Lied van Angya

Foto Elias Schäferle

Lied van Angya

door Jiun roshi, gebaseerd op een voordracht voor deelnemers aan het  ZenLeven Thuistraject

De weg van de unsui  – de zenmonniken en nonnen – begon vroeger met een pelgrimstocht die bekend is als angya (letterlijk te voet gaan).

Een Chinese meester, Shan-chao, schreef in de tiende eeuw het Lied van Angya. Ik wil het met jullie delen, omdat de meeste aanwijzingen voor unsui, ook bruikbaar zijn voor anderen die zen beoefenen. Ik geef eerst de tekst in mijn vertaling uit het Engels van Daisetz Suzuki in zijn boek The training of the Zen Buddhist Monk (1934) eerst stukje voor stukje, met mijn commentaar. Aan het eind volgt dan nog het hele gedicht.

Ik heb de tekst in de vertaling zo aangepast dat die voor iedereen kan gelden, en niet alleen, zoals bij Suzuki, voor mannelijke unsui.

Lied van Angya

Vastbesloten om hun ouders te verlaten, wat willen zij bereiken?

Ze zijn nu boeddhist, dakloze monniken, en niet meer mensen van de wereld.

Hun geest is altijd gericht op het zich eigen maken van de Dharma.

In dit eerste vers wordt duidelijk dat de tijden zijn veranderd, ook in het leven van de unsui. Unsui worden begint nu niet meer met het besluit dat je je ouders wilt verlaten. In onze sangha betekent het wel dat je gaat wonen en trainen in een zencentrum, maar in je hart verlaat je je ouders en je familie niet. Ook al mediteer, werk en slaap je in het zencentrum, in deze tijd van internet en mobiele telefonie is het vrijwel onmogelijk om niet een mens van de wereld te zijn.

Unsui zijn betekent ook nu dat je je helemaal richt op de studie en beoefening van de Dharma, maar dat gebeurt niet in afzondering. Sterker nog, de beoefening in verbinding met andere mensen, in gezamenlijke activiteiten, met een gemeenschappelijk doel, is een verrijking ten opzichte van de traditionele unsui-training in afzondering.

Het komt herhaaldelijk voor dat zenbeoefenaren mij vragen hen tot thuismonnik te ordineren. In een aantal zentradities in Nederland wordt dit ook gedaan. Na ampele overweging heb ik besloten dit niet te doen, ook als het verzoek wordt onderbouwd met de opmerking: ik leef thuis al als een monnik. Het zal zeker zo zijn, dat het leven thuis als een monnik – alleen of met familie – veel gemeen heeft met het leven van een unsui in een zenklooster of centrum. Maar er zijn een aantal dingen die het unsui leven wezenlijk anders maken dan een zenleven thuis. 

Een paar voorbeelden. 

Als unsui kun je niet: 

  • zelf je tijd indelen; de tijden voor slapen, mediteren, eten en werken liggen vast
  • zelf kiezen wat je wilt eten
  • op ieder moment vrienden en familie ontvangen
  • uitslapen als je daar zin in hebt
  • uitgaan, naar theater, bioscoop, café, restaurant
  • zelf je medebewoners uitkiezen
  • zelf bepalen aan welke sesshins je mee doet
  • ….enzovoort

Het zijn juist ook dit soort dingen op de weg van de unsui die hen helpen te beseffen wat vrijheid eigenlijk is en hoe het zich in het leven manifesteert.

Maar ook voor degenen die niet in een zencentrum verblijven, zal het besluit om zen te oefenen gevolgen hebben voor het dagelijks leven. Naast de sesshins waarin intensief zen beoefend wordt, is het dagelijks leven een onmisbare plek om zen te oefenen en te leven. Juist als mens van de wereld nemen we met regelmaat bewust de zenboeddhistische leer mee in onze dagelijkse activiteiten. De Dharma, de leer van de Boeddha, maken we ons al doende eigen.

Hun gedrag moet zo doorzichtig zijn als ijs of kristal.

Ze moeten niet streven naar roem en rijkdom.

Ze moeten zich ontdoen van allerlei soorten bezoedelingen.

Dit lijken hele sterke voorschriften, maar ik vind ze niet uitsluitend van belang voor unsui. Voor een ieder is het heilzaam om helder te zijn en niet steeds gedreven te worden door de wens om bijvoorbeeld beroemd te zijn of rijk. Door de zenoefening krijgen we zicht op onze emoties, zien we wat de gevolgen zijn wanneer we gestuurd door onze emoties leven. Ieder kan dan voor zich besluiten hoe je wilt spreken, denken en handelen.

Hokusai – Pelgrims beklimmen de berg Fuji – uit de serie 36 gezichten op de berg Fuji (1830-1832)

Ze hebben geen andere weg te gaan dan te gaan met wat is en dat te onderzoeken.

Laten ze getraind worden in lichaam en geest door in de bergen en door rivieren te lopen.

Laten ze bevriend raken met wijze mensen in de Dharma en hun respect betuigen waar ze hen ook tegenkomen.

We kunnen niet alle moeilijke, verdrietige of pijnlijke situaties vermijden. Het helpt om ze onder ogen te zien en goed te kijken wat we ermee willen en kunnen. Dat wat ik ‘de confrontatie met ons zelf’ noem is onvermijdelijk als je zen beoefent[i]. Juist door die confrontatie aan te gaan worden we sterker in lichaam en geest. De meditatie en het kijken naar wat zich aandient in ons en in onze omgeving stimuleert ons het roer recht te houden. Het lichaam als drager van wie we zijn wordt sterk, in balans, en de geest komt tot rust en wordt helder. Ook het samen oefenen en delen van wat we in ons zenleven tegenkomen, met de sangha, met een leraar, maakt ons wijzer en ontwikkelt op natuurlijke wijze het onderlinge respect.

Laten ze de sneeuw trotseren, de bevroren wegen bewandelen, zonder zich te bekommeren om slecht weer.

Laten ze de golven oversteken en de wolken doordringen, en daarmee alle draken en boze geesten verjagen.

Hun ijzeren staf vergezelt hen overal waar zij reizen en hun koperen kruik is goed gevuld.

Met een goed lichaam en een heldere geest lopen we niet meer weg van alles wat we ‘slecht weer’ kunnen noemen. De ijzeren staf en goed gevulde kruik staan in ons dagelijks leven voor dat wat iedereen minstens moet hebben: een dak boven het hoofd, eten en drinken en een veilige omgeving. Zijn die drie er niet, dan zal iemand waarschijnlijk niet open staan voor zenbeoefening. Iemand die met een lege maag ’s nachts buiten moet slapen, wil iets anders dan ons enthousiasme over zen….

Laten ze zich niet ergeren aan de tekortkomingen van wereldse zaken.

Hun vrienden zijn diegenen in het klooster met wie zij de Dharma onderzoeken,

waardoor voor eens en voor altijd de vier proposities en honderd ontkenningen helder zijn.

Ze passen op dat ze niet zomaar door anderen op een dwaalspoor worden gebracht.[ii]

We worden ons wel degelijk bewust van wat er allemaal niet goed is in de wereld en dat motiveert ons om te oefenen, verantwoordelijkheid te nemen voor dat wat we kunnen doen, wat binnen ons kunnen ligt. Steeds weer kunnen we de leer van de Boeddha gebruiken om de juiste manier te vinden om met de alledaagse dingen om te gaan. Het wordt duidelijk dat er een groot verschil is tussen denken, spreken en handelen vanuit een heldere geest of vanuit een verwarde geest. Als we niet helder zijn, kunnen we gemakkelijk op een dwaalspoor raken. In onze tijd zouden we zeggen: pas op voor al die complottheorieën en fake-nieuws: blijf helder, wees wijs en onderzoek het zelf.

Foto Tommy Rau

Nu ze in het klooster zijn, is het hun taak om het grote pad te bewandelen

en niet gehecht te raken aan de wereld, maar vrij te zijn van alle trivialiteiten.

Ze houden zich vast aan de ultieme waarheid en weigeren niet om hard te werken.

Door ons niet te veel in te laten met dingen die ons vastzetten en binden of verslavend werken, hebben we de ruimte om de ultieme waarheid als basis van ons leven te nemen. Helder aanwezig zijn genereert goede energie in ons waardoor we het werk dat we moeten doen, kunnen doen.

Ze sluiten zich af van lawaai en drukte, stoppen het zwoegen en verlangen.

Denkend aan degene die zich in de afgrond wierp en degene die de hele nacht in de sneeuw stond,

verzamelen ze al hun krachten, zodat de glorie van de Dharma-koning altijd in zicht blijft.

Periodes van stilte en rust dragen bij aan vrij zijn van begeerte en onzekerheid. Herinneringen aan moeilijke gebeurtenissen en zware opgaven en het besluit dat anders te willen, geven ons de kracht het ‘ware’ te leven en te zien hoe alles uiteindelijk goed is.

Altijd leergierig in het nastreven van de waarheid, altijd eerbiedig tegenover de ouderen,

wordt hun gevraagd om de kou en de hitte en alle ontberingen te weerstaan,

zolang ze nog niet in de verblijfplaats van vrede zijn aangekomen.

Kunnen we ooit op onze lauweren rusten, zal er ooit een moment komen waarop we denken, nu ben ik er, nu hoef ik niet meer te oefenen en te onderzoeken? Niets veranderlijker dan een mens, niets veranderlijker dan de wereld. Dus we blijven kijken, we blijven leren, we blijven elkaar respecteren.

Ze koesteren geen jaloerse gedachten over wereldse welvaart.

Ze zijn niet neerslachtig alleen omdat ze gekleineerd worden,

maar proberen rechtstreeks in hun eigen aard te kijken, onafhankelijk van anderen.

We realiseren het vrij zijn in ons zelf, in het zelf dat helder en duidelijk is, zo staat in de Bodhisattva geloften. Kijken hoe anderen het (beter) doen, lijden onder hoe anderen zich tegenover ons gedragen, helpen niet om onze Boeddha-natuur te verwerkelijken.

Over de vijf meren en de vier zeeën gaan ze van klooster naar klooster.

Duizenden mijlen over honderden bergen lopen is inderdaad geen gemakkelijke taak.

Mogen ze uiteindelijk de meester in de Dharma intiem onder ogen zien

en geleid worden om in hun eigen natuur te kijken,

zodat dat ze niet langer medicinale planten aanzien voor onkruid.

