Sinds Jiun roshi bekend heeft gemaakt dat ze Tenjo, Suigen en mij tot roshi wil benoemen, duikt steeds weer de vraag op, wat dat voor mij betekent.
Ik realiseer me dat Jiun Hogen roshi en ons beider meester Prabhasa Dharma zenji samen met mij een wezenlijk deel van mijn levensloop gestalte hebben gegeven. Daarvoor wil ik hen uit de grond van mijn hart bedanken.
Grote dankbaarheid en liefde gaan ook uit naar mijn familie, die mij steeds weer liet zien dat ons leven zich niet in Nirwana en niet in Samsara afspeelt, maar in het Grote Geheel en dat van moment tot moment.
Belangrijke hoofd- en bijrollen waren er voor vriend(inn)en, vreemden, tijdgeest en gebeurtenissen. En zo zit ik nu, op een vrijdag in april 2023, in de middagzon naast een tent, waarin ik de afgelopen nacht bij een temperatuur van 1° boven nul samen met mijn kleindochter heb geslapen. In dat opzicht heeft de benoeming tot roshi voor mij niets veranderd.
Toen Jiun roshi voor het eerst zei dat ze ons tot roshi wilde benoemen, kwam er meteen vreugde op. Vreugde over haar vertrouwen in ons. Die vreugde is er nog steeds.
Tot nu toe kan ik niet zeggen dat de titel roshi verschil maakt. Het belangrijkste moment op de zenweg was voor mij de ordinatie tot unsui. Daar was niets voorlopigs aan, niets van eens kijken wat het wordt. Dat was een belofte. De belofte om tot in de verre toekomst de zenweg te gaan, en wel met Jiun roshi. De opleiding tot zenleraar en de ordinatie tot osho waren mijlpalen op die weg. Nu volgt de mijlpaal roshi. Ik vertrouw erop dat Jiun roshi hiermee weet wat ze doet. Hoe het zich zal ontvouwen, weten we niet. Mijn belofte om de zenweg te gaan is onveranderd, en dat betekent Boeddha en de Leer verwerkelijken en met de sangha leven en die ondersteunen.
Ik hoop dat in liefde, vreugde, mededogen en gelijkmoedigheid te doen. Dank.
* Vrij naar het gedicht van Antonio Machado: Reiziger, er is geen weg
lees de vragen van de redactie
Aan de drie nieuwe zenmeesters vroegen we een stukje te schrijven. Daarbij konden ze zich, als ze dat wilden, laten inspireren door de volgende vragen. We nodigden ze ook uit om daar zelf aanvullingen op te geven, en lieten ze de ruimte om desgewenst op geen enkele vraag in te gaan.
1. Kun of wil je iets vertellen over wat er door je heen ging toen je hoorde dat je de transmissie tot roshi zou krijgen?
2. Is er voor jou een groot verschil tussen het dragen van de titel ‘roshi’ en het dragen van de titel ‘osho’? Hoe kijk je tegen beide titels aan?
3. Denk je dat je als roshi meer verantwoordelijkheid voor de sangha zult voelen, en zo ja, heb je dan voorbeelden hoe zich dat zou kunnen uiten?
4. Zijn er dingen waarvan je je kunt voorstellen dat je ze als roshi niet meer zult doen, terwijl je ze in het verleden wel zou doen? En zo ja, wil je daar wat voorbeelden van geven?
5. Als je ergens mee worstelt in je leven, iets waar je echt mee zit, zou je dat als roshi ook vertellen aan bijvoorbeeld vrienden of familie? Of vind je dat een roshi dat zelf moet oplossen?
Toen Jigen door het Duitse tijdschrift Buddhismus Aktuell werd gevraagd iets over zorg te schrijven, voelde ze zich meteen aangesproken: nog geen drie weken daarvoor was de binnenstad van haar woonplaats Euskirchen overstroomd – ook de kelder van het Dharmahuis.
Ik was die nacht niet thuis en hoorde pas de volgende dag over de telefoon van een van mijn buren dat de onschuldige Veybach, waar normaal zo’n twintig centimeter water in staat, als een stortvloed door de straten schoot, kelders en deels ook woningen binnendrong en alles meesleurde.
