daar ligt. En als je ’s morgens wakker wordt, is het eerste: weten hoe je daar ligt. Met een helder bewustzijn. En je zult zien, dat je in de loop van het mediteren, in de loop van deze dagen, steeds helderder wordt in dat bewustzijn. En dat die verwarring, die automatische piloot, een beetje verdwijnt. Maar alleen als jij hard werkt.

En natuurlijk, vandaag en morgen zul je ook nog heel moe zijn. Nou, dan geef je jezelf af en toe een zazennetje cadeau. Oké, deze zazen mag ik even heerlijk in die automatische piloot verdwijnen. Van sommige zazen weet je al aan het begin dat het gewoon niet anders kan. Je hebt niet de energie om jezelf erbij te houden. Dan zeg je: oké, ik ga niet vechten. Ik laat me verrassen door wat er gebeurt. Het zou heel goed kunnen dat als het belletje aan het eind van zo’n periode klinkt, je ineens ontdekt dat je ontzettend wakker hebt gezeten. Hoe dat kan? Nou, doordat je niet bent gaan vechten. Doordat je jezelf even wat ruimte hebt gegeven. Dat is ook best iets heel moeilijks in de zen-oefening. Aan de ene kant zeggen we: houd jezelf erbij, doe het, heb die discipline, maar aan de andere kant moet je soms ook een beetje… laten we maar zeggen, aardig zijn. Ook dat leer je, door steeds meer in dat heldere bewustzijn te zitten.

Japanse shinto poort

 

Een grote hulp om in de dagelijkse activiteiten, vooral ook hier, jezelf erbij te houden, is door te proberen alles zo stil mogelijk te doen. Als een dief. Je doet je dingen en niemand mag het in de gaten hebben. Je hebt dat vast wel eens in films gezien, dieven die een kluis proberen open te breken. Die zijn ongelooflijk geconcentreerd en bewust aanwezig. Ze proberen het zo stil mogelijk te doen. Prabhasa  Dharma roshi gaf voor in de zendo altijd deze aanwijzing: als je dan toch moet bewegen, doe het als een dief. Niemand mag het in de gaten hebben. Je bent je helemaal bewust van wat voor kleren je aanhebt en wat voor herrie die maken als je beweegt. Maar toch probeer je het onhoorbaar te doen. Je beweegt heel langzaam, en je bent er met je volle aandacht bij. En dan zit je eigenlijk al in dat niet-weten. Want zodra iets in je gaat weten, gaat het mis. Dan krijg je dat idee van “o, als mijn buurman er nou maar geen last van heeft”, en ja hoor, meteen beweeg je te snel. Je moet als het ware helemaal verdrinken in dat wat je doet. Je hele wezen is alleen maar dat. Heel eenvoudig. Als je nu gewoon begint met te zeggen: “Oké, ik ga inderdaad proberen alles wat ik doe zo stil mogelijk te doen, ook op mijn kamer”, dan zul je zien dat je vanzelf op de goede weg komt.

 

Een goede dag.

Wat is een zenmeester?

Jiun roshi over zenmeesterschap

Deze toespraak werd op 19 april 2016 gehouden in een dai-sesshin, een intensieve zevendaagse zen-retraite. Zo’n toespraak, gehouden door een zenmeester, wordt teisho genoemd. In dai-sesshins wordt vooral geoefend met koans. Een koan is een vraag die niet met het denkende verstand te beantwoorden is, maar alleen vanuit (vaak plotseling optredend) inzicht in de aard van de werkelijkheid en van wat we het zelf noemen. Voorbeelden van koans zijn: Wie ben je als je een vogel hoort zingen? Wat is het geluid van één klappende hand?

 

JiunRoshiFormeel

Vandaag kom ik met lege handen. Het geven van een teisho is voor mij altijd een soort creatief proces. Soms wordt dat op gang gebracht door een citaat van de zen-kalender.

Maar het citaat van vandaag inspireerde me niet, dus ja, dan moet ik maar hopen dat er iets komt. Maar er kwam niets.