Het is geen gemakkelijke weg, we moeten er veel voor overhebben en er veel voor doen en laten, maar stapje voor stapje ontwikkelt zich de meester in ons en zien we de dingen zoals ze voor ons in dit moment zijn, met de wetenschap dat het in het volgende moment weer anders kan zijn.

Of we nou unsui zijn of niet, het leven zelf is een vorm van angya. Een reis die we te voet gaan, m.a.w. stap voor stap, en met iedere stap ontstaat de weg. Met het ontstaan van de weg wordt ook zichtbaar waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. En in het komen en gaan realiseren we wie er loopt.

Een goede weg!


[i] Op veel websites van groepen verbonden met de Noorder Poort staat het volgende citaat van Jiun roshi:

Zen is een totale confrontatie met jezelf.
Dat is het wonder van deze oefening,
van het ademtellen, het theedrinken, het lopen en reciteren
het confronteert je met jezelf, niet met de ander of het andere.

[ii] (‘De vier proposities en de honderd ontkenningen’ verwijst naar zaken uit de Indiase filosofie die in die tijd bekend waren, maar voor ons veel toelichting zouden vragen.)


Hier vind je nog eens de volledige tekst.

Van / met / over Jiun roshi

Bijdragen van, met of over Jiun roshi

Heel belangrijk is dat je beseft dat je niets weet. Dan kun je open staan voor wat zich op dít moment aandient. Met name in persoonlijk onderhoud probeer ik heel duidelijk op die stoel van niet-weten te gaan zitten.

Interview met Jiun roshi.

Koanoefening is niet een soort tentamen, niet iets om te kijken of je het goed doet. Het is  een gelegenheid, een kans om het ware te leven. En iedere keer dat je dat moment hebt geleefd, is het deel van jou geworden. Lees

Wat is een zenmeester?

Meditatie is nodig om het onszelf mogelijk te maken anders waar te nemen, ons anders bewust te worden. Toespraak van Jiun roshi over

Omgaan met gedachten, gevoelens en pijn

Waarom wordt er in zen zo vaak in paradoxen gesproken? Weten al die zenmeesters het zelf misschien ook niet?

Jiun roshi over de twee waarheden

Jiun roshi geeft zazen-instructie:

Zitten als een berg.

Hoe ziet een uitslover eruit, hoe zou je die moeten herkennen? Maar ondertussen ga je daar wel met volle energie tegen tekeer. Jiun roshi over

Omgaan met boosheid

Ik deed het huishouden, kookte vaak voor haar, was haar secretaresse en haar chauffeur. Dat alles hoorde bij de training, wás de training.

Jiun roshi: Leven met Prabhasa Dharma

Wat is echte armoede? Wanneer je thee drinkt, ben je dan een man of een vrouw? Wat is eigenlijk het zelf dat je zoekt?

Jiun roshi over Anoja is op zoek naar het zelf

Dat wat zich over mij ontfermt is veel groter dan ik kan bevatten.

Jiun roshi hoort het Erbarme dich

Alles kan je thuis zijn. Dit kan je thuis zijn: slaat bel. En dit is het thuis: schrijft. Jiun roshi over

Naar huis gaan

Als mensen de geloften nemen en bij ordinaties ben ik vaak tot tranen toe bewogen. Jiun roshi over

25 jaar Noorder Poort

Zonder Boeddha’s verlichting zou er geen boeddhisme zijn geweest. Jiun roshi spreekt over

de grondregels van zen

Jiun roshi is zeventig jaar geworden, en om dat te vieren werd een

gingko-boom aangeboden.

Waarom lachte Mahakashyapa? Jiun roshi over

Dharmatransmissie

 

We beoefenen zen niet om altijd op ons kussentje te zitten of om ons te onttrekken aan het leven. Jiun roshi over

Vijf soorten zen


Terug naar voorpagina

De grondregels van zen

De grondregels van zen

Teisho door Jiun roshi

Dit artikel is gebaseerd op een voordracht van Jiun roshi uit december 2021, gehouden tijdens de Rohatsu, de zeer intensieve sesshin die overal ter wereld plaatsvindt rond 8 december, volgens de overlevering de datum van de verlichting van de Boeddha. In deze voordracht verwijst ze naar een aantal klassieke zenteksten, die vaak met hun Japanse namen worden aangeduid. De Dentoroku (Overdracht van de Lamp), De Hegikanroku (Verhalen van de Blauwe Rots) en de Mumonkan (de Poortloze Poort), zijn geschreven tussen de elfde en de dertiende eeuw en bevatten verhalen die als koan gebruikt worden: de meditatie-oefening in de vorm van een vraag waarop het antwoord niet ontstaat uit kennis of redeneren. De Kegon-soetra is een tekst oorspronkelijk geschreven in het Sanskriet en toegeschreven aan de Boeddha, maar pas ver na zijn dood ontstaan. Voor de filosofische onderbouwing van zen geldt deze soetra als heel belangrijk.

Goedemorgen!

Het is duidelijk dat de verlichting van Boeddha voor zen van het allergrootste belang is geweest. Zonder Boeddha’s verlichting zou er geen boeddhisme zijn geweest. Dit uitgangspunt heeft uiteraard invloed op de oefening, op wat we de zenweg noemen. Vanaf het ontstaan van zen tot de dag van vandaag is er steeds discussie geweest over wat belangrijker is: de ervaring van wat we de ware natuur noemen, of de bestudering van de soetra’s. Zoals met veel van dit soort vragen, denk ik dan: vraag niet of-of, maar zie de mogelijkheid van en-en: inzicht en studie zijn beide belangrijk.

Heel behulpzaam op de zenweg zijn de vier zogenaamde grondregels van zen, die al in de zevende eeuw zijn geformuleerd:

  1. Overdracht buiten de geschriften om
  2. Niet steunen op letters of woorden
  3. Direct wijzen naar de eigen geest
  4. Boeddhaschap verwezenlijken door de eigen ware natuur te zien

Overdracht buiten de geschriften om

Niet alleen zijn er vele, vele boeken over boeddhisme, er komen ook vrijwel dagelijks boeken bij over zen. Veel van de zenboeken die nu verschijnen, geven een sterk vereenvoudigd beeld van zen, deels onder invloed van de mindfulness-beweging, deels vanuit de behoefte de lezer te helpen met een voor het verstand begrijpelijke uitleg.

Gelukkig zijn er ook boeken waarvan je kunt voelen dat ze geschreven zijn door iemand die de ware natuur ook echt heeft gerealiseerd. In die boeken wordt de leer niet alleen uitgelegd, maar worden we ook aangemoedigd om zelf datgene te ontdekken en te ervaren wat niet in woorden uitgedrukt kan worden.

In de Dentoroku (Overdracht van de Lamp) staat de volgende dialoog:

Een geleerde monnik, die bekendstond als een goede uitlegger van de soetra’s, kwam op een dag bij meester Enkan. Enkan vroeg aan de bezoeker: ‘Welke soetra’s zou je voor mij willen uitleggen?’ ‘Ik wil een lezing geven over de Kegon-soetra’, antwoordde de monnik. Enkan vroeg hem: ‘Hoeveel dharmawerelden worden er in de soetra genoemd?’ De monnik antwoordde trots: ‘De Kegon-soetra noemt vier soorten dharmawerelden!’ En hij begon een heel betoog over de Kegon-filosofie. Enkan luisterde zonder iets te zeggen. Toen de monnik klaar was met zijn betoog, hield Enkan een waaier omhoog en vroeg: ‘Tot welke dharmawereld behoort deze waaier?’ De geleerde monnik kon die vraag niet beantwoorden. Enkan zei: ‘Je geleerdheid is van geen enkel nut, vind je ook niet? Het is als een kleine lamp, waarvan het licht totaal onzichtbaar is onder de stralende zon.’

Nog een ander verhaal, dit keer uit de Hegikanroku:

Ooit leefde in China een keizer met de naam Bu-Tei, die een toegewijde volgeling was van Boeddha. Hij had een beroemde zenmeester, Fudaishi, uitgenodigd om in het paleis een Dharmavoordracht te komen houden over de Diamant-soetra. De keizer en andere belangrijke hovelingen zaten in de zaal op de lezing van Fudaishi te wachten. Fudaishi ging rustig op de teisho-stoel zitten (de hoge stoel van waaraf een zenmeester de leer verkondigt). Met een stok die hij in zijn hand had, gaf hij vervolgens een klap op de tafel die voor hem stond, waarna hij wegliep zonder een woord te zeggen. De keizer en de rest van het gehoor waren zeer verontwaardigd. De lezing was voorbij.

Geen uitleg, geen woorden, geen begrippen, en toch had meester Fudaishi de hoogste werkelijkheid weergegeven. In de zenoefening wordt dat ons steeds weer getoond: tegenover écht begrip vallen alle concepten weg, hoe goed ze ook zijn, als sneeuwvlokken die in een vuur terechtkomen. 

Dat is ook zo als we met een koan oefenen. Je antwoord moet geen begrip tonen, geen uitleg zijn, geen ding dat je aan me geeft. Je antwoord moet een overdracht zijn buiten de woorden om, ofwel:

Niet steunen op letters en woorden.

Shibayama roshi (1894-1974) schreef een boek met de titel A flower does not talk. Een bloem zegt niet: ik ben een bloem en ik bloei, een vogel zegt niet: ik zing heel mooi! Maar wij mensen verwarren steeds weer wat we hebben ervaren met de uitleg ervan in woorden. We hebben de neiging te denken dat de ervaring zelf in die woorden vervat is.

Nog een mooi voorbeeld uit de Dentoroku:

In de achtste eeuw was er een zenmeester Sekito, waar veel monniken naar toe kwamen. Maar Sekito gaf helemaal geen teisho of andere voordrachten. Op een dag verloren de monniken hun geduld en dwongen de meester zo ongeveer om toch een toespraak te houden. Sekito ging er uiteindelijk mee akkoord, en alle monniken kwamen hoopvol naar de zaal. De meester besteeg kalm de teisho-stoel en zei: ‘Er zijn geleerden om de soetra’s uit te leggen, er zijn filosofen om filosofische verhandelingen te houden. Maar ik ben een zenmeester, en dat moeten jullie niet vergeten.’ Na die woorden kwam hij van de teisho-stoel af en ging terug naar zijn kamer.

Jullie kunnen je waarschijnlijk wel voorstellen dat ik het langzamerhand behoorlijk warm krijg hier. Wat doe ik op deze stoel?!

Meester Sekito wist precies wat zijn leerlingen van hem wilden. En als hij dat had gewild, zou hij ongetwijfeld een prachtige voordracht hebben kunnen houden over de boeddhistische leer, over de werkelijkheid en de boeddhanatuur. Maar hij was ervan overtuigd dat zo’n voordracht geen nut had.

