Hans Reddingius (geboren in 1930) raakte in de jaren zeventig van de vorige eeuw geboeid door de Japanse versvorm haiku. Hij is al veel jaren actief lid van de Haiku Kring Nederland, en was zeven jaar lang hoofdredacteur Nederland van het Nederlands-Vlaamse haikutijdschrift Vuursteen. Sinds 1998 beoefent hij Zen, onder meer in retraites op de Noorder Poort. Hij verzorgt voor ZenLeven een haikurubriek.
Alles gaat voorbij
Er zijn dingen die je weet maar waar je nooit bij stilstaat. Dichters kunnen je helpen om de waarheid weer eens goed te beseffen. Zo zal het je bekend zijn dat alles wat er nu is voorbijgaat en dat van alles wat er ooit geweest is nog slechts enkele resten over zijn. De Japanse dichter Bashō (1644-1694) maakte lange reizen, te voet, af en toe een stuk te paard, over Honshū. In het Noorden kwam hij bij een plaats die Hiraizumi heette. Hij wist dat daar in vroeger tijden een groot paleis had gestaan van de roemruchte Fujiwara-clan. Aan het einde van de twaalfde eeuw hadden daar heldhaftige gevechten plaatsgevonden tussen de Fujiwara en de Minamoto. Toen Bashō hier aankwam was er van alle vroegere glorie en heldendom niets over. Hij schreef de volgende, beroemd geworden haiku:
natsukusa ya tsuwamonodomo ga yume no ato
Gras in de zomer –
van de dromen der krijgers
rest alleen dit nog.
Bashō [1]
(Tussen haakjes: het woordje ‘ya’ dat je in de Japanse tekst boven ziet staan is een voorbeeld van een zogenaamd snijwoord (kireji), dat in dit geval het gedicht als het ware in twee stukjes verdeelt. Vertaler Kerlen heeft hiervoor een liggend streepje gebruikt.) Om het besef van het voorbijgaan der dingen op te roepen hoef je echter niet per se de geschiedenis te memoreren, zoals Bashō deed. De veel later levende dichter Shiki (1867-1902) deed het o.a. zo:
kaerimireba yuki-aishi hito kasumi keri
Maar toen ik omzag
was de man die langs mij ging
in mist verdwenen.
Shiki [2]
Toen de man gepasseerd was duurde het even voordat nieuwsgierigheid was opgewekt: wat was het voor iemand? Had ik hem moeten groeten? Te laat – het ogenblik is voorbij. (Het woordje ‘keri’ aan het eind van de Japanse tekst is weer een snijwoord. In dit geval zal het wel zoiets betekenen als hé, of ach!, of oeps!. De vertaler heeft het maar onvertaald gelaten.)
Vlooienmarkt –
de motregen ritselt
op oude foto’s.
Adri van den Berg [3]
Iemand heeft ooit foto’s gemaakt, de foto’s zijn bewaard, ze zijn af en toe bekeken, ze hebben herinneringen opgeroepen aan iets dat de moeite waard werd gevonden. Maar wie ze maakte en wie ze bewaarde heeft ze weggedaan, of is misschien overleden, en nu zijn ze op de vlooienmarkt terecht gekomen. Zou iemand ze nog willen hebben? Ze liggen in de motregen, kennelijk vindt de aanbieder het niet nodig ze af te schermen. De motregen ritselt. De motregen heeft niks met foto’s, maar maakt haar eigen zachte geluid en tikt zo de tijd voorbij.
Op Nieuwjaarsmorgen
natte resten van vuurwerk
op het kerkepad.
E. Hey-de Herder [3]
Oud en Nieuw is natuurlijk het symbool bij uitstek van het voortgaan van de tijd. Mensen gaan naar de kerk om zich nog even te bezinnen op wat goed was en mag blijven en wat niet zo fraai was en beter uitgepoetst kan worden. Men heeft het oude jaar, het verleden, willen wegknallen en het nieuwe met felle kleuren willen verwelkomen – maar ook dat is voorbij. Natte resten die niet kunnen ploffen. Dat stemt mij wat melancholiek. Daar ligt de rommel, en hoe nu verder?
[1]Bashō, Geluid van water. Haiku. Vertaald uit het Japans door H. Kerlen. Kairos, Soest 1989
[2]Haiku. Een jonge maan. Japanse haiku van de vijftiende eeuw tot heden. Keuze, inleiding en vertaling door J. van Tooren. Meulenhofff, Amsterdam 1973
[3]Haiku. Een kleine regenboog. Bloemlezing van Nederlandse en Vlaamse haiku, samengesteld door W.J. van der Molen, Gaby Bleijenbergh en Bob Verstraete. Kairos, Soest 1993