Guido Enthoven (1962) is voorzitter van het bestuur van de Noorder Poort. Hij studeerde rechten in Leiden en promoveerde in 2011 op de informatierelatie tussen regering en parlement met het proefschrift ‘Hoe vertellen we het de Kamer.’ Hij houdt regelmatig lezingen en publiceerde ruim 150 artikelen in diverse kranten en vakbladen. In 1991 begon hij samen met anderen de Nationale Ideeënlijn en kort erna richtte hij het Instituut Maatschappelijke Innovatie (IMI) op. Hij opereert op uiteenlopende terreinen zoals open overheid (transparantie, open data), nieuwe democratie (burgerparticipatie) en functiecombinatie in het landelijk gebied (nieuwe natuur en tiny houses). In het beoefenen van zen vindt Guido rust en inspiratie. Vanaf het begin is hij nauw betrokken bij de Noorder Poort.

Steeds weer met zen beginnen
Threes Voskuilen spreekt met Guido Enthoven
Vlak bij het station in Wezep, in restaurant de Zeven Heuvelen, zit het stampvol en ik vraag me af hoe dat moet: een interview afnemen in dit geroezemoes. Maar als Guido arriveert met in elke hand minstens twee tassen, lukt het uiteindelijk om in een ruimte boven een rustiger plekje te veroveren. Er is daar zelfs niemand meer als we met een klein twaalf uurtje uit het lunchmenu beginnen aan het interview voor ZenLeven.
Hoe ben je met zen in aanraking gekomen?
Op de Theresiahoeve kwam ik voor het eerst in aanraking met zen. Ik ben daar toen drie maanden geweest. In die maanden heb ik Prabhasa Dharma roshi1 en Udaka, nu Jiun roshi2, leren kennen. Dat was in 1987, ik was 24 jaar en had net mijn vervangende dienstplicht achter de rug op het wetenschappelijk bureau van de EVP, de Evangelische Volkspartij, die later opging in GroenLinks. De voorzitter van het wetenschappelijk bureau, Pim Kroon, wees mij op het bestaan van andere wijsheidsbronnen, zoals de Bhagavad Gita en Tao Te Ching. Ik las veel en verdiepte me in de boeddhistische psychologie, die me erg aansprak. Daarmee bedoel ik de manier waarop er gekeken wordt: dat alles stroomt, dat er geen vaste kern is, en dat het ‘ik’ misschien meer een construct is dan een vast iets. Het was een soort intuïtief herkennen. Ik was jong en wist van de wereld nog niet zoveel af. Ik had zelfs de gedachte om monnik te worden en dat was voor mij wel wild in die tijd, want ik had ook vrienden en vriendinnen. Maar het monnik zijn trok me wel.
Wil je iets vertellen over je achtergrond?
Ik kom uit een tuindersgezin in het Westland.
We waren met zes kinderen, twee zussen en vier broers, daarvan ben ik de derde. We zijn tamelijk klassiek opgevoed, met hard werken door de week en stevig uitgaan in het weekend. Ik heb daar goede herinneringen aan. Mijn ouders zelf zijn heel katholiek opgevoed, maar gaandeweg zijn zij daar wel losser van komen te staan. Mijn vader is inmiddels 96 jaar en werkte tot op hoge leeftijd mee in het bedrijf waar geraniums worden gekweekt.
Ik luister vaak klassieke muziek, veel componisten zijn beïnvloed door het katholicisme. Als twaalfjarige zong ik in het koor Deo Sacrum. Dat koor timmerde flink aan de weg en organiseerde reizen naar Hongarije en Rome. In Rome hebben we tijdens een audiëntie, waar duizenden mensen waren, nog voor paus Paulus VI gezongen. Na het VWO en de HEAO heb ik gereisd en gewerkt, ik plukte sinaasappels in Israël, tabak in Canada en zette glas in Californië.

Nadat ik in 1992 mijn rechtenstudie in Leiden had afgerond richtte ik samen met vrienden de Nationale Ideeënlijn op en dat werd heel serieus. Mensen konden bellen en schrijven met alle mogelijke ideeën. We kregen veel publiciteit, hadden op primetime zelfs een serie op de televisie bij de NCRV, waarin kijkers werden opgeroepen om met ideeën te komen over veiligheid, onderwijs, huis, tuin en keuken, mobiliteit en nog veel meer. Er kwamen duizenden ideeën binnen, maar het lukte niet goed om de ideeën echt te laten landen en uit te werken. Dat is ook lastig; iets moet goed aansluiten op een lopende beleidsagenda, maar dat wisten we toen nog niet. Ook financieel hebben we het niet kunnen redden.