De toegangswegen naar Euskirchen waren versperd, dus ik kon pas dagen later naar huis – dagen waarin al veel gebeurde. Vrienden uit de sangha en familieleden belden op en boden hulp aan. De loodgietersdie een jaar daarvoor, rond de verhuizing, in het Dharmahuis hadden gewerkt, schoten meteen te hulp om op de bewoonbare verdiepingen weer stroom en warm water te krijgen. Mijn zus nam vrij van haar werk en reed met me mee naar Euskirchen; onderweg namen we nog een zenbeoefenaar uit Regensburg mee. We popelden om de handen uit de mouwen te steken en toen we aankwamen, werden we opgewacht door vier sangha-vriend(inn)en en mijn dochter, in met modder besmeurde kleren en met stralende gezichten. Het water was gezakt en ze waren al begonnen de kelder uit te ruimen. In de dagen daarna werd er voor ons gekookt en konden we bij sangha-leden douchen en het Internet gebruiken. Vreugde en dankbaarheid voor alle hulp en zorg hielpen ons die eerste dagen door.
Geraakt door de lotgevallen van de buren
Stukje bij beetje vernamen we hoe zwaar sommige mensen waren getroffen, die hun woning, hun huis of zelfs familieleden hadden verloren. Natuurlijk raakt het lot van mensen die we kennen ons het meest. Een jongeman uit de buurt vertelde hoe hij twee straten verderop opeens door het water verrast werd, dat van twee kanten op hem afkwam. Binnen een paar tellen was het bij hem en kon hij zich alleen nog maar vastklampen aan een lantaarnpaal. Het water steeg tot aan zijn borst. Er dreef een lichaam voorbij. Het was de jongeman aan te zien dat hij er nog steeds kapot van was. Er is tijd nodig om zulke ervaringen te laten helen, maar ik was blij toen hij zei dat hij zo dankbaar was dat hij het had overleefd. Dankbaarheid is als een deur, die ons hart opent en ons gezond kan maken.
Wat zich hier in het Dharmahuis heeft afgespeeld sinds de overstroming, is alleen te begrijpen tegen de achtergrond van het leven hier, van de meditatie en de werkhouding die daaruit voortkomt. Wat heb je nodig? Wat kan ik voor je doen? Dat zijn de toverspreuken die alles veranderen. Zorg moet altijd met die vraag beginnen.
In onze maatschappij, in deze wereld, is er oneindig veel leed en ellende, lichamelijk, psychisch en spiritueel. Via de media zijn we getuige van oorlog, vlucht, mishandeling, ziekte, dood. Ook toen er nog geen media waren, hebben mensen dit meegemaakt en een uitweg gezocht – voor zichzelf en voor anderen. Siddharta Gautama was zo’n mens. Hij heeft alles achtergelaten om een weg uit het lijden te vinden, en zoals we weten, voerde die weg hem naar de verlichting, naar het boeddhaschap. In die toestand – ik kom daar later nog op terug – was het hem volkomen duidelijk dat hij in deze wereld een weg wilde en kon wijzen, die ons van het lijden bevrijdt: het Edele achtvoudige pad, de weg die zich rechtstreeks tot ieder mens afzonderlijk richt en laat zien hoe die wijsheid en liefde kan ontwikkelen. Van daar uit komt zorg als vanzelf, vanuit een innerlijke behoefte.
De blik keert naar binnen
Dit is een nieuw aspect: meestal richten we bij zorg onze blik naar buiten, naar de mensen en de zaken die onze zorg nodig hebben, maar nu richt de blik zich opeens naar binnen. Wie ben ik? Hoe opmerkzaam ben ik? Hoe gedraag ik me tegenover mezelf en tegenover anderen? Wat zijn mijn drijfveren? Wat is de grond van mijn zijn? In zen werken we met koans om die vragen te verdiepen. Wie was je vóór je vader en moeder geboren werden? Wie ben je als je de vogel hoort zingen? Je innerlijke waarneming en je beleving worden ruimer. Op deze weg kom je je eigen lijden en pijn tegen, je verdriet en je liefde. En je overstijgt die. Zoals Dogen zenji (1200-1253) zei:
De weg van de Boeddha bestuderen betekent het zelf bestuderen. Het zelf bestuderen betekent het zelf vergeten…
Dat is waar het om gaat in de zentraining, ook in het Dharmahuis Euskirchen. Wat betekent zichzelf vergeten in ons dagelijks leven? Hoe voegen we ons naar een opgelegd dagschema zonder ons steeds af te vragen: Wat brengt het mij? Is dit wel goed voor mij? Waarom zou ik iets eten wat ik niet lekker vind? En waarom zou ik dingen laten staan die ik juist wél graag eet? Waarom moet ik ramen lappen terwijl ik juist zo goed ben in bloemschikken? Waarom moet ik thee zetten voor de gasten, ik wil liever meedoen met de gesprekken en ook mijn mening laten horen.
