Jubileum Maurits Hogo Dienske

Jubileum Maurits Hogo Dienske

Maurits Hogo Dienske begeleidt al twintig jaar de zengroepen in Utrecht.

Sandra Weijman doet verslag

 

Ruim twintig jaar geleden begonnen we met Zen Utrecht, en vrijwel vanaf het begin kwam Maurits Hogo Dienske wekelijks van zijn woonboot in Amsterdam naar Utrecht om als leraar de zengroep te begeleiden. Zen Utrecht groeide en al gauw kwam Maurits twee keer in de week, op de maandag- en woensdagavond. Al twintig jaar lang dus!

 

Dit heugelijke feit hebben we op zondag 16 februari gevierd in Centrum Well in Utrecht, met een feestelijke lunch, waarbij iedereen wat meenam. Sara nam een prachtige taart mee die eruitzag als een levensecht meditatiekussen. Die werd natuurlijk als eerste door Maurits aangesneden.

Feest in Centrum Well

Lekker!

Dit is echt een taart en geen meditatiekussen

Marjolein Kyosei bracht voor Maurits een prachtig zelfgemaakt gedicht ten gehore, en Jacky gaf een mooie toespraak. Merel bood Maurits een doos aan, met daarin een bijdrage van alle deelnemers van de maandag- en woensdaggroep. Er waren gedichten bij, brieven, tekeningen, en andere kunstzinnige bijdragen (zie ook de foto bovenaan).

 

Na het bekijken hiervan sprak Maurits zelf ook mooie woorden. Het was een feestelijke en prachtige middag!

Blij en tevreden

Met Jacky en Ale

Herinneringen – Maurits Hogo Dienske

Maurits Hogo Dienske (1943) was voor zijn pensionering vijfendertig jaar wiskundeleraar. Hij begon in 1980 met zen en studeerde twaalf jaar bij Prabhasa Dharma zenji. In 1999, vlak voor haar sterven, heeft zij hem tot leraar van het Internationaal Zen Instituut benoemd.

 

Herinneringen aan Roshi

van Maurits Hogo Dienske

Calligrafie van Prabhasa Dharma zenji

Calligrafie van Prabhasa Dharma zenji

Mijn eerste sesshin met Roshi was in het najaar van 1986. De laatste was in zomer 1997.

 

De manier waarop Roshi zen beoefende en overdroeg, had drie opvallende kenmerken. Ten eerste had ze een voorliefde voor koan-studie. Ze putte uit een breed gebied: eenvoudige beginnersvragen, vragen om je in de natuur in te leven (wees een boom, wees een mier), en koans uit de klassieke verzamelingen. Deze gaf ze niet in een vaste volgorde op. Ze had er slag van steeds iets te kiezen wat op dat ogenblik bij een student paste. Aan de ene kant was ze streng, want de manifestatie van een koan moest uit samadhi voortkomen. Met minder nam ze geen genoegen. Aan de andere kant had ze een groot gevoel voor de moeilijkheden van studenten. Wanneer een manifestatie duidelijk maakte dat de student een persoonlijk probleem doorzien had, keurde ze het antwoord goed, ook al bestreek het niet alle aspecten van de koan. Haar intuïtie en haar slagvaardigheid waren wonderbaarlijk. Meestal doorzag ze van tevoren wat een student zou gaan doen.

 

Een tweede kenmerk was dat ze in haar teisho’s zowel de beoefening van zen als de theoretische achtergrond benadrukte. De ene keer vertelde ze hoe je een bezem in handen neemt en hoe je naar het geluid van de wind kunt luisteren. Ze sprak over lichaamshouding en adem en aandacht, over geduldig zijn en niet oordelen. De andere keer kon ze met merkbaar genoegen filosoferen over het gelijktijdig verwerpen van bestaan en niet-bestaan, wat ze aan de prajña-paramita-soetra’s ontleende. Daarmee onderstreepte ze het feit dat woorden niets aan de directe ervaring toevoegen. Hierdoor verenigde Roshi twee kanten van zen: de stilte van meditatie en de toepassing in het dagelijks leven. Een van de laatste dingen die ze tegen mij zei was: Breng altijd zowel het absolute als het relatieve ter sprake.