Een creatief proces heeft ruimte nodig, dan moeten er geen andere dingen in de weg zitten. En opeens, ongeveer twintig minuten voor ik hierheen kwam, realiseerde ik me dat er iets was wat me bezighield. Jullie weten misschien dat de nieuwsbrief van de Vrienden van de Noorder Poort vervangen wordt door een digitaal tijdschrift dat twee keer per jaar gaat verschijnen. Myoko heeft mij daar een tijdje geleden voor geïnterviewd, en de eerste vraag die ze me stelde was: wat is een zenmeester? Ik weet niet meer wat ik toen geantwoord heb. Ik weet alleen dat ik ook gezegd heb: je moet me die vraag eigenlijk nog een paar keer stellen, want ik vermoed dat ik steeds een ander antwoord zal geven.

 

Dus dat doet Myoko nu af en toe, dan vraagt ze: wat is een zenmeester? En dan zwijg ik, niet zoals het zwijgen van een meester uit de verhalen bij koans, maar ik zwijg omdat ik niet weet wat ik zeggen moet. Ik merk dat ik er intussen wel  mee bezig ben, met die vraag. Ik vraag me af waarom ik niet tevreden ben met een antwoord dat ik eventueel zou kunnen geven. Je kunt, en dat heb ik waarschijnlijk ook gedaan,  op een heel formele manier antwoorden: een zenmeester is iemand die lang getraind heeft en door de koans is gegaan, benoemd is door een andere meester, ouder is dan vijftig … er zijn een aantal van die dingen waarvan ik gehoord heb dat ze erbij horen.

 

Staf en hossu van zenmeester

Staf en hossu (attributen van een zenmeester); kalligrafie van Hakuin

Als ik aan leerlingen vraag: wat is een zenmeester, dan krijg ik ook wel antwoorden. Maar die antwoorden zeggen doorgaans alleen iets over een bepaalde eigenschap van zo iemand. Dan zeggen ze bijvoorbeeld:  dat is iemand die goed les kan geven, of iemand die verlicht is, of iemand die… tja, wat zou je zeggen? Maar als ik een dergelijk antwoord gaf, zou het niet kloppen. Wat ik ook zou zeggen, het klopt niet. Bedenk maar wat. Marjita, jij bent goed in bedenken, wat zou jij zeggen?

 

Marjita (met lage stem): Ooooooo.

Zou jij dat zeggen? Dat zou Marjita zeggen. Maar het klopt niet.

 

Myoshin: Je hebt een keer gezegd: een oud kind.

O ja, dat gaat over de betekenis van het woord roshi. Ik vind dat een mooie vertaling: een oud kind. Als een zenmeester  dan toch iets moet zijn, dan maar een oud kind.

 

Gisteravond leek het me opeens heel eenvoudig. Volgens mij ben je alleen zenmeester als je beseft wanneer je niet een zenmeester bent. Dat is het ook nog niet helemaal, maar het komt wel in de richting. Want als je zegt: vrij, of een oud kind, of een jong kind, dan is dat niet altijd waar. Ik denk (en ik hoop ook) dat geen enkele zenmeester van zichzelf zou zeggen: ik ben verlicht. Of: ik ben een goed mens. Als ik zeg: een zenmeester is een goed mens, brand ik mezelf onmiddellijk.

 

Ik realiseerde me dat ik eigenlijk gewoon weer  uitkom bij de Boeddha. Als de Boeddha iets werd gevraagd, zei hij heel vaak: het is niet dat. Dat is eigenlijk het enige wat ik een beetje veilig kan zeggen. Een zenmeester is niet…  Op het moment dat je zenmeester bent, kun je niet zeggen waarom.

 

Hé, dat is interessant. Is dat niet ook een beetje zo met de koanoefening? Als jullie een antwoord geven op een koan, zeg ik volgens mij niet zo vaak: dat is goed. Ik zeg veel vaker…nah, nog niet helemaal.