Ook al hebben we in onze meditatie diepe ervaringen van grenzeloze ruimte en liefde, van een diepte en een oneindigheid die niet in woorden te vatten zijn, dergelijke vragen duiken altijd weer op in ons dagelijks leven. In de zentraining werken we ermee in persoonlijk onderhoud met de leraar en in Dharmagesprekken in de groep.
Een klein voorbeeld hoe moeilijk het is om jezelf te vergeten: onlangs zag ik op de terugweg van een wandeling met mijn hond midden op de weg een grote papieren zak liggen. Ik raapte hem op om hem in de dichtstbijzijnde vuilnisbak te gooien en merkte dat hij niet leeg was. Ik keek er beter naar. Het was een tasje van een fastfood-keten, met daarin netjes verpakte hamburgers. Onderweg naar huis merkte ik dat ik al dat eten niet zomaar weg kon gooien. Toen ik voor de lunch liet weten dat we hamburgers gingen eten, ontstond een interessante uitwisseling. Meningen, ideeën, argumenten, zekerheden, de eigen gezondheid, maatschappelijke productieverhoudingen, alles kwam ter tafel. Vervolgens aten we hamburgers met een grote salade – in stilte.
Als onze gedachten en ideeën over goed en fout bij het eten al zo duidelijk naar voren komen, hoe sterk houden we ons er dan wel niet aan vast als het gaat om liefde en jaloezie, om goedkeuring, invloed, gelijk hebben en beter weten? Hoe moeilijk moet het dan zijn om al onze gedachten en meningen opzij te zetten, om écht en open – in de goede betekenis van het woord naïef – te vragen: Wat kan ik voor je doen?
Regels zijn een steun voor ons
Om een leidraad te hebben voor onze zentraining bestaan er in onze zenschool – en dus ook in Dharmahuis Euskirchen – richtlijnen voor onze algemene houding en onze instelling bij het werk (zie inzet).
Algemeen
De manier waarop we willen leven en oefenen omvat vijf aspecten:
Een leven van bescheidenheid
Een leven van werk
Een leven van dienstbaarheid
Een leven van dankbaarheid
Een leven van meditatie
Op deze aspecten is de houding gebaseerd die we in het zenleven nastreven.
Werkhouding
Werk is een wezenlijk aspect van het zenleven. Het voorkomt het verzinken in een toestand van lethargie en het leiden van een leven van alleen maar contemplatie. Het werkleven kan niet gescheiden worden van het leven van bescheidenheid, dienstbaarheid, dankbaarheid en meditatie. Daarom is de werkhouding een manifestatie van deze aspecten: werk is bescheidenheid, dienstbaarheid, dankbaarheid en meditatie.
Voor onze werkhouding betekent dit, dat die gebaseerd is op verantwoordelijkheid, aanpassing en introspectie:
We nemen verantwoordelijkheid voor het werk dat ons is opgedragen. We beseffen dat zo goed mogelijk doen wat we te doen hebben, de manier is om bescheidenheid en dankbaarheid te tonen, dienstbaar te zijn en te oefenen om onze geest helder en wakker te houden.
We passen ons aan bij wat nodig is of gevraagd wordt. We oefenen zelfloos geven: er is niet zoiets als mijn manier om dingen te doen, er is alleen de manier van de Dharma (ingebed zijn in het grote geheel).
Werk gaat samen met introspectie. Dat betekent dat we ons niet vergelijken met anderen en we elkaar niet beoordelen.
Verantwoordelijkheid, aanpassing en introspectie helpen ons om tijdens het werk op een functionele manier met elkaar om te gaan, en niet op een persoonlijk niveau.
Deze regels en de dagelijkse meditatie kunnen ons helpen te oefenen om een leven te leiden voor het heil van alle levende wezens, wat op den duur tot een goede gewoonte kan uitgroeien.
Misschien denken sommige lezers nu: Waar blijven dan mijn zelfstandigheid en mijn eigenheid? Dat is een begrijpelijke vraag.
We hebben allemaal een lichaam, gevoelens, waarnemingen, een wil, bewustzijn en herinneringen. We leven in een bepaald huis samen met andere mensen, in een bepaald land op deze aarde, in een bepaalde tijd. En die combinatie van factoren onderscheidt ons van onze medemensen. Elk van die gebieden kunnen we diepgaand onderzoeken en dan moeten we vaststellen dat niet alle processen daarin door ons gestuurd kunnen worden. Of heb jij je ouders zelf uitgezocht? Je haarkleur en je taal? Je talenten, je kwaliteiten en je ziekten? Waarom maak je een overstroming of een oorlog mee en waarom overleef je die?
