In het hart van alle dingen
Interview van Threes Voskuilen met Myoko Suigen osho
Het grote raam in de kamer heeft de vorm van een patrijspoort met uitzicht op een zee van groene weilanden. De werktafel staat tegen het raam geschoven. In de verte passeert een groepje grazende reeën. Zij zijn daar heel geregeld, vaak wel twee keer per dag, zegt Suigen. Dichterbij, wat meer naar rechts, ligt de moestuin in diepe winterslaap. In kommetjes van bruin keramiek geurt de thee, we nemen kleine slokjes en gaan beginnen.
Al zes jaar is Suigen (op de foto in haar osho-robe) hoofdredacteur van het tijdschrift ZenLeven, bovendien doet zij de opmaak en verzorgt ook de website van de Noorder Poort. In 2011 heeft Suigen Amsterdam achter zich gelaten om op de Noorder Poort te gaan wonen.
Wil je iets vertellen over wat in je leven belangrijk is geweest?
Ik ben in 1951 in een samengesteld gezin geboren. Mijn vader was gescheiden en kreeg de twee kinderen uit zijn eerste huwelijk toegewezen. Via een huwelijksadvertentie trouwde hij met mijn moeder en ik ben de jongste van twee kinderen uit dit huwelijk. Er was meestal een bedrukte sfeer in huis. Dat mijn vader gescheiden was, daar mochten we niet over praten, dat was schande en een geheim. De oudste van de twee kinderen uit zijn eerste huwelijk, een broer, is gestorven aan de ziekte van Duchenne toen ik vijf jaar oud was. Ik had en heb een heel sterke band met mijn halfzus die tien jaar ouder is. Maar zij ging al vroeg met onmin het huis uit.
Ik was heel leergierig en kon goed leren. Rond mijn veertiende fantaseerde ik over het winnen van de Nobelprijs en toen ik 18 was ging ik scheikunde studeren. Ik koos voor scheikunde omdat ik tot in het hart van de dingen wilde doordringen. Het was een moeilijke tijd want ik woonde inmiddels op kamers en was onzeker en ongelukkig. Na mijn afstuderen ben ik gaan werken bij het mathematisch centrum, een onderzoeksinstituut. In die tijd had ik een relatie met een grafisch ontwerper. Hij leerde me dat de dingen ook een buitenkant hebben. Hij leerde me kijken.
Daarna ben ik overgestapt naar het universitair onderwijs waar ik informatica doceerde. Inmiddels had ik een relatie met Arthur met wie ik twee zonen kreeg. Met mijn oudste zoon Misha, nu 34 jaar, gaat het niet goed. Hij is autistisch en heeft heel veel zorg en aandacht nodig. Hoewel Arthur en ik gescheiden zijn gaat het goed tussen ons en zorgen wij samen dat Misha’s leefsituatie zo optimaal mogelijk is. Het is een geluk dat wij dit als ouders samen doen, want het is heel ingewikkeld.
Op een gegeven moment kwam er een grote wending in je leven, wil je daar iets over vertellen?
Ja, intussen was er altijd iets in mij dat zei: er klopt iets niet aan de manier waarop wij in het leven staan. Ik vroeg me vaak af: waarom weten wij mensen niet goed wat we doen en wat het effect is van wat we doen. Nishkamo, een heel goede vriendin, is voor mij heel belangrijk geweest. Zij was sannyasin geworden en leende mij een boek van Bhagwan. Toen ik daarin las viel alles op z’n plek. Ik las over verlichting, ego, en egoloosheid en wist: dit is wat ik altijd heb aangevoeld.
Het was een Paulusachtige ervaring, waardoor alles anders werd: vanaf dat moment was spiritualiteit het gebied van waaruit ik wilde leven. Ik ben korte tijd sannyasin geweest, en in één van de groepen die ik daar deed, had ik een diep ingrijpende en veranderende ervaring. Het werd me duidelijk dat ik, dat wij, een doorgeefluik van liefde zijn. Tot aan dat moment dacht ik dat liefde iets is dat je nodig hebt, dat je moet krijgen. Toen in die groep heb ik heel direct ervaren dat liefde niet iets is wat je doet, maar dat je zelf een soort verdichtingspunt bent van liefde.
Denk je nog steeds dat je, dat wij, een verdichtingspunt van liefde zijn?