 

Dat wat het ware is, dat kun je niet omschrijven of benoemen of uitleggen. Dat vindt plaats in het gebied van het niet-weten. En dat is moeilijk voor degenen die pas net oefenen met een koan. Want we zijn zo gewend om, als ons iets gevraagd wordt, in woorden een antwoord te geven, als beschrijving of als uitleg. Maar dat is niet het ware. Het ware wordt eigenlijk alleen maar geleefd, het is een momentane gebeurtenis, een actie, iets waar je geen afstand van kunt nemen. Je kunt er niet naast gaan staan en vervolgens zeggen wat het is. Want wat je dan zegt is niet het ware, maar een beschrijving. En ook dat klopt weer niet, want  ook taal kun je zo gebruiken dat het het ware is. Of beter: je kunt zo spreken dat het het ware is.

 

Dus: wat is een zenmeester? Wat is een koan? Als je al een tijdje met koans oefent, weet je op het moment dat je je antwoord brengt, of het  het ware is of niet. Eigenlijk heb je mij daar niet eens voor nodig. Als je tenminste die fase van uitleggen, van beschrijven voorbij bent. Dan begint de koanoefening pas echt.

Dat betekent dat je de moed moet hebben om je over te geven aan het niet-weten, aan dat moment van echt niet-weten. Hoe moeilijk is het om dat moment te realiseren[1] waarop een vogel fluit. Zolang je het nog kunt beschrijven, is het niet het ware. Wat is het dan wel? Wat is een zenmeester, wat is een zenbeoefenaar? Wat betekent het op de weg te zijn? Geen idee. Hoe langer ik zen beoefen, hoe moeilijker het wordt om uit te leggen wat zen nu eigenlijk is. Je kunt uitleggen hoe je moet zitten, welke oefening je kunt doen, hoe je moet lopen, hoe je moet eten… Alle rituelen, buiginkje hier, buiginkje daar. Is dat zen? Toevallig heeft zen hier een gemengd Japans-Vietnamees gezicht. Maar er zijn ook scholen waar alle franje wordt weggehaald. Gewoon normale kleren, geen rituelen. Ik weet het niet. Ik denk dat er ook iets in die rituelen zit. We kunnen natuurlijk alles doen zoals in het dagelijks leven. Maar het gaat er hier niet om, dat we leren hoe we dagelijks moeten zijn, het gaat steeds maar weer om die confrontatie, om de momenten waarop we ons ineens iets realiseren, waarop we ineens iets ontdekken.

Illustratie koan: kalligrafie vogel

Wie ben je als je een vogel hoort zingen?

Het is belangrijk dat we uit het gewoontezelf komen. Dat we ons niet als automatisme ons verlaten op wat we al weten en kunnen. Maar dat we uitgedaagd worden om te doen wat we niet weten. Dat we verrast kunnen worden. Dat zijn eigenlijk ook momenten van creatie, van schepping. Zo’n schepping komt uit het niets. En als het voorbij is, is het weg, hoeft er niets mee gedaan te worden.

Als het écht gedaan is, is het helemaal weg. En vandaar, als je jouw antwoord op je koan hebt gebracht en ik zeg je: breng me nog eens een antwoord, dan moet je niet teleurgesteld zijn. Soms zeggen mensen: maar ik heb toch al geantwoord en het antwoord was toch goed! Maar als je echt geantwoord hebt, waar is dat antwoord dan gebleven? Kun je dat antwoord herhalen? Als jij denkt dat je je antwoord kunt herhalen, moet je juist  verder gaan met de koan, totdat je het niet meer kunt herhalen. En dan doen we het nog een keer.

 

Voor degenen van jullie die net beginnen met koans: koanoefening is niet een soort tentamen, niet iets om te kijken of je het goed doet. Het is  een gelegenheid, een kans om het ware te leven. En iedere keer dat je dat moment hebt geleefd, is het deel van jou geworden. Dat is een belangrijk aspect van het veranderingsproces dat plaatsvindt in de zenoefening. De verandering vindt niet plaats in onze kennis, in het weten, maar in het zijn. Op het niveau van het zijn, op het niveau van het leven, daar kunnen we veranderen. En dat is wat koanoefening doet. Als je het weten achter je durft te laten, als je het begrijpen achter je durft te laten, als je het uitleggen achter je durft te laten, ga je naar het zijn.