Een jaar of dertig, veertig geleden waren er veel workshops waarin met de vraag Wie ben ik werd gewerkt. Als we een tijd met die vraag werken, kan hij heel diep gaan. Het was een keer tijdens zo’n workshop dat er opeens een zin uit mijn katholieke jeugd in me opkwam: Heer, uw wil geschiede. Als kind had ik me al aan dat zinnetje gestoord, en als tiener kwam ik in opstand tegen dat Heer. Maar nu was het woord Heer opeens niet meer belangrijk. Ik besefte dat er iets groters mee bedoeld werd. Daar kon ik me aan overgeven en toen kreeg die zin een staartje: Heer, uw wil geschiede door mij. Een deur was opengegaan, en ‘mijn’ geest liet zich ervaren als de universele Geest. De wereld was veranderd.
In een mooie metafoor wordt wel gezegd: De golf is zich bewust, dat ze deel is van de oceaan. Zelfstandigheid en eigenheid waren niet verdwenen, maar deel van het geheel geworden. Het hierboven aangehaalde citaat van Dogen zenji gaat nog verder:
De weg van de Boeddha bestuderen betekent het zelf bestuderen. Het zelf bestuderen betekent het zelf vergeten. Het zelf vergeten betekent het zelf zien – in alle dingen.
Als die sprong eenmaal is gemaakt, is er geen ik en ander, geen van mij en van jou meer.
Het is een lang proces om het zelf te vergeten en dat spirituele inzicht in het dagelijks leven te verwerkelijken. Mijn eerste lerares Prabhasa Dharma zenji zei regelmatig: Na de verlichting begint het echte werk.
Dat gaat verder tot zelfs de sporen van de verlichting – of zoals we in zen soms zeggen: de zen-stank – verdwenen zijn. De vraag is dus nu: Hoe doe je de afwas? Hoe veeg je de trap?
Als tiener zat ik een paar jaar op een nonnenschool. In de winter, als er sneeuw lag, kwamen de leerlingen met gruis aan hun schoenen de hal in en trokken daar dan huisschoenen aan. Dan ging je de trap op, met huisschoenen waar ook altijd nog wat gruis aan zat. Een oude non veegde de trap van boven naar onderen en dan weer van boven naar onderen. Als wij haar passeerden, ging ze met een glimlach aan de kant staan; waren we voorbij, dan begon ze weer van boven naar beneden te vegen. Iets aan haar houding raakte me diep; pas jaren later besefte ik wat dat was. Zij had het antwoord gevonden op de vraag hoe veeg ik de trap?
In de zentraining zouden we vragen: Waar is Boeddha, als je de trap veegt? In de loop van de beoefening verkort die vraag zich tot twee woorden: Alleen dit! Dat is een wegwijzer, een vingerwijzing naar samadhi, de toestand vóór het onderscheid tussen subject en object. Die toestand is op zich niets bijzonders, die is aangeboren, we komen hier vanuit die toestand, die voorbij zijn en niet-zijn ligt. Door de mentale groei van het kind, de ontwikkeling van het verstand en van het ik-gevoel, wordt die ongedeelde toestand echter verdrongen en vergeten. Na de ervaring van samadhi herinneren we ons soms eenheids-belevingen van lang geleden – dat je op een zomerdag op je buik aan de waterkant lag en met de schaatsenrijders over het wateroppervlak gleed, of dat je op je rug in het gras één werd met de wolken. Die ervaringen raakten in de vergetelheid. Door de zenoefening kunnen we de weg erheen weer vinden. Met alleen dit wordt elke situatie een poort tot de Dharma: vegen, schrijven, spelen, luisteren.
Geen verleden, geen toekomst, alleen het nu.
Laten we terugkijken naar het begin van dit stuk. Wat is zorg? De eerste stap zet je met de toverspreuk: Wat heb je nodig? Dan laat je je met je hele wezen in met de situatie. Er is geen verleden en geen toekomst, alleen nu: mouwen opstropen en aanpakken, in de auto stappen en spullen brengen, aan het bed zitten en luisteren, je hand op iemands arm leggen, koffie zetten, op het web zoeken. Iedere situatie is anders, van moment tot moment. Als we helemaal aanwezig zijn, merken we de verandering en handelen ernaar. Als we moe worden, nemen we een pauze; als iemand zich verwondt, bellen we een dokter of halen we een pleister. We zijn bereid en klaar om te helpen. We zien onze lichamelijke grenzen en erkennen de grenzen van onze mogelijkheden en van onze kennis. We handelen in overeenstemming met ons hele wezen, in overeenstemming met de Dharma.