Vervolgens heb ik IMI opgericht, het Instituut Maatschappelijke Innovatie. Mijn fascinatie voor ideeën kon ik daar heel goed in kwijt en die fascinatie is ook gebleven. Daarover heb ik later een historische roman geschreven: De revolutie ligt op schema. Het verhaal speelt zich voor een deel af in het Frankrijk van na de Franse Revolutie en gaat over een groep mensen die een wetenschap der ideeën wilden ontwikkelen.
Hoe was die eerste ontmoeting met Prabhasa Dharma, op de Theresiahoeve?
Prabhasa Dharma roshi maakte veel indruk op mij en de herinnering aan haar is mij heel dierbaar. Zij was een buitengewone en bijzondere vrouw; bijna van een andere wereld. Misschien was dit jongensachtig idealiserend, maar de manier waarop ze sprak, de rust die ze uitstraalde, de wijsheid, het was bijzonder. Ze nam me mee in een wereld die ik niet kende maar die me wel raakte. Ik heb daarna tien jaar lang vaak jaarlijks één of twee sesshins bij haar gedaan. Met Jiun roshi, die daar altijd ook bij was, kon ik het snel goed vinden; zij is voor mijn gevoel aardser, diep geworteld.

Hoe zag die wereld die je niet kende eruit?
Het is moeilijk om daar woorden aan te geven. Het was voor een deel een oude, mij onbekende wereld, met de verhalen van de oude meesters en over het oude Japan, het oude China, India, over Bodhidharma en noem maar op. Het was de manier waarop Roshi een koan behandelde, de teisho’s, en hoe ze over meditatie sprak. En voor een deel was het juist ook dat ze me direct raakte van hart tot hart en van mind tot mind met de dingen die ze vertelde of zag, die ze meegaf. Juist die combinatie vond ik zo bijzonder.
Over Roshi heb ik ook wel gehoord dat ze heel streng kon zijn, herken je dat?
Ja, op een bepaalde manier wel. Ik heb haar wel eens narrig meegemaakt, ze was ook een echt mens met alle dingen die daar bijhoren. Ik weet nog goed dat ik als jongeling regelmatig een beetje ingewikkelde theorieën zat op te hangen en dan zwaaide ze met haar stok en zei ze: “Consider yourself beaten with my stick”, en eigenlijk verdiende ik dat ook met die praatjes. Dan zat ik dingen te vertellen tijdens een dokusan of op een ander moment, waarvan zij wist en vond, die wijsneus heeft teveel in de boekjes gezeten, ga nu maar eens gewoon op je kussentje zitten. Dat heb ik wel onthouden. Voor mij was dat niet streng, want het klopte gewoon.
Is er een tijd geweest dat je minder op de Noorder Poort was?
Ja, maar het was nooit zo dat ik niet meer betrokken was. Zoals nu zit ik regelmatig op mijn kussentje, maar het aantal sesshins de afgelopen vijftien jaar is op een hand te tellen. Ik weet niet wat dat is en heb het er wel eens met Jiun roshi over gehad. Zij zei: ‘Dat heb je soms zo in fasen, iedereen heeft z’n eigen ritme.’ Dit stelde mij weer gerust. Ik zit graag elke week een paar keer en soms ook elke dag twee keer. Geen sesshins doen heeft te maken met een druk leven, kinderen, en samen op vakantie gaan. Dat zijn ook keuzes en dat is goed.
Streef je het na om meer te zitten?