 

Zen is om te leven. Nu, in dit moment. Dit is het enige moment waarin dat kan. Daarom heeft het ook geen zin om verwachtingen te hebben over de toekomst of terug te kijken naar het verleden. Zen leven betekent dit moment gebruiken. Dit moment is een kans. En wat is dit moment? Dit moment is steeds weer een ontmoeting. Of we nu onze gedachten ontmoeten of onze gevoelens of dingen die we zien of horen, het is steeds weer een gelegenheid om het ware te leven.

 

Wat is een zenmeester… Wat is het zogenaamd goede antwoord op een koan?

Jij bent de enige die dat niet-weten kan.

 

Een goede dag.

[1]Het moment te realiseren betekent ongeveer: je zó volledig aan dat moment te geven, dat je jezelf vergeet.

Interview met Jiun roshi

 

JiunRoshiFormeel

Interview

Jiun roshi spreekt met Myoko over meesters en leerlingen

 

Wat is eigenlijk een zenmeester?

Dat is een leuke vraag. Het zou verstandig zijn die vraag een paar keer te stellen, want ik verwacht dat ik iedere keer een ander antwoord zal geven.

 

Eén aspect is dat het leraarschap je moet liggen. Ik ken mensen die absoluut geen leraar zouden willen of kunnen zijn, die bijvoorbeeld geen relaties leraar-leerling willen onderhouden, of die weten dat ze niet in staat zijn om iets aan iemand over te brengen. Als meester is het allereerst mijn taak om anderen te begeleiden op de zenweg. Mij wordt wel gevraagd waarom ik bijvoorbeeld niet meer aan sociale actie doe. Als ik me helemaal op sociale actie zou richten, zou dat ten koste gaan van mijn zenwerk; de lange en intensieve training die ik heb gehad, de enorme inzet van mijn meester om mij te trainen, zouden dan in zekere zin voor niets zijn geweest. Liever wijs ik anderen deze weg, waarbij ik hoop dat het velen van hen ertoe brengt wél in actie te komen en dat het een enkeling tot zenmeesterschap zal brengen, zodat de continuïteit van zen als basis voor wat dan ook kan voortbestaan.

 

Heel belangrijk is verder (en dat is echt geen dooddoener) dat je beseft dat je niets weet.  Dan kun je open staan voor wat zich op dít moment aandient. Met name in persoonlijk onderhoud probeer ik heel duidelijk op die stoel van niet-weten te gaan zitten en me alleen maar open te stellen voor wat er op me afkomt, en dan te kijken wat er gebeurt. Dat betekent niet dat ik alles op tafel leg of dat van anderen verwacht; het gaat om goed luisteren, kijken, ruiken, om het openstellen van al mijn zintuigen voor wat er op dat moment wordt aangeboden.

En vervolgens moet ik dat ook weer laten gaan, ik moet niet blijven hangen. Als ik bijvoorbeeld op dit moment niet heel open was, zou ik nu nog bezig kunnen zijn met een vorige vraag. Je ziet dat heel vaak in vergaderingen: iemand wil zijn punt nog even maken, terwijl de hele vergadering al lang verder is, terwijl het inhoudelijk al helemaal niet meer aan de orde is. Op dat moment ben je niet echt open meer, je mist wat anderen zeggen, want je zit de hele tijd in je hoofd met “dat moet ik echt nog wel even kwijt”. Mijn begeleiding bestaat eigenlijk uit niets anders dan open zijn, kijken en beleven wat er gebeurt. Van daaruit ontstaat er vanzelf communicatie. Dat werkt natuurlijk alleen als ik zelf redelijk helder ben. Met een dronken kop zou het niet gaan.

Heeft jouw meester Prabhasa Dharma zenji  jou die openheid geleerd? Hoe?