Ook naar meester Tokusan kwam een monnik met een vraag. Hij boog diep voor de meester voor hij zijn vraag stelde. Maar nog voor hij klaar was met buigen, gaf Tokusan hem een stokslag. De monnik begreep er niets van en zei: ‘Ik boog alleen maar voor u en heb nog helemaal niets gevraagd. Waarom sloeg u mij?’ Tokusan antwoordde: ‘Het heeft geen zin om te wachten tot je begint te praten.’

Direct wijzen naar de eigen Geest

Deze grondregel betekent dat als we de waarheid willen ervaren, we een weg moeten vinden uit het dualistische, menselijke denken. Het pad van dat denken is als een doodlopende weg: het gaat nergens heen.

Met de eigen Geest wordt de boeddhageest of de absolute geest bedoeld. De volkomen onbegrensde geest die niet voortdurend beperkt wordt door gedachten en emoties. Direct wijzen naar de boeddhageest betekent: één zijn met dat wat ís, zodat er niets tussen zit: heel rechtstreeks, zonder er iets voor te zetten.

Boeddhaschap verwezenlijken door de eigen ware natuur te zien

Als er al een doel is in zen, dan zou het dit kunnen zijn: Boeddhaschap verwezenlijken door de eigen ware natuur te zien. We hadden het net over onze eigen geest, en nu over onze eigen natuur. Als we het woord “eigen” vervangen door “boeddha”, dan wordt het meteen duidelijk: de boeddhageest en de boeddhanatuur, onverbrekelijk met elkaar verbonden.

Boeddhanatuur is de wortel van ons wezen. Het is niet iets dat we door de jaren heen ontwikkelen, het is niet iets dat we kunnen bereiken. Het is de absolute natuur. De zenoefening gaat om direct kijken in die eigen natuur. Dus we zeggen niet dat je je ware natuur moet begrijpen. In plaats van kijken in zeg ik meestal: realiseren van.

De eigen ware natuur zien wordt in het Japans kensho genoemd, en een kensho wordt beschouwd als een spirituele ervaring. Dus deze vierde grondregel zegt ons dat we boeddhaschap kunnen verwezenlijken door bepaalde spirituele ervaringen. Het woord boeddha heeft hier de oorspronkelijke betekenis van het Sanskriet: verlicht, of ontwaakt. Het verwijst dus niet naar een almachtig, absoluut wezen buiten onszelf. Het verwijst juist volledig naar ons mens-zijn.

Als we nu de laatste twee grondregels samen nemen, zien we wat zen ons leert:

  1. het dualistische onderscheid van ons bewustzijn te overstijgen,
  2. werkelijk en direct in de boeddhageest één te zijn met dat wat is en
  3. zo onze ware natuur te verwezenlijken.

We openen onze spirituele ogen voor een nieuw zicht en ontwaken als een nieuw zelf. Toen Prabhasa Dharma roshi zei: sterf nu, leef later, verwees ze daarnaar. Het zelf dat gebonden is aan het idee van ik-en-ander sterft, en een nieuw, alomvattend zelf wordt geboren, steeds weer, van moment tot moment.

Dat betekent natuurlijk niet, dat we in zen dualistisch denken en begrip volledig afwijzen. Maar in zen is het belangrijkste niet om ons intellect te ontwikkelen of nog meer te gaan begrijpen, maar om te zien wat daarvóór ligt. Wat is het vóór we ja of nee zeggen. Wat is het vóór we het groot of klein noemen?

Daarom zei meester Sosan: als je niet kiest, als je verschillen niet cultiveert, dan is de weg van de Boeddha helemaal niet moeilijk, dan is het realiseren van de boeddhanatuur helemaal niet moeilijk. Deze boeddhanatuur is nooit van ons gescheiden geweest, hij is er altijd. Verlichting is deel van ons wezen en daarom zijn alle mensen in aanleg Boeddha. In de Diamant-soetra staat: ik ben verlicht en ben dat altijd geweest, tegelijk met het begin van het universum. Geen verschillen cultiveren betekent zo volledig stil worden dat niets meer beweegt, dat je rechtstreeks ervaart, zonder dat er een dualiteit van subject en object ontstaat.

Koan-oefening helpt ons om die niet-dualiteit te verwerkelijken.

Daarnaar verwijst bijvoorbeeld nummer 11 uit de Mumonkan:

Meester Joshu kwam bij een kluizenaar en vroeg: ‘Ben je thuis? Ben je thuis?’ De kluizenaar liet zijn vuist zien. Joshu zei: ‘Het water is te ondiep voor een schip om zijn anker uit te gooien.’ En hij ging weg. Toen kwam hij bij een andere kluizenaar en riep: ‘Ben je thuis? Ben je thuis?’ Deze kluizenaar liet ook zijn vuist zien. Joshu zei: ‘Je bent vrij om te geven of te nemen, te doden of leven te geven’, en hij boog voor hem.

Het commentaar van meester Mumon is:

Beiden lieten hun vuist zien. Waarom keurde meester Joshu de ene goed en de andere af? Zeg me, waar zit het probleem?

Als je daar een sleutelwoord over kan zeggen, dan zal je zien dat Joshu spontaan zegt wat hij wil zeggen en dat hij volledig vrij is om de ene te prijzen en de andere af te keuren.

Trouwens, weet je dat het juist de twee kluizenaars waren die de ware natuur van Joshu zagen?

Als je zegt dat de ene kluizenaar beter was dan de andere, dan heb je nog niet het echte zen-oog. Maar ook als je zegt dat er geen verschil is tussen die twee, heb je nog steeds niet het echte zen-oog.

Alleen als we ons hebben bevrijd van zulke verschillen als tussen ja en nee, tussen Boeddha’s en niet-Boeddha’s, alleen dan zijn we in staat om dit ja en nee, dit zijn en niet-zijn, vrijelijk te gebruiken.

Vrijelijk keurde meester Joshu de ene kluizenaar af en prees de andere. Je hebt je zen-oog nodig om te zien dat meester Joshu in zijn verwerpen en prijzen volledig vrij was van enige dualiteit.

Oefen vlijtig; de tijd gaat snel!

Aanbieden Gingkoboom

Aanbieden Gingkoboom

Door Ajit Peters

Afgelopen jaar op 30 november werd Jiun roshi zeventig. Omdat het zo kort na de start van het jubileumjaar viel, wilde ze niet dat dat heel groots gevierd zou worden, maar de besturen van de Noorder Poort en van de vier nationale zeninstituten wilden het ook niet helemaal onopgemerkt voorbij laten gaan.

Terwijl Modana en Jiun roshi in de ochtend samen weg waren, kwam het plaatselijke loonwerkbedrijf Dolsma het cadeau planten: een meerstammige ginkgo. Ik hielp hen daarbij en plaatste ook nog wat vlaggetjes van de betrokken landen (Nederland, Duitsland, Spanje en de VS), en een doorkniplint, en toen was het in een lichte regenbui wachten op de komst van Jiun roshi.

Auke Selbach, lid van het bestuur van de Noorder Poort, hield een toespraak en had ook nog een ander cadeau. Jiun roshi had aangegeven voor haar zeventigste verjaardag het liefst bijdragen voor de nieuwe zendo te mogen ontvangen. Een oproep daartoe aan de sangha had een bedrag opgeleverd van € 20.650, dat hij haar symbolisch overhandigde. Ook maakte hij het totale bedrag bekend dat was binnengekomen voor realisatie van de nieuwe zendo, op dat moment € 125.003.   

Na afloop stond er voor iedereen een hapje en een drankje klaar en werd de dag op een mooie manier afgesloten.

Verduurzaming

Verduurzaming: zonnepanelen en isolatie

door Jiun Hogen roshi

Eind 2021, bij het 25-jarig bestaan van de Noorder Poort, startte een grote actie onder de naam NP25+, aanvankelijk om een nieuwe zendo te kunnen bouwen. Begin 2022 viel Rusland Oekraïne binnen met alle bekende gevolgen onder de noemer energiecrisis. Door de energiecrisis kwam de klimaatcrisis ook op de voorgrond te staan. Ons bestuur besloot daarop dat het voor het klimaat en voor onze eigen financiën beter was om het gedoneerde geld te besteden aan het verduurzamen van de Noorder Poort. Alle donateurs zijn daar toen van op de hoogte gesteld.

Samen met Krijn Braber van het adviesburo Infinitus en sanghalid René Kres heeft het bestuur het verduurzamingsplan opgesteld. Voorafgaande aan de eerste stappen, het isoleren van alle spouwmuren en het plaatsen van 62 zonnepanelen, is er een flora- en faunascan gedaan, waaruit bleek dat er geen gevolgen waren voor wettelijk beschermde plant- en diersoorten. In januari wordt ook het kantoorhuis aangepakt: o.a. het dak wordt geïsoleerd en al het enkele glas wordt vervangen door HR++-glas.

  • De start

Na deze stappen krijgen we goed zicht op wat ons energieverbruik zal zijn, zodat we door kunnen gaan met de volgende stap: het installeren van een warmtepomp. 

Voor een dergelijke stap is ons NP25+ budget op dit moment echter niet toereikend. Dus: het project NP25+ loopt nog steeds en alle verdere bijdragen zijn heel welkom, op NL96TRIO 0197 61 9223 onder vermelding van NP25+

Vijf soorten zen

Vijf soorten zen

Toespraak van Jiun Hogen roshi in het zen weekend van juni 2023

Goedemorgen. Wat een gemêleerd gezelschap: sommigen van jullie zijn net met zen begonnen, anderen zijn al lang bezig. Ik begin met een uitspraak van mijn meester: Zen is niet iets om te begrijpen: het kan alleen worden ervaren – het is het leven zelf. Het is niet iets dat je weet, maar dat je leeft! De zenmanier van leven is ieder moment volledig leven. En dat wat we gewoonlijk het leven noemen is niets anders dan een eindeloze opeenvolging van individuele momenten die ontstaan, zich ontvouwen en nadat ze zich voltooid hebben weer voor altijd verdwijnen.

Toen ik in 1982 met zen begon, waren er nog niet zoveel boeken over zen en zeker niet in het Nederlands. Er was wel in 1980 een boek uitgekomen van Kapleau roshi, genaamd De drie pijlers van zen. In dat boek beschrijft hij vijf verschillende soorten zen, een indeling die ooit door één van de Chinese zenmeesters  is gemaakt. 