Ja, dat denk ik nog steeds. Toen, pas na die ervaring, durfde ik het krijgen van kinderen aan. Toch raakte de ontdekkingstocht op het gebied van spiritualiteit ook weer op de achtergrond. Maar toen kort na de geboorte van Misha mijn vader overleed en ikzelf opnieuw zwanger bleek, kwam het verlangen op om weer te gaan mediteren. Ik zocht naar een mogelijkheid en belde twee centra. Noem het toeval of niet maar het eerste centrum nam niet op en het tweede centrum was de Tiltenberg. Daar deed ik een eerste zenweekend met Mimi Maréchal. Zij is heel belangrijk geweest voor de introductie van zen in Nederland, omdat ze veel verschillende zenmeesters uitnodigde op de Tiltenberg. Dat weekend was zwaar en pijnlijk, maar aan het eind gaf ik me toch op voor een weekend bij Prabhasa Dharma. Tijdens de laatste sanzen in dat weekend vroeg Prabhasa of ik serieus was over zen en ik zei: ‘Ja, dat denk ik wel’. Ik hoor nog wat ze toen zei: ‘That is good, because zen should be practised wholeheartedly or not at all’. Dat bracht toen in die situatie bij mij een schok teweeg. Het drong echt tot me door dat ik het dus niet zo maar een beetje moest doen – tenminste niet als ik die egoloosheid wilde ervaren waar Bhagwan het over had. Ik besef inmiddels ook heel goed dat niet iedereen op die manier zen wil oefenen. Sommige mensen hebben bijvoorbeeld geen enkele behoefte om sesshins te doen, en dat is ook prima.
Na de geboorte van Samir, mijn tweede zoon, was het zo druk dat het me niet lukte om te blijven mediteren, maar anderhalf jaar later kreeg ik een uitnodiging in de bus voor studiedagen met Prabhasa Dharma op de Tiltenberg. Die studiedagen waren een soort openbaring voor mij en ik wist toen dat Prabhasa mijn leraar was en dat zen echt mijn weg was. Vanaf dat moment, in 1990, ben ik sesshins gaan doen.
Wat maakte dat je zo zeker wist dat Prabhasa jouw leraar was?
Het was vooral intuïtief en daardoor is het moeilijk om er woorden aan te geven. Het was haar uitstraling; ze was zo helder en zo rustig, ze was uit één stuk; iemand die echt stond. Ze sprak vanuit haar ervaring en het klopte. Ik wist dat zij wist wat ik wilde weten.
Is er daarna ooit twijfel geweest over de weg van zen ?
Nee, ik moet in dit leven zen beoefenen. Als ik sterf heb ik twee vragen aan mezelf en die zijn: heb ik het goed gedaan met mijn kinderen en heb ik voldoende zen beoefend?
Natuurlijk ben ik ook wel perioden minder gemotiveerd geweest. Ik worstelde al lang met dezelfde koan en vroeg me af of ik niet beter op vakantie kon gaan in plaats van naar een sesshin. Door gesprekken met vriendinnen in de sangha ben ik toen toch naar de sesshin gegaan en daar kwam voor mij een grote doorbraak. Dat betekent overigens nog niet zo veel hoor, een eerste inzicht. Prabhasa Dharma zei vaak dat de echte zentraining daarna pas begint. Het is dus nooit klaar. Ik kan hier mijn hele leven mee toe.
In 2011 ben je op de Noorder Poort gaan wonen en tot unsui geordineerd. Wil je iets vertellen over de ordinatieceremonie?
Het was een bijzondere dag in oktober die ik me heel goed kan herinneren. Ik zat op mijn kamer, mijn hoofd was toen al kaal geschoren op die ene pluk haar na. Er was een prettig soort spanning terwijl ik mediteerde. Het afscheren van mijn haar betekende veel voor me. Als mens heb je allerlei gehechtheden en het afscheren van het haar is een symbool voor het loslaten van die gehechtheden. Er is een moment in de ceremonie waarop ook de laatste pluk haar afgeschoren gaat worden. Jiun roshi vraagt dan: ‘Sta je me toe dit doen?’ Die vraag gaat over meer dan de pluk haar. Mijn beleving hierbij was dat mijn ja op dat moment ook betekende: ja, ik vertrouw erop dat jij mij met wijsheid zult trainen. Dat was voor mij de essentie van de ceremonie.
Na het afscheren van de laatste lok haar ga je de zendo uit en kom je, in je unsui-robe met kesa, opnieuw de zendo weer binnen, waar iedereen zit te wachten. Ik kreeg toen de naam Myoko, dat was de tweede naam van Prabhasa Dharma. Dat heeft me erg ontroerd en ik vond het ook een opdracht. De naam betekent beautiful brightness.
Waarom wilde je eigenlijk unsui worden, wat was je verwachting?
Daar kan ik heel weinig over zeggen. Ik voelde dat het moest. Jiun roshi heeft het wel eens roeping genoemd en dat klopt. In 2001 ben ik drie maanden op de Noorder Poort geweest om te onderzoeken of ik de unsui-training echt wilde aangaan en daarna was het duidelijk.
Aan die training zitten twee kanten.
De ene kant zijn de inzichten die ontstaan door de koan-beoefening, die je voortdurend richt naar wat zich buiten het cognitieve kennen, het weten bevindt. Dat gaat, simpel gezegd, om de ervaring dat de grens tussen ik en ander volkomen kunstmatig is; dat er tussen binnen en buiten geen verschil bestaat.