Ik zou niet zeggen dat ze me dat geleerd heeft, eerder dat ze me geholpen heeft me bewust te worden van dingen in mezelf. Dat was haar rol en zo zie ik ook de mijne: een leraar geeft dingen aan waardoor een ander iets kan ontdekken. Ik zal een voorbeeld geven. Toen ik pas bij haar trainde, zei ze wel tegen mij  dat ik veel te chagrijnig was, maar in het begin ontkende ik dat, óf was ik zo teleurgesteld in mezelf dat ik nog chagrijniger werd. Dus dat werkte niet.  Dat werkt eigenlijk nooit: door directe kritiek krijg je niet de motivatie om te veranderen.  Maar op een gegeven moment ging ik me realiseren dat als ik chagrijnig of boos was, zij daar hinder van had (ook al ben je meester, het kost wel extra energie), én dat ik in die kwaadheid van mij zelf in een gevangenis zat. Dat wilde ik niet en toen ben ik eraan gaan werken. Mediteren helpt daarbij, want op het moment dat je op je kussen zit, kun je niets doen. Ik werd geconfronteerd met dat hele verhaal in mijn hoofd dat bij die kwaadheid hoorde en ik merkte dat dat eigenlijk nergens op sloeg. Dat is hoe meditatie werkt. Stapje voor stapje gaan er wat lagen verdwijnen.  Je blijft nog wel kwaad, maar je uit het veel minder, de energie die erin meekomt wordt steeds minder, je wordt er steeds alerter op. Je gaat je steeds meer realiseren dat je niet iets wilt doen waarmee je een ander schade toebrengt. En zo kun je jezelf eerder tot de orde roepen en in een andere state of mind brengen. Op den duur stelt dat je in staat om open te zijn. Er spelen in de contacten die je aangaat geen onbewuste emoties, verlangens en gehechtheden meer mee.

 

Jiun roshi met hondje Paco

Jiun roshi met hondje Paco

Wat is het belangrijkste dat jij mensen wilt leren?

Wat ik mensen vooral wil leren en wat ook het belangrijkste is wat ik zelf geleerd heb, is om vertrouwen te hebben. Vertrouwen dat je, wat de omstandigheden ook zijn, in staat bent om die te leven. Of de situatie ideaal is of niet: als je zelf helder aanwezig bent, dan kun je die leven.

Helder zijn betekent dat je dat wat er is kunt waarnemen en kunt beleven op een manier die niet beïnvloed wordt door emoties of verwachtingen. Ik noem dat altijd een direct contact: ik zet er niets tussen, of zo weinig mogelijk. En als ik er iets tussen zet, dan hoop ik dat ik me daar bewust van ben. Stel bijvoorbeeld: ik heb een slechte bui en ik moet op dat moment als meester fungeren, dan hoop ik dat die slechte bui me niet beïnvloedt in wat ik zeg of doe.

Hoe leer je dat dan hier op de Noorder Poort, bijvoorbeeld in sesshins[1]?

Door de structuur en door het zitten in meditatie. Een aantal dingen komen in de loop van de dag steeds terug. Er wordt steeds thee gedronken, steeds gemediteerd, steeds gelopen, steeds gebogen. Uiteindelijk geeft dat een zekere rust. Niet meteen, maar wel na een tijdje (in het begin worstelen veel mensen juist met de structuur). Je weet op een gegeven moment wat er gaat komen, dus daar hoef je niet mee bezig te zijn. Tegelijkertijd, omdat dezelfde dingen steeds terugkomen, merk je dat diezelfde buiging toch steeds weer anders is. Dan denk je: “Hé, dat is interessant. In feite doe ik steeds hetzelfde, maar ik merk dat ik het toch telkens op een andere manier doe”. Je krijgt dus eigenlijk de kans om jezelf in beeld te krijgen. En dat is volgens mij de clou, dat je jezelf op een open manier in beeld krijgt. Op den duur krijg je daar een zintuig voor. In de meditatie ga je zien of bepaalde gedachten en emoties zich spontaan voordoen of dat je een bepaald beeld van jezelf aan het voeden bent, het steeds groter maakt. Als je dat verschil eenmaal kunt zien, dan krijg je de mogelijkheid om jezelf te zien zoals dat zelf zich voordoet, niet zoals jij het zou willen, maar zoals het zich voordoet. Dat stelt je in staat om open te zijn en van daaruit ontstaat vertrouwen: je kunt leven wat zich nu aandient, zonder bang te zijn of verwachtingen te hebben.