De eerste is wat je ‘gewoon zen’ zou kunnen noemen, bompu zen in het Japans. Dat is een vorm van zen die geschikt is voor iedereen en die vrij is van enige filosofische of religieuze inhoud. Er wordt daarbij dus geen link gelegd naar het boeddhisme of naar een andere religie of levensfilosofie. Bompu zen is een basistraining waarin je leert je geest op één punt te richten. Het gaat daarbij niet zozeer om inzicht in de essentie van het bestaan of in de aard van het zelf, maar vooral om lichamelijke en geestelijke ontspanning en gezondheid en soms ook uitsluitend om het verbeteren van het concentratievermogen. 

De tweede vorm van zen is ‘buitenweg-zen’, gedo zen in het Japans. Die wordt zo genoemd omdat bij buitenweg-zen iets anders dan de boeddhistische leer het referentiekader vormt. Er is nu dus wel sprake van een religieuze of filosofische inhoud, maar die is niet boeddhistisch. Een goed voorbeeld hiervan is zenmeditatie binnen een christelijke context, zoals die bijvoorbeeld in Nederland in enkele kloosters en abdijen gestalte heeft gekregen. 

Een andere vorm van buitenweg-zen is de beoefening van zen met het doel om bepaalde krachten en vermogens te ontwikkelen. Deze vorm komt misschien in onze tijd niet zoveel meer voor, maar is wel een vorm die in deze opsomming thuishoort. Dat de buitenweg-zen niet tot de boeddhistische zen wordt gerekend, is terug te voeren op uitspraken van de Boeddha. Meditatie met als doel het ontwikkelen van zogenoemde bovennatuurlijke of paranormale gaven, keurde de Boeddha af. Hij erkende bovennatuurlijke gaven en krachten als verschijnselen die zich kunnen voordoen ten gevolge van meditatie, maar was van mening dat die verder geen speciale aandacht verdienden. Tijdens (intensieve) meditatie kunnen zich visioenen, hallucinaties, fantasieën en openbaringen voordoen. Die vatten wij samen in het begrip makyo, de wereld van Mara de verleider, die de verpersoonlijking is van alles wat je op de boeddha-weg in verwarring kan brengen. Kapleau zegt het zo: een prachtig visioen van een boeddha betekent niet dat je zelf dichter bij het boeddhaschap bent gekomen, evenmin als een droom over rijkdom betekent dat je meer geld hebt als je wakker wordt. Op zich is er niets mis met deze verschijnselen, zolang we ons er niet door laten verstrikken. 

De derde vorm van zen noemen we kleine voertuig-zen, shojo zen. De bevrijding van jezelf is het doel van deze vorm van zen. Je zit voor jezelf. Het voertuig is zo klein dat je er alleen zelf in kunt zitten; dit in tegenstelling tot het grote voertuig, waarin ook anderen mee kunnen. De valkuil van deze vorm van zen is dan ook dat je je niet echt openstelt voor je omgeving en dat er daardoor geen ruimte is voor bijv. mededogen of betrokkenheid.

Het grote voertuig, mahayana in het Sanskriet of daijo in het Japans, is de vierde vorm van zen, die haar wortels heeft in het latere boeddhisme. Deze vorm richt zich op het inzicht in ons ware zelf en op het verwezenlijken daarvan in ons dagelijks leven, en is onlosmakelijk verbonden met de vijfde vorm van zen, het hoogste voertuig. Dat is de vorm van zen waarin het zitten in absoluut samadhi centraal staat. Het is de vorm van zen waarin alle onderscheidingen zijn weggevallen, het is het boeddha zijn op de top van de berg, het is de grote dood. Deze zen is echter niet de zen van het dagelijks leven, het is de zen van zazen, het zitten in diepe verzonkenheid, het totaal jezelf vergeten zijn. Vandaar dat deze vorm van zen eigenlijk pas zijn waarde krijgt als hij zijn weerslag vindt in de vierde vorm, in het grote voertuig, in het leven van alledag. 

We beoefenen zen niet om voor eeuwig en altijd op ons kussentje te zitten of om ons te onttrekken aan het leven. We trekken ons hoogstens tijdelijk terug in het diepste van ons wezen, daar waar alle grenzen zijn weggevallen, om ons vervolgens in de wereld van alledag te begeven als een groot voertuig. Dat wil zeggen in het besef dat alles wat we doen een ondeelbaar geheel vormt met dat wat we de rest van de wereld noemen.

Het beoefenen van dit boeddhistische zen betekent dan ook dat we toevlucht nemen in de Boeddha, in de Dharma en in de Sangha. Als we toevlucht nemen in de Boeddha erkennen we het boeddhaschap als een reële mogelijkheid voor onszelf. Het zelf zoals het nu hier aanwezig is, heeft de potentie zich als Boeddha te verwerkelijken. Daar vertrouwen we op en daarom nemen we toevlucht in de Boeddha, zijnde een kwaliteit in onszelf. Verder betekent het ook dat we de kwaliteiten van het Boeddha zijn waarderen en ook daarin toevlucht nemen: wijsheid, zelfloze allesomvattende liefde en mededogen, vrij zijn van angst. 

Toevlucht nemen in de Boeddha betekent in zijn consequentie ook dat we toevlucht nemen in ieder levend wezen. Dat is een zeer moeilijk aspect van de weg. Dat ik toevlucht neem in de Boeddha in mijzelf, oké, dat klinkt goed en aangenaam, maar toevlucht nemen in de Boeddha in je buurvrouw met wie je net ruzie hebt of in de kinderen die stierlijk vervelend zijn, dat is moeilijk. Dat betekent overigens niet dat we alles wat levende wezens doen goedkeuren; het betekent dat we ervan uitgaan dat alle wezens in potentie Boeddha zijn. Dat is ons uitgangspunt, dat is de toegang om haat en oorlog te transformeren in liefde en vrede. De potentie van vrede en harmonie is in ieder van ons aanwezig.

Als we toevlucht nemen in de Dharma hebben we vertrouwen in de wet van het universum, in de wetmatigheden volgens welke alles ontstaat en vergaat in onderlinge afhankelijkheid. Het woord Dharma heeft ook betrekking op de leer van de Boeddha die onder andere zegt dat we niet vrij zijn, want we zitten gevangen in onze voorstellingen en wensen, in onze voorkeur en afkeer. Dat gevangen zitten, op welke manier dan ook, noemde de Boeddha dukkha

Hoe kunnen we vrij zijn van dukkha? Hoe kunnen we vrij zijn van ontevredenheid en lijden? De Boeddha leert dat hebzucht, kwaadheid en onwetendheid de wortels zijn van ons lijden. Hoe kun je ervoor zorgen dat je niet meer kwaad wordt, dat je niet meer hebzuchtig bent, dat je niet meer onwetend bent?

Ons antwoord daarop in ons dagelijks leven is dat we de oplossing meestal in de buitenwereld zoeken. Onze onwetendheid proberen we op te heffen door zoveel mogelijk kennis te verzamelen uit discussies met anderen, uit boeken en van het internet. Als we boos zijn op iemand, dan gaan we er vanuit dat de oorzaak van onze boosheid bij de ander ligt. Immers, als die ander zich nou maar gedraagt zoals ik het wil, dan hoef ik ook niet meer boos te zijn. Zo zeggen we ook heel gemakkelijk dat een ander ons boos maakt.

De oplossing voor het probleem van onze hebzucht zien we helemaal eenvoudig: die verdwijnt wel als we krijgen wat we willen. Zo gaan we er vanuit dat onze kwaadheid, onwetendheid en hebzucht veroorzaakt worden door de zogenaamde buitenwereld, door de ander, en dus zoeken we de bevrijding van dit alles in de buitenwereld, in de ander, desnoods met geweld. 

De Boeddha heeft het jezelf bevrijden op een andere manier aangepakt. Hij ontdekte dat vrij en tevreden zijn niet afhankelijk is van externe factoren, maar dat de kern van bevrijding in een ieder van ons zit, onvoorwaardelijk.

De Boeddha heeft ons nooit voorgehouden dat bevrijd zijn betekent dat je altijd gelukkig bent of dat je je altijd goed voelt. Of dat je je altijd kunt concentreren, of dat je altijd ontspannen bent, of dat je altijd goed kunt werken. De Boeddha ontdekte dat het mogelijk is om te gaan met het onaangename zonder eronder te lijden, zonder erop te moeten reageren met vechten of vluchten.

Van de drie wortels van het lijden beschouwen we in zen onwetendheid of verwarring als de belangrijkste. Daarom ligt het accent in de zenoefening op het ontwikkelen van wijsheid en in het verlengde daarvan op mededogen. Wijsheid en mededogen zijn als de vleugels van een vogel: je hebt ze alle twee nodig om te kunnen vliegen. 

Als je diep in meditatie zit, kun je het zelf verwerkelijken dat niet door drijfveren als boosheid, jaloezie, angst of spanning gestuurd wordt. Als je jezelf in zazen helemaal geeft aan je oefening, bijvoorbeeld aan het tellen van je adem, is er geen ruimte om je met boosheid te identificeren. 

Op het moment dat je jezelf daarbij verwerkelijkt als ééééén is zelfs het idee van het ik, het zelfbewustzijn, voor dát moment opgelost en daarmee zijn ook hebzucht, kwaadheid en onwetendheid opgelost. 

Als we toevlucht nemen in de Sangha dan nemen we toevlucht in elkaar. We hebben elkaar nodig, want de weg van de Boeddha is geen gemakkelijke weg omdat we onderweg geconfronteerd zullen worden met onze verwarring, onze boosheid, onze hebzucht en onze angst. We ondersteunen elkaar door samen te oefenen.

We oefenen samen in stilte zodat we het stiltepunt in onszelf kunnen ontdekken. Vanuit dit stiltepunt, wat je ook je ware thuis kunt noemen, verschijnen we in de wereld. Maar om dat ware thuis te realiseren is het heel belangrijk om ook echt stil te zijn, om stil te zitten. Dat is de belangrijkste regel hier: in de zendo is het héél stil, je ademt onhoorbaar, je beweegt je niet. 