 

Sumi-e van Maurits Hogo Dienske

Sumi-e van Maurits Hogo Dienske

Een derde kenmerk was dat ze voortdurend iets veranderde. Zelden hadden twee sesshins precies hetzelfde programma – en ook de uitvoering van de theeceremonie werd gewijzigd. Soms protesteerde de meditatieleider: Dat deden we toch altijd anders, waarop Roshi met grote beslistheid antwoordde: Nee, het ging altijd zo. Het was een impliciete cursus in vergankelijkheid. Maar het had ook andere kanten. Roshi zocht voortdurend naar manieren om de boodschap van het Boeddhisme aan de problemen van onze samenleving aan te passen. Daardoor schoof ze geleidelijk van de Japanse achtergrond, die ze van haar meester Joshu Sasaki Roshi geleerd had, door naar West-Europa. Haar strengheid werd ronder, niet alle studenten werden aan koanstudie onderworpen en ze deed pogingen om ons met vipassana vertrouwd te maken. Het is een ontwikkeling die nog altijd doorgaat.

 

Een paar van haar uitspraken zijn in mijn herinnering blijven hangen. Een ervan is: Het is geen probleem dat je een ego hebt. Het probleem is dat je het niet kunt loslaten. Een student vroeg eens: Roshi, bestaan fouten? Ze antwoordde met haar gebruikelijke gevatheid: Fouten bestaan niet, maar ze worden wel gemaakt. Aan het eind van een sesshin gaf ze als raad mee: Maak eerst jezelf gelukkig. Maak daarna alle anderen gelukkig. Dat zijn mijn beroemde laatste woorden. En ze zei een keer in een teisho: Voor mij is het één logisch geheel. Dat laatste vond ik zeer bemoedigend. Veel leraren benadrukken dat zen irrationeel en niet met het verstand te doorgronden is. Ik wantrouwde dat en daardoor was haar uitspraak een opluchting.

 

Roshi was een schitterende verschijning die nooit om een woord verlegen zat. In elke situatie viel ze op, zelfs al door de manier waarop ze zich bewoog. Ze kon met innig genoegen zeggen dat ze de beste van iedereen was. Ik nam haar die ijdelheid niet kwalijk, want ten eerste zei ze het nooit geringschattend, ten koste van iemand anders, en ten tweede was het gewoon waar, ze was ook altijd de beste. Ze was opgeleid als kunstschilder, ze heeft de kalligrafieën in het boek Boeddha ben je zelf gemaakt, ze schreef gedichten en ze had een groot persoonlijk charisma.

 

Roshi is de enige mens die ik onvoorwaardelijk bewonderd heb. Het was heel bijzonder met haar te werken en haar invloed te ondergaan. Er viel vaak meer te leren van haar optreden dan van haar woorden. Het werken met haar heeft voor mij het beeld bepaald van wat zen is. Tegelijkertijd was er zo’n verschil in persoonlijkheid en capaciteiten dat ik nooit gehoopt heb op haar te lijken.

Boekbespreking: je bent volkomen op je plek

Je bent volkomen op je plek

Je bent volkomen op je plek

Threes voskuilen leest het nieuwe boek van Maurits Hogo Dienske

Een boek kan je uit je dagelijkse beslommeringen halen en naar een andere wereld brengen. Het kan je belevingswereld verruimen, of je juist helpen eraan te ontsnappen. De toespraken over zen die werden samengebracht in het boek Je bent volkomen op je plek laten je niet ontsnappen, maar verruimen en verdiepen je wereld. Er wordt ingegaan op moeilijkheden die je bij de meditatie kunt ondervinden, zoals in het voorwoord wordt gezegd, en op hoe je de Dharma (de leer van de Boeddha) op die moeilijkheden kunt toepassen. De toespraken werden gegeven in de wekelijkse meditatiegroepen die Maurits Hogo Dienske leidt in Utrecht en Amsterdam. Maurits is zenleraar en staat in de traditie van de Noorder Poort. Zijn studenten hebben er goed aan gedaan erop aan te dringen dat dit boek er zou komen.