En als je alleen in een wekelijkse groep zit? Is dat een heel ander soort zenbeoefening?

Ja, dat denk ik wel, al moet ik daar ook voorzichtig mee zijn. Als ik kijk naar onze maandagavondcursus, dan zijn daar mensen die heel grondig bezig zijn, die in hun dagelijks leven heel serieus oefenen met opdrachten die ik geef en die hetzelfde soort ontdekkingen doen als in sesshins. Maar het loopt erg uiteen. Van sommige mensen die jaren in zo’n groep zitten vind ik het jammer dat ze nooit wat intensiever gaan mediteren. Het blijft dan soms hangen op het niveau van “ik ben me bewust dat ik nu thee drink”, zonder dat het leidt tot inzicht in wat daaronder kan zitten, hoe bepaalde emoties zich daarin kunnen uitdrukken bijvoorbeeld. Dat hangt ook samen met of je zenmeditatie alleen beoefent als ontspanning, om je goed te voelen, of dat je het ook aandurft dat het soms níet prettig is.

Kan iedereen intensief zen beoefenen?

Nee, dat denk ik niet. Je moet een zekere basisstabiliteit hebben om dat te doen, om die confrontatie met jezelf aan te kunnen. En er moet een zekere rust in je zijn. Als die er niet is (en dat kan zelfs fysiologisch bepaald zijn), dan zie je dat die geest zo onrustig is en zo alle kanten op gaat, dat iemand niet aankan wat er allemaal verschijnt in zazen, wat je allemaal gaat zien.

Een veilig traject is daarom dat je eerst eens een weekend doet, dan een vijfdaagse en dan pas een zevendaagse retraite. Als iemand uit een landelijke groep zich meteen aanmeldt voor een zevendaagse retraite, dan nemen we telefonisch contact op en vragen eventueel ook nog aan de leider van de groep wat voor iemand het is. Op basis van die informatie kunnen we dan besluiten iemand toch toe te laten. En als iemand voor het eerst hier in een dai-sesshin[2] komt, dan zal ik er ook altijd voor zorgen dat ik regelmatig contact heb met die persoon. Ik wil iemand regelmatig zien in het persoonlijk onderhoud en ga dan ook nog een beetje extra kijken: hoe ziet hij of zij eruit, gaat het wel goed?

Wanneer is iemand je leerling?

Moeilijk om te zeggen. Er is een heel groot stuk in mij dat zegt: ik héb geen leerlingen.  Zoals je ook niet kunt zeggen: ik héb een vrouw of ik héb een man.

Als je samen traint in een sesshin, dan is er op dat moment een leraar-leerling situatie. Maar als je dan aan het eind van de week weer naar huis gaat, ben je op dat moment niet meer mijn leerling. Als je dan ook nog eens van alles tot je neemt waardoor je niet helder meer bent en je gedreven door je emoties anderen of jezelf pijn doet, dan gedraag je je niet als een leerling van mij. Of omgekeerd: als ik bij mijn familie aan het feesten ben en totaal niet de zenmeester uithang, ben ik op dat moment echt niet de leraar van iemand.

Kijk, de zen-weg beslaat maar een gedeelte van het leven. Mensen blijven verantwoordelijk voor hun eigen leven, en ik vind dat ik hen ook moet helpen om dat te beseffen. Je kunt samen lopen, maar uiteindelijk loop jij, je zet zelf die stappen. Dat vind ik heel belangrijk.

Dus er zitten wat valkuilen in die leraar-leerling relatie; je moet daar heel voorzichtig mee zijn. Je kunt als leraar veel te dominant zijn, veel te veel willen sturen, of te veel willen ingrijpen in iemands leven. Je kunt als leraar heel autoritair zijn, heel hard, van “het moet zo”. Dat is een manier, maar ik denk niet dat het een manier is die past bij hoe mensen in onze tijd en onze cultuur opgroeien. Een leraar-leerling verhouding in heel ouderwetse vorm, één op één, heel autoritair, van je moet dit en je moet dat, past denk ik niet bij de gemiddelde mind van iemand die in onze cultuur opgroeit. Dat werkt ook niet, dat is misschien zelfs wel gevaarlijk. Al ben ik zelf wel zo getraind en al denk ik nog steeds dat Roshi [Prabhasa dharma zenji] voor mij de goede meester was met de goede aanpak en dat ik ook een geschikte leerling voor haar was. Ik was het van huis uit gewend zo geleid te worden, dus voor mij heeft dat heel erg geklopt. Maar ik kan zelf niet op die manier met leerlingen omgaan.