Dus mijn aanbeveling voor degenen die net met zen beginnen en natuurlijk ook voor de anderen: ga heel stil zitten, ga niet in op iedere impuls van het lichaam om te bewegen. Merk dat die impuls er is, maar doe niets, blijf onbeweeglijk zitten. Zorg aan het begin van een meditatieperiode eerst dat je in de juiste houding zit en ga dan de adem tellen. Dat wil zeggen dat je de getallen van één tot en met tien uitademt. Je hebt als het ware tien mantra’s. Zolang je uitademing duurt, adem je het getal uit vanuit je buik. Daar zit je aandacht. Waarschijnlijk raak je soms afgeleid. Op het moment dat je geen idee meer hebt bij welk getal je bent, begin je weer bij ééééén. En ook als je ineens bij veertien bent, ga terug naar ééééén

Dat vraagt best wel wat discipline. Maar gelukkig zitten we samen en dat zal je helpen om door te gaan.

Een goede dag!

Over Dharmatransmissie

Over Dharmatransmissie in onze sangha

door Jiun Hogen roshi

De ordinatie van drie zenmeesters is voor mij een zeer vreugdevolle aanleiding iets te schrijven over Dharmatransmissie in onze sangha. Wat is het, wat wordt er overgedragen? 

In de Mumonkan, een verzameling van koans, wordt in de zesde koan beschreven hoe de boeddha de Dharma doorgaf aan Mahakashyapa:

Toen Shakyamuni Boeddha op de berg Grdhrakuta was, hield hij voor zijn toehoorders een bloem omhoog en draaide die tussen zijn vingers. Iedereen zweeg. Alleen Mahakashyapa glimlachte spontaan. De Boeddha zei: “Ik heb het Ware Dharma-oog, de Wonderbaarlijke Geest van Nirvana, de Ware Vorm van het Vormloze en de subtiele Dharmapoort. Het is niet afhankelijk van woorden en wordt op bijzondere wijze buiten iedere leer overgedragen. Nu heb ik het aan Mahakashyapa toevertrouwd.”

Een prachtig verhaal met weinig woorden. Logisch dat we er vragen over gaan stellen: Wat voor bloem was het? Waarom lachte Mahakashyapa? Wat is het Dharma-oog? Hoe kan het vormloze een vorm hebben? Wat is de Dharmapoort hier? Als het buiten iedere leer wordt overgedragen, is het dan wel boeddhistisch?

En tenslotte, als het niet afhankelijk is van woorden, hoe kun je al deze vragen dan beantwoorden?

De Boeddha zal ongetwijfeld ook iets gezegd hebben, uitgeweid hebben over de Dharma, maar daar wordt in de koan niets over gezegd. De koan beperkt zich tot die belangrijke gebeurtenis die onafhankelijk is van woorden. 

Tijdens een sesshin in Nederland in 1983 kwam mijn meester Gesshin Prabhasa Dharma de zendo binnen om een teisho te geven. Ze ging zitten, pakte de klappers, sloeg ermee en zei: “Dit was mijn teisho voor vandaag,” en ging weer weg.

Mahakashyapa zou geglimlacht hebben; wij sesshindeelnemers bleven verbouwereerd en teleurgesteld achter, we hadden zo graag iets uitgelegd gekregen.

Dharmatransmissie is onafhankelijk van woorden. De Boeddha en Mahakashyapa kwamen samen in een vormloos, tijdloos gebeuren. Er werd niets gegeven en niets ontvangen. Wanneer we een poging doen te beschrijven wat er gebeurde, zijn we uit de werkelijkheid van dit moment gevallen.

Wanneer ik probeer te beschrijven wat Dharmatransmissie is, brand ik mijn tong en smelt mijn pen.

Dit gezegd hebbend, zal ik iets vertellen over de ordinatie van leraren, osho’s en roshi’s in onze sangha. De meeste zenscholen volgen in grote lijnen de traditie, maar hebben vaak wel een eigen vorm daarin gevonden zowel wat de ordinatie zelf betreft als de weg daarnaartoe.

In onze sangha van het International Zen Institute zijn er mensen aangesteld die vanuit hun eigen zenbeoefening en ervaring anderen begeleiden. 

Om te beginnen kennen we meditatieleiders die regelmatig een bijeenkomst leiden waarin samen gemediteerd wordt. Zij zijn geen leraar, maar kunnen wel de eerste instructies geven voor de zenbeoefening. 

Na het voltooien van een training van minimaal drie jaar volgt de ordinatie tot zenleraar, in een openbare ceremonie. Zenleraren mogen Dharma-onderricht geven en toespraken houden, indivuele begeleiding geven in dokusan en een aantal zenboeddhistische ceremonies leiden. Zij mogen geen koanbeoefening begeleiden en geen gelofteceremonies doen.

De eerste vorm van transmissie wordt tempeltransmissie genoemd; het is de ordinatie tot zenpriester (osho) in een openbare ceremonie. Traditioneel was deze ordinatie  voorbehouden aan degenen die als unsui getraind hebben. Tegenwoordig kunnen echter ook leken tot osho worden benoemd. Osho’s mogen in afstemming met hun zenmeester leerlingen in de koanbeoefening begeleiden. Ook mogen zij de Bodhisattva-geloften geven.

Wat Pho, Bangkok

De tweede vorm van transmissie is de Dharmatransmissie, de ordinatie tot zenmeester (roshi). Deze Dharmatransmissie vindt plaats in een privé vertrek in het zencentrum en is dus niet openbaar. Zenmeesters worden opgenomen in onze opvolgingslijn: de Lieu-Quan school in de Vietnamese Lam Te Rinzai Zen-traditie.

Zenmeesters van onze sangha volgen hun wijsheid en compassie in al hun denken, spreken en handelen, maar houden zich wel aan de manier van zenbeoefening zoals die in het International Zen Institute is vastgelegd.

Alle meditatieleiders, leraren, osho’s en roshi’s komen jaarlijks met de eigen groep bijeen om hun werkzaamheden onderling te bespreken.

Het International Zen Institute is de overkoepelende spirituele organisatie waaronder alle groepen, centra, dharmahuizen en instituten vallen. Het bestuur van het International Zen Institute is samengesteld uit alle osho’s en roshi’s onder voorzitterschap van de spirituele leider, de ‘oudste’ roshi in de opvolgingslijn. 

Geen enkele transmissie is een waterdichte garantie voor de kwaliteit van het leraarschap. Je mag er wel van uitgaan dat iemand:

  • in staat is de Boeddha-natuur te realiseren en te manifesteren
  • vastbesloten is om door te gaan met de zentraining en -beoefening
  • zich bewust is van en verantwoording neemt voor de rol binnen de sangha
  • emotioneel stabiel is en vastbesloten is om de Bodhisattva-geloften te volgen

Tot slot: wanneer ik, Jiun roshi, iemand tot zenmeester ordineer, betekent dit dat ik ervan overtuigd ben dat diegene genoeg of nog meer in huis heeft om een goede en heilzame invulling te geven aan het meesterschap. Zoals de Boeddha het toevertrouwde aan Mahakashyapa, zoals Gesshin Prabhasa Dharma het toevertrouwde aan mij, zo heb ik het toevertrouwd aan Jishin Tetsue roshi, Anshin Tenjo roshi, Myoko Suigen roshi en Myoshin Jigen roshi.

In grote dankbaarheid aan allen die ons zijn voorgegaan en aan allen die zullen volgen,

Mogen alle wezens tevreden zijn en vrij zijn van lijden.

Interview Jiun roshi NP 25

In een vraaggesprek met Jiun roshi kijkt Threes Voskuilen terug op het vijfentwintigjarig bestaan van de Noorder Poort. Dit jubileum wordt een heel jaar lang gevierd met allerlei activiteiten. Het feest is op 16 oktober begonnen en duurt tot oktober 2022. Velen kennen inmiddels de Noorder Poort vanuit eigen, directe ervaring.

Opening 1996 – Prabhasa Dharma zenji, Thich Man Giac en Jiun roshi

De Noorder Poort bestaat 25 jaar

Het is feest

Het hoofdgebouw van de Noorder Poort aan de Butenweg ligt achter een houtwal. Tussen de stammen van de oude eiken glanst het nieuwe, grijze pannendak zachtjes in het licht. Aan de uitstraling van de boerderij is iets monumentaals toegevoegd toen twee jaar geleden het rieten dak vervangen werd. De landschapstuin vormt een vrijwel ononderbroken geheel met de vele hectaren weide en veenmoeras rond de Wapserveense Aa. De betonnen paden waarop kinhin wordt beoefend, harmoniëren wonderwel met dit grasland en haar waterpoelen. Op het ogenblik wonen en trainen vijf unsui’s bij zenmeester Jiun Hogen roshi en de sesshins zijn vol.

De Noorder Poort is het centrum van de sangha van het International Zen Institute, het IZI. Wil je hier iets over vertellen?

De Noorder Poort is het feitelijke hart van de sangha, maar het International Zen Institute is in Amerika begonnen. Gesshin Prabhasa Dharma roshi was matriarch in de 45e generatie van Vietnamese Rinzai lineage. Tussen 1985 en 1997 gaf zij vaak retraites van zeven weken in de Mojavewoestijn, in Zuid-Californië. Daar kwamen heel veel mensen naartoe. Ook in Europa gaf Prabhasa vaak sesshins. Ze reisde van het ene land naar het andere en veel studenten begonnen met haar mee te reizen. Zo groeide de sangha, ontstonden er lijnen tussen Amerika, Duitsland, Spanje en Nederland.   

In 1989 heb ik het Dharmahuis in Miami opgezet, dat na mijn vertrek naar Europa in 1993 door Soan Poor werd geleid. Nog steeds ga ik jaarlijks naar Miami om daar sesshins te geven. Via Ramon Hernandez ging de lijn van de sangha naar Spanje. Tetsue roshi, die ik in 2016 tot zenmeester benoemde, traint en begeleidt de mensen in Spanje.

Tenjo woonde zes jaar als unsui op de Noorder Poort en leidt nu al vijf jaar een Dharmahuis in het centrum van Leeuwarden.  In Duitsland, in Euskirchen heeft Jigen vorig jaar een nieuw Dharmahuis geopend. In de vorige editie van Zenleven staat een mooi interview met haar.

De Noorder Poort is voor veel mensen niet zo ver weg, want Drenthe grenst aan Duitsland. Vrijwel steeds zijn er mensen uit Duitsland bij ons. Tijdens de sesshins op de Noorder Poort wordt dan ook zowel Duits als Nederlands gesproken.

Wat was de aanleiding om een eigen centrum te willen stichten?