 

Waar je ook maar leest in de vierentwintig toespraken, daar ben je op de goede bladzijde en bij de juiste zin. Het boek is ideaal om mee te nemen, voor in de trein, of voor als je stilstaat in een file, of voor op een moment waarop weer een rijtje emails binnenkomt . Want je kunt het elk moment oppakken en zo maar ergens openslaan. Dat hoeft niet op de eerste bladzijde te zijn, en een heel hoofdstuk lezen vraagt niet meer dan een kwartiertje. In elk hoofdstuk is het altijd wel eventjes raak, wordt er net even een ander perspectief geopend. En al gaat het over zen en meditatie, intussen gaat het wel degelijk vooral over het leven van het leven in al haar vormen en hoedanigheden.

 

In zen en zo ook in de toespraken van Maurits wordt de dualiteit die ons leven kenmerkt vaak uitvergroot en soms tot in het absurde op de spits gedreven, waarna als enige uitweg een val in het non-duale overblijft. De toespraken houden je op een of andere manier voortdurend bij de les en zijn telkens weer een stimulans om door te gaan.

 

De wereld is groot en wijd, is de titel van een van de toespraken.

 

Meester Yunmen zei: “De wereld is groot en wijd. Waarom trekken jullie je ceremoniële gewaad aan als de bel wordt geluid?”

 

Maurits gaat in op de traditionele gang van zaken op de Noorder Poort, waar net als in het klooster van meester Yunmen allerlei verschillende bellen worden geluid; voor het eten, voor zazen, voor het werk en voor de ceremoniën waarvoor het ceremoniële gewaad wordt aangetrokken.

 

En natuurlijk roept de bel vaak allerlei gedachten en gemoedstoestanden op.

 

Je kunt van alles last krijgen, zegt Maurits. Je wordt veel te vroeg wakker gemaakt en denkt: in vredesnaam, weer zo’n dag. Of je denkt: Nou vooruit nog één periode zazen, dan komt de maaltijd en daarna kan ik even op één oor, of waarop je je ook maar verheugt.

Maar je ziet dat dergelijke gedachten en alle drijfveren die daarachter zitten, je uit je tevredenheid halen. Het zijn gevoelens van onvrede, gevoelens dat je niet precies op je plek bent, omdat er iets is wat stoort of wat niet goed is.

Meester Yunmen gaf als remedie: “De wereld is groot en wijd”.

 

Wat een uitspraak van Meester Yunmen koos Maurits voor deze toespraak! Beeldend is de bel voor het aantrekken van het ceremoniële gewaad. Hoe dicht staat deze bel wel niet bij het leven van alledag? Bij de ochtend waarop de wekker gaat en de wereld helemaal niet groot en wijd is, omdat opstaan wel het allerlaatste is wat je wil.

Maurits gaat in zijn toespraak verder met:

 

En als je verdrietig bent, wees dan voor honderd procent verdrietig en hoop niet dat het verdriet verdwijnt. Verdriet is geen probleem. Niet verdrietig willen zijn is het probleem.

Wanneer je volkomen open staat voor emotie is de wereld groot en wijd.

 

Er wordt in deze toespraak ook ingegaan op een essentie in het beoefenen van zazen:

 

Iedere ademhaling heeft een zekere dynamiek die in stilte eindigt. Laat je daardoor meenemen. Voor de aanwijzing de wereld is groot en wijd is het belangrijk hoe je uitademt. Tijdens de uitademing voel je de beweging van je ademhalingsspieren in je lichaam. Je kunt erop toezien dat aan het einde van de uitademing al die spieractiviteit verdwenen is. Er niets anders is dan een lichaam dat volkomen in rust is. Je bent stil. Tegelijk ben je bereid weer in beweging te komen als de inademing komt. Iedere ademhaling geeft je die gelegenheid.