De regels voor de oefening in het Dharmahuis geven ons richting. De dagelijkse meditatie, de verzinking, geven ons het inzicht en de wijsheid om onze tekortkomingen te overwinnen en vanuit onze diepste bron, vanuit het ongeborene, vanuit het niet-weten te doen wat juist, nuttig en heilzaam is.
Interview met Myōshin Jigen osho door Threes Voskuilen
Het nieuwe Dharmahuis in Euskirchen zou de ontmoetingsplaats voor dit interview zijn. Helaas geldt ten tijde van dit interview het advies om geen niet-essentiële reizen te maken. Daarom ontmoeten Jigen en ik elkaar een aantal keren via het beeldscherm, en zijn we in de blauwe gloed van het scherm met kleine vertraging met elkaar verbonden. De verbinding schept een vreemd soort nabijheid en afstand tegelijk. Toch is het veel meer dan elkaar helemaal niet ontmoeten. Wij spreken Nederlands, want na bijna tien jaar wonen op de Noorder Poort, spreekt Jigen vele malen beter Nederlands dan ik Duits.
Wil je iets vertellen over je leven?
Ik ben geboren in 1953 in het dorpje Saal in Beieren. Mijn ouders zijneenvoudige, lieve, intelligente mensen. Ik heb een zus die vier jaar jonger is en ik herinner me nog heel goed hoe wij speelden met mijn vader, en samen in de tuin werkten.
Mijn ouders hebben door de oorlog geen gewone jeugd gehad. Zij hadden geen idee wat het voor mij en mijn zusje betekende om jong te zijn en dat dan ook nog als meisje. Nadat ik de lagere school had doorlopen wilde mijn vader dat ik een opleiding als secretaresse ging doen om daarna naar het bedrijf te gaan waar hij werkte. Maar ik wilde naar het gymnasium en voor het eerst was ik moedig genoeg om dat door te zetten. Na het gymnasium begon ik met een studie rechten in Hamburg, maar ik stapte al vrij snel over naar sociologie.
Ik heb lang over mijn studie gedaan, want ik werkte ernaast. Bovendien had ik veel vrienden en was ik politiek betrokken. Ik was bezig met anarchisme, communisme, marxisme, maar ook met feminisme en ecologie. Ik werkte in een café dat collectief werd geleid en dat werd een heel belangrijke ervaring voor mij. In die tijd was ik een raadsel voor mijn ouders.
Van 1983 tot 1987 zat ik in de fractie van de Grünen in de Bondsdag, dat was toen nog in Bonn. Ik was zowel fractiemedewerker als parlementslid. Soms nam ik mijn dochter Lina, die toen een jaar of vier was, mee naar de Bondsdag. Zij zat dan naast me op een stoel stil te spelen met papier en kleurpotloden.
Toen ik aan het parlementswerk begon had ik grote verwachtingen, maar ik ben veel illusies armer geworden tijdens mijn zoektocht naar mogelijkheden om de wereld en de mensen te helpen. Ik initieerde in die tijd een congres met het thema: politiek, wetenschap en spiritualiteit, want ik wilde het politieke en het spirituele met elkaar verbinden. Intussen voelde ik me schuldig naar Lina omdat ik zoveel werkte, ook al nam haar vader een groot deel van de zorg op zich.
Na mijn werk voor de Bondsdag heb ik het Wassermanncentrum Zuid-Duitsland opgericht. Daar kreeg het werken in een collectief en ook de verbinding tussen spiritualiteit en politiek een nieuwe vorm. Ik had opleidingen in bio-energetica en gesprekstechnieken gedaan, wat goed van pas kwam. In die tijd kreeg ik mijn tweede dochter en niet zo lang daarna ontmoette ik Prabhasa Dharma voor het eerst.
Hoe ging de eerste kennismaking met Prabhasa Dharma zenji?
Wij zaten naast elkaar op het podium op een groot congres, dat door een boeddhistisch centrum in Zwitserland was georganiseerd. Er waren meerdere spirituele leraren uitgenodigd om te komen spreken over hoe in hun eigen leven de verbinding tussen spiritualiteit en politiek was ontstaan.