Prabhasa Dharma roshi was Duitse van geboorte en woonde in Amerika. Als zij voor sesshins en onderricht naar Europa  kwam, verbleven we meestal in katholieke kloosters. We moesten altijd van alles meenemen en inrichten, om de ruimten geschikt te maken voor sesshins. Dat was steeds heel hard sjouwen. Het aanpassen aan wat ter plaatse mogelijk was vroeg bovendien vaak de nodige tact. Op de Tiltenberg, die destijds nog van de Graalvrouwen was, mochten we bijvoorbeeld vanwege het tapijt geen thee in de zendo drinken. Ook kon je niet zomaar een paar dagen eerder komen of langer blijven, want het was nu eenmaal niet onze plek. Bovendien kwam het geld dat aan andere centra werd uitgegeven niet ten goede aan een eigen plek. De wens van Prabhasa en de sangha om een eigen centrum te hebben werd  dan ook steeds sterker.

Jiun roshi in 2000 en in 2021

Kun je iets vertellen over hoe de Noorder Poort begonnen is?

In 1993 ben ik van Miami naar Duitsland gegaan omdat we het centrum daar wilden vestigen. Het eerste project mislukte. Daarna is er nog een tweede project geweest, maar ook dat ging niet door. In die tijd was ik veel in Emmen bij mijn zusje, die heel ziek was. Na haar overlijden zocht ik contact met een Nederlandse makelaar, die met de Noorder Poort kwam. We konden de Noorder Poort met een halve hectare grond kopen voor 1,2 miljoen gulden. Het grote voordeel in vergelijking met de andere projecten was dat we hier direct konden beginnen, want alles was in een redelijke staat, klaar om te gebruiken. Samen met Modana en mensen uit de sangha ben ik vanuit Modana’s huis in Amsterdam begonnen met het leggen van de basis voor de Noorder Poort. We verkenden intensief de omgeving en maakten een ondernemingsplan, met ook de  juridisch/fiscale constructie. Het lukte om op basis daarvan de financiering rond te krijgen, voor de helft met donaties uit de sangha en voor de rest met een hypotheek.

De allereerste sesshin.

In de zomer van 1996 deden we een ‘proef’-sesshin met Roshi. We hadden op dat moment een voorlopig koopcontract, maar we waren nog geen eigenaar. Ik zal deze allereerste sesshin met Roshi nooit vergeten. Waar nu de theekamer is, was toen een bar met biertap. Waar nu de zendo is, hing nog een groot televisie scherm aan de wand en ergens stond een biljart. Op de tweede dag van de sesshin kwamen er plotseling voortdurend straaljagers over die oefeningen hielden vanuit een militaire basis in Leeuwarden. Ik was ontzet en vond dat alles doordringende geluid  vreselijk. Dat lawaai waren we niet tegengekomen tijdens de grondige verkenningen van de omgeving. Roshi moest me toen echt geruststellen. Uiteindelijk is het gelukkig meegevallen. De straaljageroefeningen zijn eerst verminderd en uiteindelijk bijna helemaal gestopt. Op 12 september 1996 werden we eigenaar en vier weken later op 12 oktober was de opening.

Opening 1996

Hoe vond Prabhasa het?

Roshi vond het fantastisch en zei direct toen ze het zag: “Dit is het helemaal”. Wat ze heel prettig vond was de openheid van het landschap, het gebouw zelf en dat er al kamertjes waren met een eigen douche en toilet. Maar vooral de openheid vond ze heel belangrijk. De plekken waar we voorheen waren, lagen vaak meer besloten in het bos. Ze zei: “Dit is voor de mind veel beter,” want, zei ze: “Nederland is al zo’n klein land en jullie hebben al zo’n kleine mind, daarom is het goed als het open is”. Ze vond het prachtig.

Toen Prabhasa Dharma roshi stierf, veranderde er heel veel tegelijk. Hoe was dat?

Roshi overleed op 24 mei 1999. Kort daarvoor, op 5 mei, heeft ze mij tot zenmeester en opvolger benoemd. Het was in het begin niet gemakkelijk, iedereen moest wennen aan de nieuwe situatie. Het was spannend of mensen wel zouden blijven komen, want ik was dan wel jaren lang Roshi’s assistente geweest en vrijwel altijd bij haar, de mensen kwamen voor Roshi. Voor ze stierf, benoemde ze, naast de leraren die er al waren, een aantal nieuwe leraren. Ik moest wennen; Roshi zat in mijn mind, maar het heeft wel vijf tot tien jaar geduurd voor ik mijn eigen stijl vond, en de nieuw benoemde leraren moesten wennen aan de nieuwe zenmeester. Het was een enerverende periode.

Bewoners rond 2000: vlnr Modana, Kishin, Shin-Yō, Iretsu, Jiun roshi, Doshin, Pavana, Nitiman, Anshin Tenjo

Als je terugkijkt op deze vijfentwintig jaar, wat komt er dan het eerste in je op?

Dat er heel veel veranderd is. We hebben veel meegemaakt met de mensen die hier zijn geweest en we maken veel mee met de mensen die hier nu zijn. Op basis van al deze ervaringen zijn er grote veranderingen in het zen-trainingsprogramma gekomen. Ook de organisatie van de Noorder Poort heeft een ingrijpende ontwikkeling doorgemaakt. Roshi vond het heel belangrijk dat de opzet democratisch zou zijn. In de eerste jaren werd letterlijk alles met alle bewoners besproken. Dan gingen de dingen weer een paar weken zus en vervolgens werd besloten om het toch zo te doen. Het leidde tot wrevel en werkte op den duur onvoldoende.

Modana stelde toen het sociocratisch organisatiemodel [1] voor en heeft dat samen met Philip Seligmann ook geïntroduceerd. Dit is een belangrijk keerpunt geweest en het werkt tot op de dag van vandaag heel goed. Toen is een scheiding gemaakt tussen het spirituele deel en het zakelijke deel van de organisatie. Als zenmeester ben ik verantwoordelijk voor het spirituele domein. De zakelijke organisatie werkt in beleidskringen, waarbij het bestuur de topkring vormt en eindverantwoordelijk is. De sociocratische manier van vergaderen geeft iedereen ruimte om  vooraf mee te denken in alle afwegingen die tot een besluit leiden. Daardoor ontstaat betrokkenheid, verbinding, erkenning, rust en duidelijkheid.

Wat is er de afgelopen jaren in het zenprogramma veranderd?

Het is een ontwikkeling van klassiek, streng kloosterachtig, naar programma’s met meer gradatie.  De programma’s zijn gevarieerder en meer open geworden. Naast de traditionele dai-sesshin  en go-sesshin is er nu de kokoro, een lichter programma. In de daily-life sesshin worden werk en meditatie gecombineerd. In de zen-thuistrajecten worden mensen één of twee jaar intensief begeleid in hun thuissituatie, al dan niet in combinatie met programma’s op de Noorder Poort. Daarvoor is zoveel belangstelling dat we met wachtlijsten moeten werken. Vanaf 2012 ben ik begonnen om per taalgroep mensen te trainen tot zenleraar.

Ordinatie Iretsu in 1999 …
en die van Agetsu in 2020

De unsui-training is een heel speciaal onderdeel in het zenprogramma. De unsui’s wonen hier langere tijd, soms jaren lang. Het dagelijkse, intensieve meditatieprogramma voor de unsui’s is gecombineerd met werk en studie. In het begin was dit programma veel zwaarder dan tegenwoordig. De unsui’s vervullen in alle opzichten een belangrijke rol voor de mensen die naar ons toe komen. Zij ontvangen de mensen en zijn steeds aanwezig. Voor veel gasten voelt het dankzij hen vaak als familie, als thuiskomen. Maar zoals het in de eerste jaren in de unsui-training ging, kan nu niet meer; mensen haakten af. Doordat ikzelf getraind was in een heel strikte, strenge sfeer, is het voor mij lange tijd een vraag geweest of die strengheid in zentraining wel echt nodig was. Ik merkte steeds meer dat strengheid verward werd met discipline. Het werkte niet meer voor de mensen en ook voor mijzelf niet. Ik ben veel minder streng geworden in de loop der jaren.

Waar ligt het aan dat het heel strikte, strenge niet meer werkt?

Ja, waar ligt dat aan? Ik zie het ook in de sesshins. Misschien is het een gevolg van de luxe waarin we leven. We zijn minder getraind, minder gehard om dingen te doen die moeilijk zijn, zo lijkt het. Er is eerder een houding van, als ik het niet leuk vind, dan doe ik het niet. Mensen zijn gewend hun eigen gang te gaan en zijn eerder in verzet tegen regels. Terwijl het meegaan met de groep een belangrijk aspect is in de zenbeoefening, omdat het helpt om je diepgaand te realiseren dat je geen afgescheiden individu bent. In een zevendaagse sesshin zie je na drie, vier dagen dat de groep één lichaam, één geest begint te worden. De meeste deelnemers ervaren dat ook zo.

Hoe zou je de cultuur en de waarden van de Noorder Poort willen typeren?

Als je Roshi vroeg, wat is het belangrijkste in zen, dan zei ze: “Harmonie ”. Dat is de leidraad; we willen een centrum zijn waarin iedereen zich thuis kan voelen. In boeddhistische termen spreek je van de middenweg; leven in harmonie met je omgeving. De tuin bijvoorbeeld is een Nederlandse tuin. Met elementen uit de Japanse zencultuur, maar we gaan geen zentuin aanleggen of gebouwen neerzetten die er Japans uitzien. De goede contacten met het dorp, met de omgeving zijn belangrijk. De dingen die we vormgeven, moeten niet extreem zijn; wat we maken, moet niet heel duur zijn, maar ook niet heel goedkoop of van slechte kwaliteit.

En waarden, hoe ga je met elkaar om?

Het eerste wat in me opkomt is respect, niet alleen voor de mensen maar ook voor de gebouwen, voor het land, de omgeving. Er wordt hier bijna nooit expliciet over respect gesproken, maar het is wel heel belangrijk dat je respect hebt voor wat er is. Het is belangrijk dat je de dingen niet af doet als: van minder of meer waarde. Het is belangrijk dat je de zenmeester, maar ook elkaar en de mensen die hier komen, met respect bejegent.

Wat mij hier altijd weer opvalt is de open, attente vriendelijkheid.

Ja, en dat is precies de draai die in de ontwikkeling heeft plaats gevonden; van het autoritaire, strenge naar het open, vriendelijke. Dat is ook wat we heel vaak horen, bijvoorbeeld via briefjes na afloop van sesshins. 

Jiun roshi met drie osho’s (Tenjo, Suigen en Jigen)

Tussen 1996 en 2021 zijn er ongetwijfeld hoogte- en dieptepunten geweest. Wat springt eruit in die jaren?