 

De titels van de toespraken zijn uitnodigend. Liefde zonder reden, is er zo een. Of: Ziek of niet het heeft er niets mee te maken. Of: Dat wat in mij samen met jou komt en gaat.

 

Maurits Hogo Dienske

Maurits Hogo Dienske

Uit Dat wat in mij samen met jou komt en gaat hier een laatste citaat:

 

Luzu citeerde een oud zen-gedicht waarin staat: “De mensen kennen het juweel niet dat alle wensen vervult. De dingen zien zoals ze zijn, is de mijn waarin het juweel gevonden wordt.”

Daarna vroeg hij meester Nanquan: “Wat is die mijn?”

Nanquan antwoordde: “Dat wat in mij samen met jou komt en gaat is de mijn.”

Luzu vroeg: “En dat wat niet komt en gaat?”

Nanquan zei: “Dat is ook de mijn.”

Luzu vroeg: “Wat is het juweel?”

Nanquan riep: “Luzu!” Luzu zei: “Ja”

Nanquan zei: “Ga weg. Je begrijpt mijn woorden niet.”

Niet-zelf

Maurits Hogo Dienske (1943) beoefent zen sinds 1980. Hij studeerde bij Prabhasa Dharma zenji, zij heeft hem in 1999 tot leraar van het International Zen Institute benoemd. In 2015 publiceerde hij het boek ‘Zwijgen over stilte. Spreken over zen’. Een zeer lezenswaardig boek waarin hij in heldere termen kernbegrippen uit de zenbeoefening beschrijft. We hebben ervoor gekozen om een gedeelte uit het boek in dit eerste nummer van ZenLeven te publiceren. Dit gedeelte gaat over niet-zelf. Het volledige boek kun je hier kopen.

Niet-zelf

Maurits Hogo Dienske met kleindochterJe kunt niet zonder meer zeggen: “Er bestaat een ik.” Je kunt ook niet zonder meer zeggen: “Er bestaat geen ik.” Dit is vreemd. Niet bestaan is de ontkenning van bestaan, dus als de uitspraak “er bestaat een ik” onwaar is, zou je verwachten dat de uitspraak “er bestaat geen ik” automatisch waar is. En zo is het niet. Bij paradoxen moet je altijd verder kijken dan de woorden alleen. De begrippen bestaan en niet bestaan vormen wel een tegenstelling, maar de redeneringen die erachter schuilen, spreken elkaar niet tegen. Ze worden alleen in verschillende contexten gebruikt.

De leer van de Boeddha wordt traditioneel verdeeld in wijsheid, ethiek en meditatie. Het is een verkorte weergave van het achtvoudige pad. Wijsheid omvat inzicht en innerlijke houding, ethiek omvat spreken, handelen en levensonderhoud, meditatie omvat inzet, aandachtontwikkeling en concentratie. Dit zijn drie contexten, en in elk van hen wordt het begrip “ik” op een andere manier besproken.

Ik herinner eraan dat het woord “ik” drie hoofdbetekenissen heeft: de aanduiding van alle verhalen die we over onszelf vertellen, de aanduiding van alle conditioneringen waaraan we gehecht zijn, en de aanduiding van onze aanwezigheid in het contact met de omgeving.

Meditatie

In zazen houd je je uitsluitend bezig met de directe ervaring en het afhankelijk ontstaan. Je voelt lichamelijke gewaarwordingen, maar niet “het lichaam.” Je neemt gedachten waar, maar niet “het verstand.” Je zet een begeerte in daden om, maar “een conditionering” is een abstractie.