De andere kant, en die is eigenlijk veel moeilijker, is de levenslange leerweg om vanuit dat inzicht te leven. Dat betekent dat je handelen in iedere situatie voortkomt uit wat hopelijk het beste is voor de situatie als geheel. Dat geeft een ander perspectief. Het betekent niet dat je jezelf altijd moet wegcijferen, want je bent zelf ook onderdeel van de situatie. Maar alles wordt anders als je kijkt vanuit de situatie als geheel en niet vanuit ‘wat betekent het voor mij’.
In de unsui-training word je op verschillende manieren geholpen om die leerweg te gaan. Doen wat je gevraagd wordt bijvoorbeeld. Het is van geen belang of je er zin in hebt of juist niet, al zal je niet gevraagd worden iets te doen wat je echt niet kunt. Wel blijf je uiteindelijk natuurlijk altijd verantwoordelijk voor je eigen daden, al is mij nooit iets gevraagd wat ik niet acceptabel vond. Ook heel belangrijk is het in harmonie leven met de medebewoners, die je niet zelf hebt uitgezocht.
Hoe ging het in de training met de ‘ups en downs’ die er ongetwijfeld ook waren?
In de loop van de tijd was ik natuurlijk wel eens gedemotiveerd en overwoog ik soms om weg te gaan. Dan waren er altijd twee dingen die me daarvan weerhielden. Het ene was mijn naam Myoko en het andere was een ervaring van Jiun roshi uit haar eigen unsui-training bij Prabhasa Dharma. Dat was een heel harde training. Opmerkingen werden vaak afgekapt of genegeerd, totdat ze een keer, uiterst gefrustreerd, vroeg: ‘Waarom mag ik nooit iets zeggen?’Prabhasa antwoordde toen: ‘Je mag alles tegen me zeggen, als het maar van de goede plek komt.’ Dat heb ik heel goed begrepen, en het werkt ook door voor mij. Dus als ik geen zin meer had in de training, dan vroeg ik me af, komt dit van de goede plek… en dan was het antwoord bijna altijd nee, want mijn ‘ik’ is niet de goede plek. De eerste jaren in de training deed ik veel huishoudelijk werk. Op den duur verschoof dat. In 2013 begon de lerarenopleiding en drie jaar later volgde de leraren-ordinatie. Langzamerhand ging ik steeds meer zenbegeleiding doen, zoals bijvoorbeeld de nieuwsjaarsretraite, de ZenLeven-thuistrajecten, en sinds kort elk jaar een go-sesshin.
Sta je ver van de maatschappij af nu je al zolang op de Noorder Poort woont?
Nee, dat vind ik niet. De maatschappij komt voortdurend naar ons toe. Voor de gasten die hier komen, is het heel belangrijk dat de Noorder Poort er is. En omgekeerd is het voor mij ook belangrijk dat hier mensen van buiten komen, anders zou ik me misschien nutteloos gaan voelen.
Je bent leraar en osho, wil je daarover vertellen?
Het leraar en osho zijn ligt in elkaars verlengde. Ik heb mijn hele leven les gegeven. Maar zenleraar zijn heeft voor mij een extra dimensie doordat de zentraditie zo rijk en diep is. Osho betekent bewaarder van de vrede en zoals Jiun roshi zegt, gaat het hier allereerst om de vrede in mijzelf.
Mijn verbondenheid met deze sangha is in de loop van de jaren onopgeefbaar geworden. Ik vind het belangrijk die traditie als leraar te bewaren en door te geven. Het gaat niet zozeer om de vorm, niet om de robes, de rakusu en wat we nog meer dragen. Hoewel de vorm ook verbindend is en de rituelen een zekere intimiteit met zich meebrengen. Maar de essentie zit in dat waar geen woorden voor zijn, in dat waarover je eigenlijk niet kunt spreken. Meditatie, mindfulness, is in onze samenleving bijna mainstream geworden en daarbij grotendeels ontdaan van spirituele aspecten en het is heel mooi dat dit zo bereikbaar is geworden voor veel mensen. Maar de spirituele, mystieke dimensie die je in zen vindt, is een rijkdom die je in de mainstream van mindfulness niet snel zult vinden. Als leraar probeer ik over te dragen dat vanuit het absolute gezien de wereld één grote dans is waar geen lijden bestaat, terwijl er in het dagelijks leven wel degelijk lijden bestaat. Als je weet dat die perspectieven er allebei zijn, dan beïnvloedt dat hoe je in het leven staat.
Welk boeddhistisch begrip is voor jou belangrijk?
Dat is het leven vanuit de Brahmavihara’s. Letterlijk vertaald: de goddelijke verblijfplaatsen. Dat zijn vier geestestoestanden die, als je volkomen helder bent, spontaan ontstaan: oneindige vriendelijkheid, oneindig mededogen, oneindige medevreugde en onverstoorbare gelijkmoedigheid.