In zekere zin is het een langdurig hoogtepunt, want vanuit de Noorder Poort als centrum zijn er geen grote zorgen geweest. Dankzij genereuze donaties uit de sangha zijn er meerdere momenten geweest die bepalend zijn voor hoe het centrum nu is. Zo kwam er de mogelijkheid om grond bij te kopen waardoor het eigen terrein nu 10 hectare groot is. In de begintijd konden bijvoorbeeld onverwacht de verwarming en de vloer van de zendo vervangen worden, dankzij een donatie uit een stichting die werd opgeheven. Twee jaar geleden kwam er een grote donatie met als doel het rieten dak te vervangen en zo de isolatie te verbeteren en steeds terugkerende kosten te besparen. Het nieuwe pannendak is een enorme verbetering. De Vriendenstichting ondersteunt energiek de ontwikkelingen die de Noorder Poort doormaakt, niet in de laatste plaats door regelmatig financiële middelen te genereren via al haar netwerkcontacten.

Maar op de eerste plaats gaat het natuurlijk om de ontwikkeling die mensen hier doormaken. Het is steeds weer een hoogtepunt als iemand grote verandering in zichzelf ervaart. Het zijn hoogtepunten als mensen in training ontdekken wat ze echt met hun leven, met hun werk kunnen en willen. Dieptepunten waren moeilijke situaties met mensen die in training waren en die weg gingen met een kater of die boos waren op mij. Het valt mij altijd zwaar om een slechte boodschap te moeten geven terwijl er een band is opgebouwd. Vaak ziet iemand zelf gelukkig ook wel dat het beter is om te stoppen met de training. Maar als dat niet zo is, dan houdt dat me echt bezig en heb ik slapeloze nachten. Dat laatste verbaast mensen soms. Maar ik ben niet vrij van het me bekommeren om mensen, ook niet als zenmeester. En dat is maar gelukkig ook. Verder vind ik het altijd ontzettend jammer als iemand uit zichzelf stopt met de unsui-training.

Maar dan ligt het buiten mijn vermogen om in dat proces een keerpunt te maken en dat vind ik pijnlijk.

De Noorder Poort in 2021

Wat zijn voor jou momenten van ontroering geweest in deze 25 jaar?

Dat zijn vrijwel altijd de ceremonies. Als mensen de geloften nemen, als ik mensen tot unsui ordineer, als ik leraren ordineer, de ordinatie van Tetsue roshi, dan ben ik vaak tot tranen toe bewogen. De eerste jaren waren er ook wel trouwceremonies en babyblessings. Dat zijn ontroerende momenten. Vaak ook ben ik ontroerd door wat mensen zeggen of  door inzichten of aha-momenten van mensen tijdens een sesshin. De betrokkenheid en de hulp die we krijgen raakt me altijd. En dan heb ik het nog niet gehad over de schoonheid van de omgeving: de natuur, de landschapstuin. In vergelijking met toen we hier kwamen zijn er nu veel meer dieren; vogels en kikkers zijn hier in groten getale komen wonen.

Maak je je zorgen als je aan de toekomst van de Noorder Poort denkt?

Ik maak me wel eens zorgen over hoe het verder zal gaan als ik er niet meer ben. Maar ik oefen in vertrouwen dat ook dit wel goed komt. Intussen ben ik heel bewust bezig met het verbreden van de basis. Ik heb tot nu toe meerdere zenleraren, osho’s en een zenmeester benoemd. Suigen die op de Noorder Poort woont, heeft als osho en zendo-oudste een grote rol in het dagelijks leven en is een grote steun voor de unsui’s en ook voor mij.

Heb je een wens, een boodschap in dit jubileumjaar, een wens voor de Noorder Poort en de Sangha?

Mijn wens is steeds dezelfde wens en dat is dat er altijd mensen zullen blijven die zen beoefenen. Dat er ook altijd mensen zullen zijn die de weg heel intensief gaan, als unsui of als leek. Dat er mensen zullen zijn die verantwoordelijkheden hierin kunnen gaan overnemen, zodat er continuïteit blijft. Dat is mijn enige wens en het is ook wat ik als mijn opdracht zie.


[1] Zowel de Noorder Poort als de Vriendenstichting worden bestuurd volgens de sociocratische kringmethode. Sleutel bij deze methode is gelijkwaardigheid bij de besluitvorming: elk argument telt. In het veilige klimaat dat zo wordt geschapen, ontstaat een sterk gevoel van medeverantwoordelijkheid voor het overbruggen van verschillen. Zie www.sociocratie.nl

In memoriam Iretsu

In Memoriam Iretsu

Door Jiun Hogen roshi

Op 28 februari 2021 is Iretsu, in 1935 geboren als Marion Steinbrunn, gestorven in het ziekenhuis in Wilhelmshaven. Door de Covid-19 omstandigheden was ze helemaal alleen.

Zij laat een dochter, zoon en kleinzoon achter.

 

Vlak nadat de Noorder Poort in 1996 geopend was, kwam Marion om sesshins te doen. In maart 1998 nam zij de Bodhisattva geloften en kreeg zij de naam Universal Courage. Op 29 augustus 1999 werd zij door Jiun roshi tot unsui geordineerd, samen met Anshin Tenjo en Shinyo.  Ze kreeg daarbij de naam Iretsu, Great Achievement.

 

Iretsu heeft vele jaren op de Noorder Poort getraind en was iemand bij wie je altijd kon aankloppen. Ze was warm, goedlachs en heel spontaan.

Zo zullen we haar in dankbaarheid herinneren.

Iretsu in 2003

De bewoners in 2002: Modana, Kishin, Shinyo, Iretsu, Jiun roshi, Doshin, Pavana, Nitiman, Anshin

Naar huis gaan

Dit is een bewerking van een lezing die Jiun roshi heeft gegeven voor het platform 30Now op 25 oktober 2020

Jiun Hogen roshi

Naar huis gaan in tijden van verandering

We horen tegenwoordig vaak, dat we leven in tijden van verandering. Je kunt je afvragen of er tijden zijn zonder verandering. Volgens de leer van de Boeddha is veranderlijkheid immers één van de drie basiskenmerken van het bestaan.

 

Ik denk dat dat ook één van de eerste dingen is die je ontdekt als je gaat mediteren. Zodra je op je kussentje gaat zitten, zodra je stil wordt, zie je tegelijkertijd een voortdurende verandering. In de loop van de beoefening wordt dat ook steeds duidelijker en zijn de veranderingen die je ziet steeds fijner, steeds subtieler. Hoe langer we mediteren, hoe langer we kijken met de blik van de Boeddha, hoe meer we zien dat ons lichaam, onze emoties, ons denken allemaal van moment tot moment veranderen. Dat wat we het zelf noemen, is voortdurend in beweging. En ook ‘buiten’ onszelf zien we dat de dingen voortdurend veranderen.

Maar als er gesproken wordt over tijden van verandering, dan gaat dat vaak over veranderingen die door heel veel mensen of zelfs door de hele maatschappij ervaren worden. Het is heel duidelijk dat wij nu in zo’n tijd leven.

 

Als we na gaan denken over vergankelijkheid, over het feit dat alles verandert, dan merken we dat we dat niet altijd leuk vinden. Zo ervaren we de corona-periode die er nu is als een onprettige verandering. Van veel dingen willen we dat ze blijven zoals ze waren. Maar er zijn natuurlijk ook dingen waarvan we juist heel blij zijn dat ze veranderen. We hopen nu waarschijnlijk dat dat hele gebeuren rond corona weer gaat ophouden, dat is een verandering die we allemaal wensen. Dat is prima.

 

Vanuit zen en vanuit het boeddhisme zien we dat die vergankelijkheid uiteindelijk de mogelijkheid geeft tot alles. Als er geen vergankelijkheid was, zouden we hier vanavond niet zo zitten, bijvoorbeeld. Ik weet eigenlijk niet wat er dan zou zijn, ik kan me een leven zonder vergankelijkheid niet voorstellen. Die vergankelijkheid is in feite dus iets heel positiefs: die geeft de mogelijkheid tot alles, wat overigens onlosmakelijk verbonden is met wat we sunyata noemen of leegte.

 

Die mogelijkheid tot alles heeft te maken met wat ik noem: naar huis gaan. Naar huis gaan was ook de titel van het enige boekje dat mijn meester heeft geschreven, al heel vroeg in haar zenleraarschap, over wat zentraining is voor haar. Als titel van dat boekje heeft ze gekozen: Going home. En dat naar huis gaan staat in dit verband voor het realiseren van dat wat we zelf noemen. Met alles wat daar aanhangt. Mijn meester heeft het in dat boekje als volgt geformuleerd: dat wat we zelf noemen, is het kortstondige samenkomen van dingen in een unieke, kortstondige gebeurtenis genaamd zelf, en het daaropvolgende onmiddellijke oplossen van deze gebeurtenis genaamd zelf. Dat ga ik in de rest van mijn lezing uitleggen.

 

Dus naar huis gaan is het realiseren van het zelf, en het zelf is het kortstondig samenkomen van dingen in een unieke gebeurtenis. En: het onmiddellijk weer oplossen van die gebeurtenis. Je zou kunnen zeggen: naar huis gaan is het ontstaan van dat kortstondige zelf en het huis verlaten is het onmiddellijke oplossen van dat kortstondige zelf. We hebben het dus over komen en gaan. De titel van het boekje was dan ook niet thuis zijn, maar naar huis gaan. Een vollediger titel zou zijn: naar huis gaan, en het huis weer verlaten.

 

Ook de Boeddha heeft dat zo genoemd. Als hij over zichzelf sprak, duidde hij zichzelf aan als de Tathagatha. Bijvoorbeeld: de Tathagatha heeft gehoord dat.... Dat woord Tathagatha betekent: zo gekomen. En eigenlijk zouden we daaraan toe moeten voegen Tatha-agatha: zo gegaan. Tathagatha is: zo gekomen, zo gegaan. Naar huis gaan, en het huis weer verlaten. Dus dat huis is een tijdelijk thuis. Je thuis is een kortstondig thuis, dat steeds opnieuw tot stand komt. Steeds maar weer. Steeds maar weer.

Het vraagt om meditatie, om verstilling, om niet-weten, om daar te komen waar je helemaal thuis bent. Tijdens mijn zentraining heb ik veel geoefend met koans. Koans zijn verhaaltjes, situaties, waaraan meestal een vraag gekoppeld wordt. Ze hebben altijd iets te maken met de werkelijkheid van dat kortstondige, bewegende zelf. Ik herinner me twee koans die direct te maken hebben met dat thuis. De eerste is afgeleid van een uitspraak van meester Hongzhi, een Chinese zenmeester uit de twaalfde eeuw, die zei: Wie de weg volgt, houdt er nergens een vaste verblijfplaats op na. De vraag daarbij is dan bijvoorbeeld: waarom heb je geen vaste verblijfplaats? Vanuit je denken zou je al heel snel kunnen antwoorden: logisch, alles verandert steeds, dus is er ook niet zoiets als een onveranderlijk thuis. Maar hoe realiseer je dat?