Ik merk als ik een week niet zit, dat dat niet goed voor mij is. En ik wandel regelmatig alleen, als een vorm van meditatie. Het zitten en wandelen is niet meer helemaal te scheiden. Vroeger kon ik in vergaderingen volledig weggezogen worden en er verder niet meer zijn, dan was ik een soort pratend hoofd, al ging dat ook nog best wel goed. Dat is nu anders, ik kan ook echt m’n adem voelen tijdens vergaderingen. Er zit wel een beetje een spanningsveld tussen alle dingen die ik doe en het leven als monnik of boeddhist. Ik vind veel dingen interessant en in psychologische termen voed ik de hele dag door mijn ‘discriminating mind’. Daar verdien ik mijn geld mee en sterker nog, dat vind ik echt leuk. Taxonomieën, de ordening van soorten, categoriseren. Het staat een beetje op gespannen voet met zen, of misschien ook niet, al is het wel een ander type activiteit, dan het denken, of niet denken vanuit one mind, vanuit het geheel.
Waarom is het eigenlijk nodig om te mediteren, om op dat kussen te gaan zitten?
Een paar dingen komen bij me op. Het is een vorm van geestelijke hygiëne. Zoals je je lichaam reinigt, zo is het goed om periodiek je geest te reinigen. Roshi zei in dit verband wel: ’Het is zoiets als tanden poetsen.’ Het is niet de goede uitdrukking maar je hoofd slibt als het ware dicht, de gedachtentrein wordt steeds door het leven gevoed, of je nu leest, met mensen praat, een serie kijkt of wat je dan ook maar ook doet. In mijn werk wordt die trein nog extra gevoed door de verschillende projecten, waardoor het des te belangrijker is om tot rust te komen. Als je de gedachten stopt, of op z’n minst ernaar kijkt, dan wordt het langzaam helderder. Dat is de behoefte die er achter zit. Daarnaast weet ik het gewoon niet. Ik heb wel het gevoel, de intuïtie, dat achter die behoefte nog veel meer schoonheid is, die het waard is om te blijven zoeken en te blijven vinden.

Ben je bezig of bezig geweest met een begrip als verlichting?
Dat vond ik vooral in het begin wel interessant, maar nu ben ik daar niet meer zo mee bezig. Ik heb wel bepaalde ervaringen gehad, maar wanneer is iets een verlichtingservaring en hoe duurzaam is dat? Ik zie het nu veel meer als een proces van wakker worden, wakker zijn, wakker blijven, helder zijn en blijven. Meer een wordingsproces dan een zwart-wit, wel of niet verlicht. Ik voel me vooral ook een eeuwige beginner met een verwijzing naar Suzuki’s ‘Zen Mind, Beginner’s Mind.’ Het heeft iets moois, het telkens opnieuw beginnen en het telkens weer nieuwsgierig zijn, ook in het zitten zelf en naar wat daar gebeurt.
Je bent al heel lang bij de Noorder Poort betrokken.
Ja, dat is zo, ik was samen met nog een aantal mensen betrokken bij het eerste brainstormen over een nieuw centrum en zat destijds ook in het eerste bestuur van de Noorder Poort. De allereerste statuten waar ik als jurist mee bezig was heb ik nog altijd ergens liggen.
Kun je iets zeggen over de relevantie van de Noorder Poort als instituut, juist nu in de maatschappelijke dynamiek van deze tijd?
Voor mij is het een soort baken van rust en wijsheid in deze tijd die buitengewoon hectisch, onrustig, onwijs en gefragmenteerd is. Dat staat bijna tegenover de heelheid van de Noorder Poort. De warmte, de gastvrijheid, het verankerd zijn in een traditie, het is zo anders dan de waan van de dag. Het is als ik er over nadenk, zelfs bijna tegenovergesteld aan de politieke, maatschappelijke dynamiek, die zo onrustig, zoekend en gepolariseerd is. In die zin heeft de Noorder Poort voor mij in ieder geval een functie als baken van rust, en naar wat ik hoor in de sangha is dat op een of andere manier voor veel mensen zo. Bij mij werkt het door in mijn dagelijks leven. Voor een deel is dat geïnstitutionaliseerd in de Noorder Poort, maar het komt ook door de ontmoetingen met Prabhasa en Jiun roshi. Ik zou wensen, dat iemand als Jiun roshi een grotere maatschappelijke rol zou kunnen spelen, maar geen idee hoe, of waar. Maar meer van dit soort mensen in bijvoorbeeld de Tweede Kamer, een volledig ander arena, dat zou heel mooi zijn. Gelukkig is het land waar meer wijze mensen in de volksvertegenwoordiging zitten. Overigens voor de goede orde, daar zitten ook wijze mensen, hoor. Voor mijn proefschrift ‘Hoe vertel ik het de kamer’, heb ik zo’n tachtig Kamerleden geïnterviewd. Daar zitten heel veel, heel oprechte mensen.