Alle verhalen laat je achterwege (dat is moeilijk, maar daarover gaat het nu niet). Dus dit deel van het ik blijft tijdelijk buiten beeld. De bedoeling is niet dat je het bestaan ervan ontkent, maar dat je de grondslag ervan onderzoekt. Zijn het alleen maar verhalen of is er in de directe ervaring iets te vinden waar die verhalen over gaan? Naar mijn mening is zoiets in de vijf skandha’s niet te vinden. De verhalen spelen zich louter op verbaal niveau af. Hiermee is niet gezegd dat ze onbelangrijk zijn, want heel ons sociale leven berust op die verhalen. Er is alleen maar mee gezegd dat er geen reden is om ons krampachtig aan die verhalen vast te klampen en het onderwerp ervan tot elke prijs te verdedigen.

Alle conditioneringen zet je niet in daden om (ook dat is moeilijk). Je reageert niet met begeerte en afkeer en kijkt wat er dan gebeurt. Dus ook dit deel van het ik blijft tijdelijk buiten beeld, niet om het bestaan ervan te ontkennen, want na afloop van zazen komt het meestal gewoon terug, maar om de gehechtheid aan dergelijke reactiepatronen te verzwakken.

De aandacht is gericht op de aanwezigheid in het contact met de omgeving. Dit deel van het ik is een directe ervaring. Maar daarmee is niet gezegd dat het bestaat. Integendeel, het wordt duidelijk dat het voortdurend verandert en dat je er geen gelijkblijvende identiteit aan toe kunt schrijven.
 
nietzelf

Ethiek

Meditatie is niets doen, ethiek is doen. Meditatie staat los van de sociale omgeving, ethiek staat midden in de sociale omgeving. Meditatie heet absoluut omdat het ik niet tegenover een ander staat, ethiek heet relatief omdat het ik altijd tegenover een ander staat. Meditatie heeft geen waardeoordelen, ethiek kan niet zonder waardeoordelen. In meditatie gebruik je het woord “ik” niet, in ethiek moet je kunnen zeggen: “Ik besef dat ik je pijn gedaan heb, en dat spijt me.”

Alle verhalen spelen een grote rol. Dit deel van het ik is concreet aanwezig. Verhalen gaan alleen niet over een geheimzinnige instantie binnen de vijf skandha’s, maar over de ene zichtbare mens die met de andere zichtbare mens praat. Ze berusten niet op een absolute waarheid, maar we beoordelen ze op eerlijkheid en controleerbaarheid. Ze bezitten geen onveranderlijke identiteit, maar we kunnen ze onder invloed van nieuwe inzichten wijzigen.

Alle conditioneringen spelen een grote rol. Ook dit deel van het ik is concreet aanwezig. Ze berusten alleen niet op een vaststaand karakter, maar worden herhaald onder invloed van een begeerte of een afkeer die je nu voelt, en wat je doet kun je ook anders doen. Je moet hun aanwezigheid accepteren, daar kun je niet omheen, maar je moet ook beoordelen hoe je ze in daden omzet, op grond van het voornemen zo min mogelijk lijden te veroorzaken. En je moet accepteren dat dit voornemen nog weinig ontwikkeld is en dat de macht der gewoonte vaak sterker blijkt te zijn.

De aandacht is gericht op je aanwezigheid in het contact met de omgeving, net als in meditatie, maar nu omvat het alle wezens die bij deze situatie betrokken zijn. Je directe ervaring bestaat uit de woorden die je hoort, en de lichaamstaal die je ziet, en daaruit moet je maar zien af te leiden wat je gespreksgenoot voelt. Je hebt herinneringen aan de manier waarop hij  vroeger gereageerd heeft, en daaruit moet je proberen te begrijpen wat zijn belangen op dit ogenblik zijn. Dit deel van het ik kan niet alleen uit directe ervaring bestaan, maar is vermengd met gedachten over de andere wezens.

Wijsheid

Deze context bestaat deels uit kennis van het boeddhisme, bijvoorbeeld van de manier waarop de vijf skandha’s en het afhankelijk ontstaan duidelijk maken hoe je lijden kunt wegnemen, en deels uit de innerlijke houding die zich voorneemt voortaan zo min mogelijk lijden te veroorzaken en zo veel mogelijk lijden weg te nemen.