Prabhasa vertelde tijdens het congres hoe ze met een paar andere mensen Mount Baldy in Californië opbouwde en hoe haar band was met Joshu Sasaki roshi. Terwijl Prabhasa vertelde, dacht ik regelmatig: ‘Ah, dat zou ik ook op die manier gedaan hebben.’ Na het congres wisselden we onze adresgegevens uit. In de zomer organiseerde het Wassermanncentrum een veertiendaagse cursus over meditatie en healing, en daar nodigde ik Prabhasa voor uit. Ik haalde haar van het vliegveld en op weg naar het Wassermanncentrum kwamen we in een file terecht, waardoor we ineens heel veel tijd hadden om met elkaar te spreken.
Nadat ik Prabhasa naar haar kamer had gebracht, ging ik even rusten en dommelde ik weg op een sofa. Half slapend, half dromend dacht ik: ik ga met haar mee en breng mijn kinderen naar hun vaders. Toen schrok ik wakker en dacht: nee, nee, dat wil ik niet. Mijn idee toen was dat ik geen leraar nodig had, maar wat ik wel wilde was Prabhasa’s werk leren kennen. Dat zei ik ook tegen haar, waarop ze me een klein, verfrommeld papiertje gaf met data en een telefoonnummer van een centrum in Neumühle in Saarland.
Ik gaf mij op voor de cursus die Prabhasa daar van 25 november tot 8 december zou geven zonder dat ik het programma kende. Maar toen ik later zag wat dat inhield schrok ik enorm. Mediteren van ’s ochtends vier tot ’s avonds elf uur. Ik twijfelde hevig of ik wel moest gaan, ook al omdat me duidelijk werd dat je geacht werd van het begin tot het eind te blijven. Uiteindelijk besloot ik om wel te gaan en zo kwam ik in mijn bloemetjesoutfit niets vermoedend in Neumühle terecht, in een gezelschap van meer dan vijftig mensen, die voornamelijk in zwarte robes rondliepen. Daar begon ik aan mijn eerste dai-sesshin, gevolgd door een rohatsu, met daartussen slechts twee vrije dagen. Dat was het begin. Het waren twee weken in de hemel en in de hel, en toen het afgelopen was dacht ik: wanneer is de volgende sesshin?
Wat betekende het voor jou om een leraar, een meester te hebben?
Toen ik Prabhasa leerde kennen wist ik, dat ik op een bepaalde manier iets van haar kon leren, omdat ze was zoals ze was. Wat mij heeft aangetrokken in haar is dat ze zo helder was. Ze was zeker van wat ze deed, wat ze zei en wat ze dacht. Ze was absoluut helder op het niveau van het denken, maar ook helder, of noem het trefzeker, of effectief, in het doen van wat juist was. Daarnaast was ze toegankelijk, en aanspreekbaar wanneer iets niet goed ging.
Vanaf het eerste moment voelde ik me verwant aan Prabhasa. Een jaar nadat ik haar leerde kennen werd bij Prabhasa de diagnose kanker gesteld. Zij is acht jaar ziek geweest, afgewisseld met periodes dat het wel goed met haar ging. Jiun roshi heeft in deze jaren veel van haar werk overgenomen. Vaak is het moeilijk om te zeggen wat je precies hebt geleerd, dat weet je soms pas vele jaren later, maar samenvattend kan ik nu zeggen dat ik zen leerde kennen via Prabhasa Dharma zenji, terwijl met Jiun Roshi zen deel werd van mijn leven.
Jiun roshi met Jigen osho bij haar osho-ordinatie
Is Jiun roshi ook jouw leraar, meester?
Ja zeker, voor honderd procent, maar op een andere manier. Toen ik Prabhasa ontmoette was ik zevenendertig. Ik keek tegen haar op en zette haar altijd een beetje op een voetstuk. Het vertrouwen in Jiun roshi is nog dieper, al is het moeilijk om te vergelijken. Als ik bij Prabhasa in de wachtkamer zat voor sanzen, was ik gespannen omdat ik het goed wilde doen. Bij Jiun roshi ben ik rustiger, ervaar ik meer ruimte.
Je hebt bijna tien jaar op de Noorder Poort gewoond, hoe is dat voor jou geweest?
Ik ben in 2008 naar de Noorder Poort gegaan. Er waren toen twee bewoners, die niet geordineerd waren tot unsui. Het was op dat moment niet duidelijk of ik als unsui zou kunnen trainen. Twee jaar later werd dat toch mogelijk. In de unsui training zijn de basis elementen individuele begeleiding door Jiun roshi, dagelijks twee tot drie uur mediteren, studie, werken en deelnemen aan alle zenprogramma’s. De ordinatie tot unsui in 2010 was en is voor mij het allerbelangrijkst, het was mijn belofte dat deze weg prioriteit heeft boven al het andere, en dat ik deze weg ga met Jiun roshi. Het was een grote stap, want het is een heel diepe verbinding voor de rest van mijn leven.
