Waarom een zenmonnik zijn hoofd scheert
door Ciska Matthes
Toen ik ooit een tijdje in Dai Bosatsu verbleef, een prachtig zencentrum midden in de Catskill Mountains in upstate New York, ging ik een keer de verderop gelegen groentetuin bekijken. Deze tuin was aangelegd door een oudere Japanse meneer, die allang in Amerika woonde maar nog altijd niet helemaal vloeiend Engels sprak. In het heuvelachtige landschap was het altijd koel, er was vaak meer schaduw dan zon, en de groentetuin lag daarom op afstand van het centrum, iets lager en met iets meer zon. Het was veel werk om het land te bewerken en verzorgen, maar deze meneer werkte er bij periodes elke dag urenlang en kwam dan ‘s avonds wat eten in het Zencentrum.
Op een dag wandelde ik naar de tuin toe om hem te bewonderen. Meneer Sato (laat ik hem zo maar noemen) leidde me rond en liet enthousiast zien wat hij allemaal met de grond gedaan had, de perken en ingepakte groentebedden. Ook liet hij de oprijlaan zien die was aangelegd, een grindpad bovenop de modderige aarde. Hij wees op de kiezelstenen die nogal hoekig waren en zei “very sharp, with cars….” Ik begreep uit zijn gebaren dat de stenen alle kanten opsprongen als er een auto over reed.
Daarna pakte hij een andere kiezelsteen op, die juist mooi rond en glad was. “Like a monk’s head’ zei hij tevreden (zoals een monnikenhoofd) en tegelijk wreef hij er zacht met zijn handpalm overheen: “Nothing sticking, very smooth.”
Zo had ik het nog nooit bekeken, de kale hoofden van de Zenmonniken zo glad dat niets eraan blijft hangen…
Er zijn verhalen in de soetra’s van mensen die boos naar de Boeddha komen, omdat iemand in hun familie is ingetreden in de monnikenorde. Waarschijnlijk hadden ze andere plannen voor hun familielid. Ze maken Boeddha verwijten en gebruiken onverkwikkelijke taal. De Boeddha reageert op verschillende manieren. In één geval zwijgt hij eenvoudig, totdat de boze bezoeker uitroept: Ha, je hebt geen antwoord hè, ik heb je verslagen!
Daarop antwoordt Boeddha in verzen (ik heb deze vertaling uit een artikel van André Baets in het Boeddhistisch Dagblad):
De dwaas acht zich overwinnaar
als hij met ruwe woorden spreekt.
Maar de lankmoedigheid van iemand
met begrip, die is zijn overwinning.
Wie een boos mens met boosheid vergeldt,
die maakt het daardoor erger voor zichzelf.
Wie een boos mens niet met boosheid vergeldt,
wint een moeilijk te winnen slag.
Hij handelt in het belang van beiden,
van zichzelf en van de ander,
als hij wetend dat de ander kwaad is,
vol aandacht zijn rust bewaart.
Wie beiden geneest – zichzelf en de ander –
de mensen die hem als een dwaas beschouwen,
zijn niet op de hoogte van de Dhamma.
In een ander geval vraagt de Boeddha aan nog zo’n woedende bezoeker, of hij wel eens dingen aan de deur gebracht krijgt. Jawel, zegt die. En ben je verplicht die dingen aan te nemen als ze je tegenstaan?
Welnee, zegt de man. Welnu, legt Boeddha uit, net zo neem ik, wat je me nu komt aanbieden, niet aan. Het blijft van jou.
Zo begrijpen deze mensen, die de Boeddha met hun woorden aanvallen, dat hij niet meegaat in hun emotie, maar zijn kalmte geheel bewaart – en daarmee kalmeert hij hen ook, ze vinden geen bodem voor hun agressie, en komen uiteindelijk tot rust.
Is dat niet wat het gladde hoofd van een monnik symboliseert? Een geest waarin dingen niet blijven haken, wat voor verwijten je ook worden gemaakt. Zelfs als binnenin je, in je eigen geest, boze gedachten opkomen, zou je ze moeten laten wegglijden, geen bodem bieden. Want boos en kwaadaardig te zijn zal je nergens brengen, je geen vrede en rust geven.
Beter is het een ruime, kalme geest te hebben waarin de dingen gewoon voorbij gaan, wat ze ook zijn. Zodat je je nergens aan hecht en nergens tegen verzet. Als een eindeloze hemel waar de wolken doorheen waaien, waar de regen valt en opdroogt zonder enige hindernis.
Dit stuk is eerder gepubliceerd op de site van Ciska, zie hetoogvandeorkaan.nl/blog