 

Een andere koan waarmee ik geoefend heb, die ik kreeg van Sasaki roshi, was: How do you realize yourself as a homeless monk? Hoe realiseer je jezelf als een thuisloze monnik? Beide koans hebben iets te maken met dat thuis. Hongzhi zegt: je hebt geen vaste verblijfplaats. En Sasaki roshi vroeg: hoe ben je een thuisloze monnik? En daarmee wordt niet bedoeld dat een monnik geen bezit en dus geen thuis heeft, het gaat om een verwijzing naar de werkelijkheid van het zelf. Het verwijst naar onze mogelijkheid om naar huis te gaan en dat huis steeds weer te verlaten, een mogelijkheid die onafhankelijk is van of we dat kunnen of willen. Want in feite is er altijd die voortdurende beweging, die voortdurende stroom van hele kortstondige gebeurtenissen, en die gooien we op één hoop en zeggen: dat ben ik. Dat is het zelf.

 

Hoe komt die beweging, die stroom aan gebeurtenissen, dat zelf, eigenlijk tot stand? Hoe komt het dat we naar een thuis gaan, en dat thuis ook weer verlaten? Waarom is er die voortdurende beweging? Laten we eens kijken of ik jullie mee kan nemen naar dat thuis. Daarvoor gebruik ik graag de oefening van het adem tellen. Dat is een hele goede meditatieoefening om te realiseren dat je steeds naar huis gaat. En dat je dat huis weer verlaat.

 

We doen dat op de volgende manier, de manier waarop we wat mij betreft altijd die oefening van dat ademtellen doen: je ademt in, en op het moment dat je uitademt, adem je het getal ééééén uit. Dat één valt dus helemaal samen met je uitademing. Zolang je uitademt, is er niets anders dan: ééééén. En dan volgt als vanzelf de inademing, en bij de volgende uitademing wordt alles: tweeeeee. Dus op het moment dat je één uitademt, is dat één je thuis. Dan adem je in, en verlaat je dat thuis weer, en je gaat vervolgens naar het thuis tweeeeee.

Dat is iets om te dóén. Dus je moet er niet te veel over nadenken of proberen het te begrijpen. Je hoeft het ook niet mindful te doen, want dan is er ook nog een beetje ‘weten’. Met je hele wezen ga je in die uitademing van ééééén zitten. En de inademing komt vanzelf. Dan ga je naar tweeeeee. Zo heb je steeds een ander thuis. Eerst het thuis ééééén. En je verlaat dat thuis. En dan komt het thuis tweeeeee. En je verlaat dat thuis. En dan komt het thuis drieeeee. En je verlaat dat thuis. Enzovoort. En als je bij tien bent, ga je weer naar het thuis ééééén.

 

Het is een wonder, hè. Op het moment dat je één uitademt, is alles als één thuisgekomen. Dus de hele familie die we het zelf noemen, ideeën, voorstellingen, gevoelens, emoties, lijf, noem maar op, is samengekomen in dat één. En vervolgens in twéééé. En dat is bevrijdend. Want op het moment dat die hele familie samenkomt in dat thuis van één, is er niets anders meer dan dat. Al het andere is even verdwenen. Als je meegaat in die beweging, er helemaal naartoe gaat, samenvalt met wat er is, niet alleen in de één maar ook in de twee en de drie en de vier, dan is er steeds dat hele kortstondige moment dat dat zelf nog vrij is van alle kenmerken, van al het weten, van alles wat het moet, van alles wat het wil, etcetera etcetera. Dan voel je je als herboren. Dan ben je ook herboren.

Dat is wat ik wedergeboorte noem: een wedergeboorte van moment tot moment. In dat kortstondige zelf zitten dingen die steeds opnieuw samenkomen, met maar hele kleine veranderingen, maar het is toch steeds weer opnieuw herboren worden. Om dat te kunnen realiseren, moeten we ook steeds weer dat huis verlaten, moeten we meegaan in dat proces. Dat is niet voorbehouden aan boeddhisten, of aan zen-beoefenaren. Net als het niet is voorbehouden aan wijze mensen, of aan rijke mensen, of aan vrouwen of aan mannen: ieder mens kan steeds weer thuiskomen. Eigenlijk moet ik het nog anders zeggen: we kómen ieder moment thuis, of we het willen of niet, of we het weten of niet. Waar het om gaat is dat we ons dat ook realiseren, want dan is er ook die bevrijdende werking. Bijna als een soort opluchting: alles was even weg, en je kunt weer naar het volgende toe.

 

En dat is natuurlijk niet alleen mogelijk in het adem tellen of in welke andere meditatieoefening dan ook. Álles kan dat thuis zijn. Dit kan jullie thuis zijn: [slaat bel]. En dit is het thuis: [neemt slokje water]. Dit is het thuis: [schrijft]. En ook de dingen die binnenkomen door onze zintuigen zijn in principe dat thuis. We zeggen wel eens dat de Dharma geen onderscheid maakt. De Dharma zegt niet: ik ben wel thuis in mooie dingen, maar niet in lelijke dingen. Alles wat er is in het leven, wat het ook is, is op het moment dat we er contact mee maken, ons thuis. En dus heeft alles ook die bevrijdende kwaliteit. En het is die bevrijdende kwaliteit die ons opent, die – wat ik helemaal in het begin zei – de mogelijkheid is tot alles.

 

Dat is ook één van de redenen waarom we in het boeddhisme wel eens zeggen dat een bodhisattva geen vast standpunt heeft. Een bodhisattva heeft wel een standpunt maar geen vást standpunt. Een vast standpunt zou betekenen dat er niet meer de mogelijkheid tot alles is. Een vast standpunt verhindert dat we zien dat we steeds weer opnieuw geboren worden. Dat we contact kunnen maken met dat wat er nu is. En pas als we echt, echt dat contact gemaakt hebben, dan kunnen we van daaruit alle kanten op. Dan kunnen we het alsnog afwijzen. Dan kunnen we het alsnog liefhebben. Maar het begint met het thuis zijn in dat wat er is.

 

En ook in tijden dat we het moeilijk hebben, kunnen we onszelf ruimte geven door naar een thuis toe te gaan. En dat kunnen we oefenen door te beginnen met kleine, dagelijkse dingen die zich regelmatig voordoen in ons leven, en die geen lading hebben van voorkeur of afkeer. Ik geef hier in het centrum vaak het voorbeeld van de deuren open en dicht doen. Steeds als je een deur open doet, als je een deur dicht doet: laat dat even je thuis zijn. Dat er op dat moment niets anders is. En je gaat herboren verder. Met alles wat er was, en toch ook weer nieuw.

Je kunt iets uitzoeken voor jezelf. We werken allemaal veel met de computer, we hebben altijd onze telefoon bij ons. Je zou kunnen zeggen, iedere keer dat ik die telefoon hoor, of dat er een of andere beltoon klinkt, ga ik me eerst realiseren dat die beltoon op dat moment mijn thuis is. Niet gelijk kijken wie het is, nee, me alleen even realiseren dat die beltoon op dat moment het thuis is. Dat kun je gaan oefenen. En ik denk dat je zult merken dat dat ruimte geeft in je leven, en in die zin bevrijdend werkt. Dat je je gaat openen voor dat wat er is.

 

En als je je niet volledig realiseert dat dat je thuis is, is dat niet erg. Als je het ziet als een oefening die je steeds maar weer kunt doen, zul je merken dat in ieder geval in jou zich de bereidheid gaat ontwikkelen om contact te maken met de dingen die op je pad komen. Dat je niet meer onmiddellijk bezig bent met voorkeur en afkeer, met wat je leuk vindt en wat je niet leuk vindt, maar dat je gaat leven in de werkelijkheid van wat er op dit moment is.

 

In onze zen-beoefening stellen we vaak de vraag: Voordat je weet wat het is, wat is het? Voordat je in je oordelen schiet, wat is het? Voordat je het een naam geeft, wat is het? Voordat je het fijn of niet fijn vindt, wat is het? En als je je dan realiseert wat het is, wat op dat moment het thuis is, dan zul je merken dat je vandaar uit heel veel kanten op kan. Dat is wat ik ons allemaal toewens, dat we om kunnen gaan met alle verandering op zo’n manier dat we steeds weer thuis zijn, dat we naar huis kunnen gaan in deze tijden van verandering, en dat huis ook weer kunnen verlaten. Ik hoop dat jullie hier een uitdaging in zien om dingen te gaan doen in je dagelijkse leven, terugkerende dingen, en je te realiseren: dit is mijn thuis. En nu al niet meer. En dit is mijn thuis. En nu al niet meer. En die verandering, die is heel goed, daar gaan we in mee. Want eigenlijk kan het niet anders. Eigenlijk ís het gewoon zo. Dank jullie wel voor het luisteren.

Vraag: Soms is een verandering wel heel overheersend en dan is het heel moeilijk om thuis te komen.

Jiun roshi: Ja, dat klopt. Ik praat er hier natuurlijk wel heel gemakkelijk over, maar het is heel moeilijk om te doen. Daarom raad ik aan om te beginnen met dingen die vertrouwd voor je zijn, die veilig voor je zijn, die zich regelmatig voordoen, en om daarbij voor jezelf ook dat beeld op te roepen: ik ga nu even thuis zijn in het moment dat ik mijn koffie drink, of de bel hoor, of de deur open doe.

 

Vraag: Dat voortdurend thuiskomen en verlaten, is dat niet iets wat steeds in hetzelfde enkele moment gebeurt en dus buiten de tijd staat?

Jiun roshi: Ja, prachtig opgemerkt. Dat is uiteindelijk natuurlijk zo. We hebben het vaak over geen ruimte en geen tijd en dat heeft inderdaad helemaal hiermee te maken. Op het moment dat je je realiseert dat je één bent in dit, wat het ook is, zijn eigenlijk alle grenzen weggevallen, dus ook de grenzen van ruimte en tijd. Dus dit moment is de eeuwigheid, het is niet afgebakend door tijd of ruimte. Dat is volgens mij ook waarom we het ervaren als iets bevrijdends, los van ruimte en tijd.