Jij bent van een generatie waarin individuele vrijheid een groot ideaal was; hoe werkte dit voor jou terwijl je unsui was?
Natuurlijk waren er in de jaren als unsui ook situaties waarin het moeilijk is geweest, maar vrijheid was voor mij al lang niet meer doen wat je zelf wil. Ik geef een voorbeeld. Ik was altijd heel gedreven in het willen opbouwen van een gemeenschap. Ik wist dat mijn tijd op de Noorder Poort een trainingsperiode was en dat ik daar niet tot het einde van mijn leven zou blijven. Prabhasa wilde dat er in het noorden, het oosten, het westen en het zuiden centra zouden komen. In dat verlangen van Prabhasa heb ik altijd een rol voor mezelf gezien.
Destijds op de Noorder Poort las ik elke week Die Zeit. Daarin stond een advertentie van een gemeente tussen Hannover en Hamburg. Zij zochten iemand om in een groot leegstaand gebouw iets nieuws op te zetten. Ik liet de advertentie een tijdje op mijn bureau liggen en één dag voor het begin van de rohats, stopte ik de advertentie in mijn zak. Op een zeker moment kwam ik Jiun roshi tegen bij de buitendeur en zei: wacht even, ik wil je wat laten zien. Ik geef haar de advertentie, zij leest hem en zegt: ’wat wil je daarmee?’ Ik zei: ‘Dat weet ik nog niet, maar wil je er eens naar kijken?' Toen zei ze “Gooi maar weg, wij hebben genoeg te doen” en liep ze door.
Dat was een schok voor mij en ik dacht: nu ga ik weg. Toch besloot ik om eerst de rohatsu te doen. Tijdens de rohatsu vroeg ik me af of ik echt weg zou gaan, en toen werd me heel duidelijk dat voor mij, wat ik bij Jiun roshi kon leren, het belangrijkste was en dat alle uiterlijke zaken minder belangrijk waren. Jouw vraag ging over vrijheid, begrijp je dat dat een ander soort vrijheid is?
Mijn indruk is dat een grote kracht van de Noorder Poort is, dat groeien en steeds groter worden niet het hoogste doel is. Als het centrum vanzelf groeit is dat goed en zo niet , dan is het ook goed.
Ja, en juist dat is voor mij zo belangrijk. Daardoor heb ik veel geleerd, het geeft zoveel rust. Ik herinner me een moment waarop ik dat heel duidelijk voelde. Tijdens een gesprek met iemand realiseerde ik me plotseling dat mijn twijfel weg was. Zowel in de politiek als in het Wassermanncentrum was er bijna altijd twijfel of ik het wel goed deed en of ik wel voldoende deed, terwijl ik feitelijk heel veel deed, me enorm inzette. Toen ik me tijdens dat gesprek realiseerde dat die twijfel er niet meer was, voelde ik een enorme opluchting. Dat is een manier van leren die buiten het verstand, het denken omgaat. Dat is een ingrijpende verandering.
Prabhasa Dharma zenji, stichter IZI
Jij staat in de traditie van het International Zen Institute, wat betekent dat voor jou?
De traditie is belangrijk voor mij. In de tijd van het Wassermanncentrum heb ik veel vormen van onderricht en van leraarschap gezien. Ik heb ervaren dat het heel veel kracht kost om helemaal vanuit jezelf iets op te bouwen.
In deze traditie waarmee ik mij zo één voel, hoef ik het niet alleen op eigen kracht te doen. Ook nu ik leraar ben, blijf ik toch leerling. Er zijn ook andere mensen die hetzelfde pad gaan en alles wat ik in deze traditie inbreng, neemt de volgende generatie mee, zij gaan weer verder.
Kun je iets vertellen over jouw ervaringen als zenleraar?
Mijn inzicht komt uit concrete ervaringen en wat ik als leraar doe is dat doorgeven. Ik zal een ervaring vertellen, die ook iets grappigs heeft, namelijk hoe ik van een wc ging houden.