Is de Noorder Poort eigenlijk niet wat klein gebleven?
Nou klein, het is een levend en bloeiend centrum. Er zijn genoeg centra die gestart zijn met groter worden, die na 7 of 12 jaar weer zijn verdwenen. Dus in die zin vind ik het bewonderenswaardig dat die oorspronkelijke ziel en spiritualiteit erin zit. Jiun roshi vindt met goede redenen dat de Noorder Poort zich moet concentreren op waar het voor bedoeld is, namelijk dingen doorgeven in die lange traditie van zen. Het is niet een conferentiecentrum waar je dingen organiseert met mensen uit de hoek van het hindoeïsme of het christendom of wat dan ook om verschillende geloven bij elkaar te brengen. Ik weet wel dat Jiun roshi af en toe op dat soort conferenties gevraagd wordt en daar ook inleidingen houdt. Daar staat ze wel voor open, maar voor de Noorder Poort als zodanig bewaakt ze de identiteit en dat is denk ik ook goed.
Er zit geen verlangen naar expansie in?
Daar moet ik over nadenken. Jiun roshi is de spiritueel leidster, die geeft als zodanig de richting aan en in die zin ben ik letterlijk volgend en dat voelt voor mij goed. Ik weet niet hoe ik me zou voelen in een groter centrum met nog drie bijgebouwen en nog vier slaapzalen, waarin elke twee weekenden een grote conferentie zou zijn. Dat zou ik niet fijn vinden. Maar ik aarzel ook bij je vraag, want ergens zit er ook iets van een dominee in mij. Vandaar al die artikeltjes die ik schrijf over hoe het allemaal anders en beter kan. Dat zit in mij, maar dat zit niet in het boeddhisme, dat weet ik. Dus dan is het minder passend om van de daken te gaan schreeuwen dat mensen naar de Noorder Poort moeten komen. Als het zo ter sprake komt dan is dat goed, maar ik ben ook niet van de school van zieltjes winnen. Ik denk wel dat het goed zou zijn voor de wereld als er meer mensen regelmatig op het kussentje zouden gaan zitten.
En als de Noorder Poort in de Ster-reclame zou zitten?
Dat zie ik niet zo voor me. Ik heb wel eens gedacht – maar dat is weer iets anders – dat het heel goed zou zijn als er meer gemeenschappelijke ervaringen waren van schoonheid en wijsheid. Het zou toch mooi zijn als in het NOS journaal elke dag – al is het maar twee minuten – iets gebeurt dat mensen raakt van hart tot hart; daar kijken toch al gauw een miljoen mensen naar.
Beschouw jij jezelf als boeddhist, zenboeddhist?
Ja, aarzelend, want ik vind het niet fijn om in een vakje geduwd te worden. Ik heb nooit de geloften genomen3 en heb ook geen boeddhistische naam en daar voel ik me voorlopig goed bij. Maar er is ook de aarzeling, want ik voel me verbonden met Jiun roshi, de sangha en de zentraditie, en alles wat daarbij hoort. Dat linkt misschien ook wel aan dat katholieke, het tot tranen toe geroerd zijn als ’s ochtends op die gong geslagen wordt. Het is zo mooi. Begin januari zit ik nu al een aantal jaren een paar weken op de Noorder Poort en het is altijd een warm bad. De mensen die er wonen mag ik heel graag. Het samen eten, de zorg die aan de maaltijden besteed wordt, het samen reciteren, de teksten, de geluiden, de stilte, die dingen, daarin schuilt een soort afgrondelijke schoonheid.
- Prabhasa Dharma roshi werd in die tijd door haar leerlingen kortweg Roshi genoemd. In dit interview wordt ze soms ook zo aangeduid. ↩︎
- In de rest van dit interview gebruiken we de naam Jiun roshi, omdat jullie als lezers haar onder die naam kennen. ↩︎
- Het belangrijkste van een gelofteceremonie is dat je uitspreekt je te willen houden aan de tien boeddhistische leefregels. In die ceremonie neem je ook toevlucht en word daarmee formeel boeddhist. ↩︎