De leer van het niet-zelf behoort tot de wijsheid. Uit het bovenstaande blijkt dat deze leer niet gaat over het bestaan of niet bestaan van het ik. Bestaan en niet bestaan zijn statische begrippen, die het beeld van een onveranderlijke aanwezigheid of afwezigheid oproepen. Waar het daarentegen om gaat is de invloed die de drie hoofdonderdelen van het ik uitoefenen. Aan de ene kant is die invloed in de directe ervaring merkbaar, want je voelt bijvoorbeeld de onaangename indruk die iemand op je maakt. Aan de andere kant berust die invloed niet op een onveranderlijke identiteit, want door anders op die indruk te reageren, kun je de gebeurtenissen een heilzame wending geven.

In plaats van bestaand kun je beter het begrip werkelijk gebruiken. Een verschijnsel is werkelijk voor zover het een waarneembare uitwerking heeft, die in de directe ervaring voelbaar is en door afhankelijk ontstaan beschreven kan worden. Als je er bijvoorbeeld van overtuigd bent dat iemand je iets kwalijk neemt, kan die overtuiging onjuist zijn, terwijl ze wel werkelijk is, want ze beïnvloedt de manier waarop je met die persoon omgaat. Werkelijke verschijnselen zijn vergankelijk, want ze komen en gaan volgens afhankelijk ontstaan en ze zullen veranderen wanneer de omstandigheden veranderen. Als je inziet dat je je vergist hebt en dat die persoon je helemaal niets kwalijk neemt, verandert je houding. Werkelijke verschijnselen berusten dus niet op een onveranderlijke identiteit.

Je kunt nog een stap verder gaan. De werkelijkheid bestaat in de eerste plaats uit vergankelijke gebeurtenissen die volgens afhankelijk ontstaan verlopen. Hun invloed overschrijdt moeiteloos de grenzen van ik en ander. Je hoort bijvoorbeeld de woorden van iemand en je wordt erdoor geraakt. Als je bewustzijn open is, vervagen de grenzen. Juist daarom is afhankelijk ontstaan een grondbegrip. We zijn gewend van het begrip individu uit te gaan alsof dat iets vanzelfsprekends is. Maar het meest concrete deel van ons ik is de aanwezigheid in het contact, en dat verandert voortdurend door invloeden die zich niets van de grenzen van een individu aantrekken. Niet individu is een grondbegrip, maar afhankelijk ontstaan. Het is wennen, en waarschijnlijk moet je even slikken omdat je bang bent dat je van iets wezenlijks beroofd wordt, maar in feite geeft het een bevrijdende openheid.

Nikolai Makarov, Museum der Stille in Berlijn

Nikolai Makarov, Museum der Stille in Berlijn

Conclusie

Je kunt niet zonder meer zeggen: “Er bestaat een ik.” Bestaan betekent hier statisch zijn. Het ik is niet statisch, omdat zijn drie onderdelen het afhankelijk ontstaan volgen en dus niet op een gelijkblijvende identiteit berusten. Deze redenering past in de context van meditatie en dient als aansporing om gehechtheid los te laten. Je kunt ook niet zonder meer zeggen: “Er bestaat geen ik.” Niet bestaan betekent hier niet werkelijk zijn. Het ik is werkelijk, omdat zijn drie onderdelen het afhankelijk ontstaan volgen en dus een waarneembare uitwerking hebben. Deze redenering past in de context van ethiek en dient als aansporing om zo min mogelijk lijden te veroorzaken.

Beide redeneringen spreken elkaar niet tegen. Ze benadrukken enkel verschillende aspecten van het afhankelijk ontstaan. Op deze manier beschreef Nagarjuna het afhankelijk ontstaan als een middenweg die de twee extremen bestaan en niet bestaan vermijdt.