Als er een groep op de Noorder Poort was geweest maakten wij de kamers schoon, dat betekende soms tien, twintig wc’s en badkamers schoonmaken. Ik had toen veel lichamelijke pijn, maar ik wilde toch schoonmaken. Omdat ik zoveel pijn had, probeerde ik steeds uit, hoe ik kon bewegen met minder pijn. En zo zat ik op een keer op mijn knieën voor een wc terwijl ik met al mijn aandacht, heel gelijkmatige bewegingen maakte. Terwijl ik dat deed, verdween ik plotseling en kwam er tegelijkertijd een enorme energie in mij op. Dat was pure liefde. Het was zo’n intense ervaring dat daarmee voor mij voor altijd duidelijk was, dat je kunt verdwijnen, in wat voor werk je ook maar doet; niet alleen in wat je leuk vindt, maar ook in iets wat pijn doet of in iets wat je niet met veel plezier doet.
Een andere ervaring die mij motiveert als leraar komt ook uit het dagelijks leven, dat op de Noorder Poort bestaat uit meditatie en werken. Gasten, cursisten (en ook bewoners) kwamen en gingen, we waren er steeds met een andere groep. Een van de taken is uitleggen aan de gasten en cursisten hoe je in de goede meditatiehouding zit, hoe je je kamer schoonmaakt, hoe je groenten snijdt, hoe je de afwas doet, en al die dingen. Na jaren kon ik het dromen en op een keer dacht ik: hoeft dit nu alsjeblieft een keertje niet. In die stemming stond ik voor de deur van de keuken en plotseling was het zó helder. Dit doe ik niet voor mijzelf, maar ik doe dit voor anderen, steeds weer laten zien hoe je het op een goede manier kunt doen. Dat was ook zo’n inzicht, een moment waarop het leraar zijn zich verdiepte. Daarna was het voor mij nooit meer te veel om elke keer weer uitleg te geven.
Je bent sinds je geordineerd bent als osho ook bevoegd om unsui’s te trainen, wat is er mogelijk in unsui-trainingen?
Dat is weer een vraag die niet te beantwoorden is. De unsui-training is een proces tussen de leraar, de unsui en de omstandigheden. Het is een proces dat altijd in beweging is. Jiun roshi was in Californië bij Prabhasa in training, dat was een training van een op een. Er zijn zoveel vormen van unsui-training alleen al doordat de omstandigheden verschillen, want stel je maar eens een project op straat voor of in een klooster met vijfhonderd nonnen.
Terug naar Duitsland
Na bijna tien jaar unsui-training op de Noorder Poort is Jigen weer teruggegaan naar Duitsland. Wij spreken over de leefgemeenschap Burg Disternich waar het Zenhaus eerst gevestigd was en waar behalve Jigens dochter Lina ook Jigens ouders woonden. Lina was een van de belangrijkste initiatiefnemers van de leefgemeenschap, maar zij werd ziek en overleed. Dat waren twee verdrietige en gecompliceerde jaren. Intussen ontstonden tussen de bewoners van de Burcht grote verschillen in visie op de vorm van de gemeenschap. Die verschillen waren steeds moeilijker te overbruggen en leidden uiteindelijk tot het besluit van Jigen om daar geen verdere energie te verliezen en uit de Burcht te vertrekken. De hoogbejaarde ouders van Jigen verhuisden ook en zij wonen inmiddels naar tevredenheid in de buurt van de zus van Jigen.
De volgende stap van Jigen werd het vestigen van een Dharmahuis in Euskirchen.
Het nieuwe Dharmahuis is grondig gerenoveerd en nu in zijn geheel beschikbaar voor cursisten, gasten en/of medebewoners. De villa ademt geschiedenis met elementen uit de Bauhausperiode en ligt in een lommerrijke wijk tegen het centrum van het oude stadsgedeelte. In het najaar heeft Jigen veel in de stadstuin gewerkt. Er zijn heel veel nieuwe planten in gezet en al het blad van twee grote, oude Samubomen is opgeruimd. De bedoeling is om hier te werken met meditatiegroepen en te wonen met unsui’s die een training volgen. Het nieuwe Dharmahuis zal daarin een goede functie hebben en hopelijk, zegt Jigen, zal het huis op den duur ook zonder mij kunnen voortbestaan.
Op de begane grond is een zendo waar plaats is voor vijftien mensen. Toen de renovatie half september vorig jaar bijna klaar was en de programma’s begonnen, was plotseling de tweede lockdown een feit. Daarom geeft Jigen alle cursussen online en dat werkt heel goed. Het lijkt alsof er geen muur meer is, zegt Jigen, mensen van ver weg zijn via internet heel direct dichtbij. Maar toch, zegt ze, kijk ik uit naar het voorjaar, naar de zomer en naar een einde van de lockdown, zodat we elkaar weer echt kunnen ontmoeten.