Prabhasa Dharma zenji en Jiun roshi in 1989

Prabhasa Dharma zenji en Jiun roshi in 1989

Welke rol speelt Prabhasa dharma zenji nu nog in je leven?

Wel een heel stuk minder dan het ooit geweest is. Ze speelt in mijn leven nu bijna een rol op dezelfde manier als Shakyamuni Boeddha een rol in mijn leven speelt. Ze is uitermate belangrijk, maar ze is niet meer, zoals jarenlang het geval was, mijn ijkpunt. Als ik me in een situatie afvroeg wat ik moest doen, dan dacht ik: hoe zou zíj het gedaan hebben? Dat denk ik dus niet meer. Ik ben inmiddels te veel veranderd. Ik  wil ook niet meer in haar voetstappen lopen, maar mezelf de kans geven mijn eigen weg te gaan, zoals zij dat trouwens ook gedaan heeft.

Ze heeft jou de namen Jiun Hogen gegeven, met de betekenis Wolk van mededogen – Oorspronkelijke dharma[3]. Wat betekenen die namen voor je?

Ik ben heel blij met die namen omdat ze voor mij duidelijk aangeven hoe mijn weg zich ontwikkelt. Door de naam Hogen, Oorspronkelijke dharma, voel ik de vrijheid om af te wijken van wat zij deed. De naam Jiun, Wolk van mededogen, past omdat ik merk dat ik in de manier waarop ik mensen begeleid, steeds meer vanuit mededogen, medeleven handel in plaats vanuit discipline en strengheid. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat wat ik generaliserend maar even het militaire zen of het Japanse zen noem, ongelooflijk cultuurgebonden is geweest en misschien nog steeds is. Toen ik twee of drie jaar meester was, toen Roshi dus al was overleden, heb ik een soort crisis gehad. Ik merkte steeds meer dat ik me niet goed voelde bij de stijl van strengheid en discipline waarin ik zelf getraind was. Ik vroeg me af of je discipline niet ook anders bij kunt brengen dan met de harde hand, wat losser, wat vriendelijker. Ik weet niet eens of dat per se meer bij me past, maar ik wilde het gewoon liever. Als er een boodschap is die het waard is om in de wereld te zetten, dan is het om open en aardig te zijn naar elkaar toe.  Niet te zacht of te lief, maar gewoon, normaal, open met elkaar communiceren.

Elke meester is anders; jij spreekt in dat kader wel eens over het dharmakarakter van iemand. Wat zie je als jouw dharmakarakter?

Als we het toch over namen hebben: mijn eerste naam was Dharma Udaka, Water van de waarheid.  Dat beeld vind ik nog steeds heel mooi: dat je als water stroomt, waarbij je soms wel hard tegen iets aan komt, als water tegen een steen, maar uiteindelijk stroomt het toch altijd weer verder. Ik weet niet of ik kan zeggen dat dat nu mijn karakter is, maar als een naam, zoals wel gezegd wordt, ook een opdracht aangeeft die je hebt in het leven, dan is dat een opdracht waar ik nog steeds heel veel affiniteit mee heb. Het vat samen hoe ik zou willen leven. Of dat dan ook mijn karakter is: dat hoop ik.

Over de vraag waar dit interview mee begon, namelijk wat nu eigenlijk een zenmeester is, heeft Jiun roshi uiteindelijk een prachtige toespraak gehouden in de dai-sesshin van april jl. Die komt in het volgende nummer van ZenLeven!

 

[1] Sesshin: zenretraite van meestal vijf of zeven dagen

[2] Zevendaagse retraite

[3] De Dharma is de leer van de Boeddha, met als tweede betekenis waarheid