Daniël Pollack
Woonde op de Noorder Poort van 1996 tot 2002
Unsui-naam: Kishin Homon
Huidig beroep: Physician assistant cardiothoracale chirurgie in het UMCG
Wat heb je in je huidige leven aan je zentraining gehad?
Eén van de dingen die sinds mijn zentraining altijd in mij ingebakken zijn, is de manier waarop we in de keuken omgingen met voedsel. Je gooide nooit voedsel weg en dat doe ik nog steeds niet, ook geen ‘kliekjes’ . Die gebruik ik in een ander gerecht. Daar maak ik bijvoorbeeld soep van. Een ander gevolg van mijn training is dat ik vegetariër ben geworden. Ik heb een tijdlang na mijn training vlees gegeten. Want ik vind en vond dat erg lekker. Maar ineens kwam daar het besef van wat wij mensen de dieren aandoen. De hele bio-industrie vind ik verschrikkelijk. En daar kwam dus ook de boeddhistische filosofie om de hoek kijken: we zijn allemaal levende wezens. Dat wij mensen vinden dat we het recht hebben om andere levende wezens dat aan te doen, dat getuigt van hoe antropocentrisch wij de wereld hebben ingericht. Het idee dat wij mensen boven andere wezens zouden staan, en ze maar kunnen gebruiken naar ons goeddunken, druist mijns inziens tegen de boeddhistische filosofie in. We zijn allemaal levende, voelende wezens en niet afgescheiden van elkaar. De een is niet hoger dan de ander. Die zenfilosofie vind ik nog steeds geniaal.
Ik denk dat als je zo’n tijd zen hebt beoefend, het in je botten gaat zitten. Je bent er als het ware mee ingeënt. Ik mediteer helemaal niet meer op een formele manier, maar als ik bijvoorbeeld met de honden in het bos ga wandelen, dan kan het gebeuren dat ik ineens spontaan een stukje wandelmeditatie doe. Ik ben me bewust van waar ik loop en hoe ik mijn voeten neerzet. Dat zijn van die instant-momenten waarin ik heel gemakkelijk weer kan aanhaken bij mijn ervaring van de zenbeoefening.
Wat was het leukste en wat het slechtste moment in je zentraining?
Het leukste van mijn zentraining vond ik het begin. Dat we samen met de hele groep mensen die er toen was, de Noorder Poort oprichtten en het centrum vormgaven. De Noorder Poort was daarvoor een conferentie-oord en alles in het gebouw ademde die sfeer. Het was een beetje muffig. Er moest heel veel schoongemaakt, verbouwd en veranderd worden.
Zo hebben we stukje bij beetje ‘ons centrum’ opgebouwd. Er was saamhorigheid, gedrevenheid. In het Duits is daar een mooi woord voor: ‘aufbruchstimmung’, een sterke motivatie om met z’n allen iets voor elkaar te krijgen.
Ik heb daar heel erg van genoten. Er gebeurde een heleboel. Hoe gek dat ook klinkt, ik vond het daarna een stuk saaier. De zentraining, het dagelijkse leven, de retraites, dat werd op een gegeven moment een beetje een “saaie” routine, maar ja, juist dat is de zin van de training, omdat je in die schijnbare monotonie pas echt jezelf tegenkomt.
In 1998 mocht ik voor Prabhasa Dharma roshi gaan zorgen toen zij zo ziek werd. Ik heb toen een jaar bij haar in haar appartement verbleven in Marina del Rey bij Los Angeles.
Ik voelde me vanzelfsprekend heel erg vereerd dat ik uitgekozen werd, en wilde ook heel graag goed voor haar zorgen. Lastig als je als monnik enerzijds probeert om van je ego af te komen, maar aan de andere kant geconfronteerd wordt met het feit dat je ego enorm gestreeld was door die beslissing.
Een dieptepunt in mijn zentraining was in 2001. Ik kan het me nog heel goed herinneren. We hadden vakantie. Ik had een ligfiets, die had ik met financiële hulp van de sangha gekocht. Ik ben toen met die ligfiets naar Duitsland gefietst, naar mijn ouders. Ik vond dat zo fantastisch. Die tocht op de fiets, dat was het ultieme gevoel van ‘de wijde wereld in trekken’.
Ik had op de Noorder Poort heel vaak zo’n gevoel van wat ze in het Duits ‘fernweh’ noemen. Een verlangen naar weidsheid, naar ver weg. Soms zat ik naar buiten te kijken, over de landerijen om de Noorder Poort heen, en dan bekroop me dat gevoel van ‘fernweh’ heel sterk.
Maar goed, ik was dus die fietstocht aan het maken en ik genoot met volle teugen. Maar op een gegeven moment moest ik natuurlijk ook weer terug. En ik herinner me nog goed die laatste kilometers naar de Noorder Poort, het was alsof ik tegen een muur op fietste. Ik wilde niet, ik wilde gewoon niet terug. En ik zat bijna te huilen op mijn fiets.
Dat was in 2001, zoals gezegd, en dat was echt een keerpunt. Ik ben toen ook met Jiun roshi gaan praten om te kijken hoe het nou verder moest.
Waarom ben je weggegaan?
Ik denk dat ik me uiteindelijk heb geforceerd in de zentraining. Die gedrevenheid waar in het begin sprake van was, toen de Noorder Poort opgebouwd werd, dat veroorzaakte bij mij ook een soort van streven naar perfectionisme. Daarin heb ik me, denk ik, geforceerd. Ik had het gevoel in een theaterstuk te zitten waarin ik de perfecte monnik aan het spelen was. Terwijl ik natuurlijk ook gewoon een mens van vlees en bloed ben met verlangens, gevoelens en al dat soort dingen. En dan vroeg ik me af: Wanneer houdt dat nou een keer op? Wanneer ben ik nou een keer bevrijd van die tweestrijd en word ik een door en door authentieke unsui?
Prabhasa Dharma roshi , mijn zenmeester, was zo, ik noem het maar, ‘lichtgevend’. Haar aanwezigheid alleen al was genoeg. Zij had een lichtheid om zich heen, dat was prachtig. Ik had het gevoel dat ik dat nooit zou bereiken.
Ik denk achteraf dat het overlijden van Prabhasa Dharma roshi voor mij een keerpunt is geweest en uiteindelijk het afscheid van de Noorder Port en van mijn leven als voor mij ook makkelijker heeft gemaakt. Zij was toch mijn zenmeester, ook al heb ik Jiun roshi altijd zeer gewaardeerd en geaccepteerd als zenmeester. Zij had veel begrip voor mij en heeft me toen ook op een heel fijne manier gesteund om de Noorder Poort te verlaten en mijn leven in een nieuwe richting te vervolgen.